Column | Hoe een boekwinkel je leven kan redden

Michel Krielaars

Om een paar uur aan het algemene wereldleed te kunnen ontsnappen, reis ik in mijn studeerkamer naar het Zuidereiland in Nieuw-Zeeland. Daar speelt zich De boekwinkel aan het eind van de wereld af, het relaas van Ruth Shaw over haar nering en haar bewogen leven. Aangezien ik diep in mijzelf een boekhandelaar ben, lees ik zulke verhalen graag. Zo verslond ik een paar jaar geleden Petra Hartliebs Mijn geliefde boekhandel, waarin zij liet zien hoe haar kleine boekhandel in Wenen wist te overleven dankzij het opzetten van een eigen online-besteldienst. Ook smulde ik van Dagboek van een boekverkoper van Shaun Bythell, die het verhaal vertelt van iemand die met daadkracht en geluk een klein antiquariaat uitbouwde tot het grootste boekenparadijs van Schotland.

Van zo’n succesverhaal wijkt Ruth Shaw af, al was het alleen maar omdat zij maximaal 1250 boeken kan herbergen op de planken van haar drie kleine boekwinkeltjes in een afgelegen dorp met nog geen 230 inwoners. Wel staat De boekwinkel aan het eind van de wereld vol anekdotes over haar excentrieke klanten. Een daarvan gaat over een bejaard echtpaar, dat geen tijd wil verspillen aan het lezen van matige boeken. Daarom hebben ze een systeem bedacht: zij leest de eerste honderd bladzijden van een boek en hij de laatste. Daarna praten ze erover en vullen ze het stuk ertussen zelf in.

Ruth Shaw vertelt niet alleen over haar tijd als boekhandelaar, maar ook over haar leven daarvoor. En dat deel van De boekwinkel aan het eind van de wereld leest als een roman van een jonge vrouw die door het noodlot achtervolgd wordt, maar alsnog haar geluk vindt. Op haar vijftiende, in 1963, is ze na afloop van een dansavond door een jongen verkracht en zwanger geraakt. Om een schandaal te vermijden sturen haar ouders haar naar een oom en tante in de grote stad. Daar bevalt ze van een zoontje, dat ze voor adoptie moet afstaan. Als ze ook nog eens niet mag trouwen met de man van wie ze houdt, omdat hij niet katholiek is, vlucht ze uit haar vertrouwde wereld. Ze werkt een paar jaar als verpleegster bij de marine, kookt voor een priestercongregatie, verdient bij met illegaal kaartspelen.

Tijdens een van haar avonturen leert ze in Australië een man kennen van wie ze opnieuw zwanger raakt. Maar alsof ze geabonneerd is op het noodlot, verongelukt die man en sterft haar kind ruim 13 uur na zijn geboorte aan een bloedziekte.

Shaw vertrekt hierop naar Nieuw-Guinea, waar ze in een raciale klassenmaatschappij belandt. Haar enige geluk haalt ze uit haar boottochten over de Aziatische zeeën, hoewel ze op een daarvan door piraten wordt beroofd. Ook ontleent ze bevrediging aan haar samenwerking met een vrouwelijke chirurg met wie ze als een mobiel artsenduo door Nieuw-Guinea reist om de armen te helpen.

Als die periode voorbij is, keren de tranen over haar twee verdwenen kinderen terug. Pas na een zelfmoordpoging, een belabberd huwelijk, het runnen van een varkensfokkerij en haar tijd als jongerenwerker in Sydney, belandt haar leven weer op de rails. Met als gevolg dat ze haar eerste liefde en haar geadopteerde zoon terugvindt. Wat een leven!

Het mag een wonder heten hoe Shaw al dat leed te boven is gekomen. Voorlopig troost ik me er maar mee dat het door die boekwinkeltjes en haar zonderlinge klanten komt.