Column | In Frankrijk waren liefde en seks de beste middelen om macht te verkrijgen

De openingsceremonie van de Olympische Spelen in Parijs overtuigde me opnieuw van de rijke Franse geschiedenis. Ook omdat Céline Dion er met haar vertolking van Edith Piafs Hymne à l’amour nog eens aan toevoegde dat die geschiedenis nauw verbonden is met liefde en seks. En aangezien ik op mijn zestiende op het Franse platteland in de liefde ben ingewijd, besloot ik Toujours l’amour. Liefde, lust en bedrog in Frankrijk door de eeuwen heen van Henk Steenhuis te lezen.

Die titel is enigszins misleidend. Want ondanks dat liefde, lust en bedrog de rode draad in dat boek zijn, is Toujours l’amour vooral een cultuurgeschiedenis van het Franse huwelijkse leven vanaf de zestiende eeuw tot aan het presidentschap van Macron. En aangezien de in 2018 overleden Leidse historicus H.L Wesseling geen nieuwe boeken over Frankrijks verleden meer kan publiceren, is het een genoegen om deze met verfijnde ironie geschreven nieuwe geschiedenis te lezen.

Steenhuis begint zijn verhaal met een uitleg van de kunst van het verleiden. Hij haalt daarbij kenners aan die ‘de weg naar de vrouw’ vergelijken met een bordspel, waarbij de man de nodige hindernissen moet overwinnen om zijn doel te bereiken. De onbetwiste kampioen van alle verleiders is Lodewijk XIV, die niet alleen mooi en galant was, maar ook onstuitbaar als het om vrouwen ging, ook al waren ze pubers .

Het hofleven met zijn intriges speelt in Steenhuis’ verleidingscircus een grote rol. Zo probeerde de vader van Markies de Sade aan het hof van Lodewijk XV machtige, getrouwde vrouwen te verleiden, die hem hoge posities konden bezorgen. Het kostte hem zijn fortuin. Ook in de salons van de adel kon je hogerop komen. Je werd er gekeurd en gekoppeld, huwelijkstrouw was schaars, bedrog een subtiele bezigheid. Vrouwen waren de baas.

Die salons bestaan in een andere vorm nog altijd. Zo organiseerden Emmanuel en Brigitte Macron, toen ze hun zinnen op het presidentschap hadden gezet, regelmatig twee diners op een avond om invloedrijke gasten te paaien. Met succes.

De bourgeoisie, die na de revolutie van 1789 opkwam, hield er vergelijkbare mores op na. Al was de speelsheid van de adel verdwenen en gold het huwelijk in het vervolg vooral als een financieel contract, waarbij de vrouw geen enkele zeggenschap had. Volgens de 19de-eeuwse historicus Jules Michelet heerste in huwelijken van de bourgeoisie dan ook vaak een ‘opmerkelijke kou’.

Tegelijkertijd kwam aan het einde van die 19de eeuw de crime passionel op. Uitgebreid vertelt Steenhuis over de vrouw van minister van Financiën Cailloux, die in 1914 de hoofdredacteur van Le Figaro doodschoot, omdat hij haar mans liefdesbrieven aan een eerdere echtgenote had gepubliceerd. Ze werd vrijgesproken, want ze had gehandeld uit liefde.

Heerlijk is ook het hoofdstuk over premier Clemenceau, die Frankrijk niet alleen de overwinning in de Eerste Wereldoorlog bezorgde, maar ook zo’n 800 maîtresses versleet. Aan het einde van zijn leven ontleende hij nieuwe levenslust aan zijn platonische verhouding met een getrouwde vrouw. Dagelijks schreven ze elkaar erotische liefdesbrieven. Het was verleiding op papier ten top. De door Steenhuis even uitvoerig behandelde amoureuze escapades van pathologische bosneukers als de presidenten Mitterrand en Chirac waren er niets bij.