Column | Ismail Kadare schreef over een hel bevolkt met nachtmerries die de gedaante van mensen hebben aangenomen

Als een van je favoriete schrijvers dood gaat, besef je ineens dat je nooit meer iets nieuws van hem of haar zult lezen. Ik had dat met Philip Roth, van wiens boeken ik tot en met zijn laatste roman, Nemesis, genoot. Ik had het met de Oostenrijkse schrijfster Lida Winiewicz met wie ik over het Wenen van de Tweede Wereldoorlog kon praten. Ik had het met Bohumil Hrabal met wie ik zo graag een avond bier had willen drinken. En nu heb ik het ook met de Albanese schrijver Ismail Kadare, die maandag in Tirana aan een hartaanval overleed, 88 jaar oud.

Met Kadare is iets bijzonders aan de hand. Want omdat ik geen Albanees lees, moet ik het doen met de vertalingen van Roel Schuyt. En het geluk wil dat hij onlangs twee van zijn romans, Een breuk in april en Het Dromenpaleis, opnieuw heeft vertaald. Daardoor heb ik het gevoel postuum nieuwe boeken van Kadare te kunnen lezen, zozeer verschillen die nieuwe edities van hun voorgangers.

Het Dromenpaleis heeft een bijzondere geschiedenis. De roman verscheen in 1981 voor het eerst, maar werd een jaar later door de Schrijversbond van Albanië fel bekritiseerd. Het boek werd hierna verboden, omdat de autoriteiten er allerlei toespelingen in lazen op de dictatuur van Enver Hoxha. Pas na de val van het communisme verscheen het opnieuw, maar nu had Kadare er allerlei passages in geschrapt of aan toegevoegd.

Op zich was dat verbod niet zo vreemd. Want het dromenpaleis kon je gemakkelijk zien als een metafoor van Hoxha’s geheime politie, die in Albanië alles en iedereen in de gaten hield. Zo bestuderen in een enorm gebouw in het Istanbul van het einde van de negentiende eeuw honderden volgzame functionarissen van de Ottomaanse sultan de dromen van zijn onderdanen. Dagelijks worden die in alle delen van het rijk verzameld en genoteerd. Op die manier hoopt de sultan zijn tegenstanders op tijd te kunnen uitschakelen. Maar als op een dag een bedreigende droom door de afdeling Interpretatie glipt, is dat het begin van een drama voor de vooraanstaande familie van de hoofdpersoon Mark-Alem.

Om me opnieuw in Kadare te verdiepen herlees ik Piet de Moors essay Een masker voor de macht en besef ik hoezeer de literatuur uit de Balkan, Oost- en Midden-Europa en Turkije op elkaar lijkt. Want of je nu Ivo Andric, Georgi Gospodinov, László Krasznahorkai, Orhan Pamuk, Christos Chomenides, Slobodan Snajder of Ismail Kadare leest, al hun boeken zijn in wezen te herleiden op de tragedies van Aischylos en Shakespeare.

Ook lees ik dat in Kadares autobiografische roman Kroniek van de stenen stad een dromenboek in de kast van het huis van zijn familie staat en de schrijver als kind bij zijn oom Macbeth ontdekt. In zijn andere autobiografische roman De schemering der steppengoden vertelt een Griekse communistische partizaan, die naar Albanië is gevlucht, hoe na afloop van de Griekse Burgeroorlog in 1949 de afgehouwen hoofden van zijn kameraden door hun tegenstanders in ijskasten werden bewaard om de plattelandsbevolking af te schrikken.

Op grond hiervan beschrijft De Moor Kadares wereld als ‘een hel bevolkt met nachtmerries die de gedaante van mensen hebben aangenomen.’ Over die hel gaat bijna alle grote literatuur, alsof die vooral bedoeld is om onze angsten te bezweren.