Column | Ik voel weinig aandrang om te schrijven over de geprivilegieerde wijk waar we nu een paar weken wonen

Ik ben al een paar keer aangeklampt door buurtbewoners met de vraag wanneer ik over het leven in de geprivilegieerde wijk waar we nu een paar weken wonen ga schijven. Een oud-hoofdredacteur van een tijdschrift, in een vorig leven buitte hij me uit voor 30 cent per woord, zei: „Wij kunnen hier wel tegen een stootje.”

‘Nou, dat kun je niet’, was de eerste gedachte.

Mijn reputatie van notoire mopperpot was me vooruitgesneld. Ik kon eigenlijk alleen nog maar meevallen, wat mij betreft het ideale startpunt voor sociale interactie.

Ik voel nog weinig aandrang, want het bevalt me uitstekend aan deze kant van het lint. Ik heb hier meer belangstelling voor de aangelijnde beesten dan ik in Wormer voor de mensen had.

Onverwachte meevaller, die ik omdat iedereen er zo duurzaam doet niet had verwacht in Amsterdam: al het afval kan weer in zo’n heerlijke, ouderwetse grijze zak waarvan ik dacht dat ze waren afgeschaft, behalve de groenresten en ons slachtafval.

In de cafés liggen kranten en in de supermarkten verkopen ze blauwe bessen die niet spontaan openspringen als je ze aanraakt. Ik zwaai me helemaal kapot naar collega’s uit de mediawereld en alle hele of half bekende mensen.

De lagere school kent vier uitgangen, de ouders staan ordentelijk opgesteld, ze praten me bij over hun deadlines en projecten. Ik ben niet meer de oudste vader, bij lange na niet zelfs. Elk signaal van de dochters wordt opgepikt door hoog sensitieve juffen.

Toen we met de andere nieuwe ouders/verzorgers op de binnenplaats van school waren uitgenodigd zodat ook wij konden wennen vroegen ze niet of ik koffie wilde, maar wat voor koffie.

Bij de speeltuinen wordt koffie verkocht, er staan werktafels voor zzp-ouders. We gingen naar een ruraal terrein waarvan ze een doe-land voor kinderen hebben gemaakt. Ze maakten er met hamers en spijkers houten constructies, je zag ze alleen terug als ze honger of dorst hadden. Dan dronken ze ‘vlierbes’ of een ander door vrijwilligers geperst sap. Met een troep andere ouders liep ik in optocht over het bruggetje om de bouwsels te inspecteren, ze hadden met elkaar in een dag een sloppenwijk gebouwd.

Twee dagen geleden toch nog een rimpeling in de vijver: mijn fiets met drie versnellingen was uit de voortuin gejat. Dat gebeurde in Wormer dan weer niet. De medewerker van de fietsenwinkel, hij woont in Assendelft, zei dat fietsendieven het hier ondanks alle sloten makkelijker hebben dan daar. „Als ze je hier betrappen, weet je tenministe zeker dat je het overleeft.”

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column