Column | Ik betreur de brand bij het kippenslachthuis zeer

Ik vind het toch knap van Dick Schoof dat hij zich op de valreep nog weet te plaatsen in de annalen der misselijkmakende uitspraken gedaan door Nederlandse politiek leiders. „Ik betreur het dat Israël de noodzaak zag om dit te doen” zei hij nadat Israël Iran had gebombardeerd.

Na Rutte’s non-actieve herinneringen en Yesilgöz’ nareis op nareis hebben we nu een knap zinnetje voor als onze vriendjes twijfelachtige dingen doen, zoals het internationale recht schenden. Dubieuze uitspraken van leiders raken snel ingeburgerd onder het volk. Post-Rutte zegt wie zijn daden onder het tapijt wil vegen: ‘daar heb ik geen actieve herinneringen aan.’ Scholieren roepen waarschijnlijk ‘nareis op nareis!’ als ze door de mand vallen met een door AI gemaakt werkstuk. Dan wordt aan hun valsspelen geen consequenties verbonden en mogen ze opnieuw een werkstuk inleveren. Als dat gigantisch mislukt, mogen ze het weer proberen in oktober. Alles vergeten en vergeven, geen actieve herinneringen.

Dankzij Schoof kunnen we nu als een vriend zijn vrouw van het balkon gooit, buurtgenoten doodschiet of zijn drugsafval in een bos dumpt, zeggen dat we het onwijs betreuren dat hij zich daartoe genoodzaakt heeft gezien.

Ik wilde net op onwijs betreuren oefenen toen ik een foto kreeg toegestuurd met daarop geparkeerde vrachtwagens in een vuurzee. „Weet jij hier iets van?” schreef afzender H. met een knipoog-emoticon. Volgens het artikel bij de foto waren bij kippenslachterij Plukon negen vrachtwagens in brand gestoken. Op het terrein was het teken van Animal Liberation Front gespoten.

Vorig jaar schreef ik een roman waarin activisten precies dat doen: ze steken vrachtwagens van een slachthuis in brand, plus het hele slachthuis, en ze spuiten het ALF-teken op een muur. Er kwam een bericht van mijn uitgever binnen: „Waar was jij in de nacht van zaterdag op zondag?”. Knipoog-emoticon en een link naar een ander nieuwsbericht met dezelfde brandende vrachtwagens.

In een flits zag ik mezelf tegenover twee rechercheurs zitten en uitleggen dat mijn roman fictie was. Dat ik de personages de modus operandi van het ALF had aangemeten. Dat je de richtlijnen daarvoor online kunt vinden: geen slachtoffers maken, wel de spullen onklaar maken en ergens ‘ALF’ op spuiten. Dat ik dat niet zelf heb bedacht maar alleen in fictie opnam wat in de werkelijkheid al gaande was.

Minister Wiersma tweette over de brand: „Wanneer overtuigingen gepaard gaan met geweld spreken we van extremisme.” Zeven sectororganisaties noemden het geweld tegen Plukon terrorisme.

Die weerzin in de sector tegen geweld vind ik opvallend. Het hele slachtwezen draait immers op geweld, weliswaar tegen andere diersoorten dan de onze, maar geweld desalniettemin. Er wordt daar onthoofd, geplukt, ontveld en ontbeend. Dieren worden er vergast, geëlektrocuteerd, onthoornd en doodgeslagen. Geweld is voor het slachtwezen wat kerosine is voor de luchtvaart. De afkeur kan niet tegen het geweld zelf zijn, waarschijnlijk wel tegen de illegaliteit daarvan.

Na het derde bericht: „He! Iemand heeft de instructies uit je boek opgevolgd!” – lachende emoticons – heb ik de oppas van de hond gebeld. Mocht ik onverhoopt mee moeten naar bureau, dan is dat in ieder geval geregeld. Toch wil ik via deze weg zeggen: geachte rechercheurs, ik heb niks te maken met die brand bij Plukon. Ik ben maar een eenvoudige romanschrijver. Als uit het sporenonderzoek blijkt dat activisten van het ALF de vrachtwagens van de kippenslachter in brand hebben gestoken, betreur ik ten diepste dat zij zich daartoe genoodzaakt zagen.

Carolina Trujillo is schrijfster.