Column | Het ondernemersklimaat gaat eraan!

Column Bedrijven voelen de pijn van politieke maatregelen, maar ze worden óók gepamperd, ziet Marike Stellinga.

Illustratie Leonieke Fontijn

Loont het nog om te ondernemen in Nederland? Kan je hier nog een bedrijf runnen of wordt de gemiddelde bedrijfsbaas inmiddels horendol van de wisselvallige stemming in de politiek?

De lobby van bedrijven klaagt. Een greep: het bedrijfsleven wordt al jarenlang gebruikt als pinautomaat. Maak de economische motor niet kapot. Er is stabiel overheidsbeleid nodig. Aldus VNO-NCW en MKB Nederland.

Concrete recente klachten: het minimumloon gaat al fors omhoog, maar de Tweede Kamer deed er na Prinsjesdag nog een schep bovenop. En verhoogde plots een aantal belastingen voor bedrijven, zoals de bankenbelasting en een belasting op aandeleninkoop.

Nu komt daar nóg een belastingverhoging bij. Vorige week stemde de Kamer voor een plan van Pieter Omtzigt om het belastingvoordeel voor buitenlandse werknemers (expats) te versoberen. Alleen de VVD stemde tegen. Opnieuw verbijstering. De versobering zou Nederland minder aantrekkelijk maken voor talent.

Zijn de klachten terecht? Wordt Nederland minder aantrekkelijk voor bedrijven? Dat is moeilijk te beantwoorden. Het ene bedrijf is het andere niet. Met de winsten gaat het over het algemeen best goed. Donderdag nog kondigden ING en Shell aan voor miljarden euro’s aan eigen aandelen op te kopen. Dat doe je als je geld te veel hebt. Maar dat wil niet zeggen dat het overal goed gaat. Vooral in de energiesector en de financiële sector verhoogden bedrijven hun winstmarges.

Wat het ook moeilijk maakt: het vestigingsklimaat is een breed begrip. Alle omstandigheden in een land bepalen het: hoeveel belastingen mensen en bedrijven betalen, hoe goed de overheid georganiseerd is, hoe hoog opgeleid de bevolking, hoe sterk het vertrouwen, hoe goed de wegen en het openbaar vervoer.

De overheid pampert gevestigde bedrijven nog altijd te veel

Het is veel te simpel om te zeggen: de belastingen en het minimumloon gaan omhoog, nu is ons ondernemersklimaat naar de knoppen. Vergelijk bijvoorbeeld België en Nederland. Een industrieconcern met vestigingen in beide landen die één van de twee moet sluiten, moet van alles afwegen: in Nederland zit het elektriciteitsnet vol (bemoeilijkt vergroenen) en in België wordt het salaris van werknemers automatisch verhoogd met de inflatie (verhoogt de kosten). Zegt u het maar.

In internationale ranglijstjes, die het ‘klimaat’ voor bedrijven proberen te vangen, staat Nederland in de toptien. We zakken wel wat. Waar we goed op scoren: kwaliteit van leven, hoogopgeleide bevolking, goede infrastructuur. Waar we minder op scoren: een gunstig belastingklimaat. Die lijsten zijn wel van vorig jaar.

De zorgen over het ondernemersklimaat gaan dan ook vooral over wat na de verkiezingen komen gaat. Veel partijen hebben plannen om het minimumloon verder te verhogen, om belastingen op te schroeven. Drie van de vier grootste partijen in de peilingen zijn niet bepaald bedrijfsonvriendelijk te noemen: VVD, BBB en NSC. Maar ook bij een partij als de VVD is de stemming over grote bedrijven wat bekoeld.

Tegelijk staat Den Haag bepaald niet met de rug naar grote bedrijven. Zo wil het gevallen kabinet met miljarden euro’s subsidie grote industriebedrijven helpen vergroenen. De overheid pampert gevestigde bedrijven nog altijd te veel, concludeerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid onlangs. Bedrijven kunnen de schadelijke impact van hun bedrijfsvoering nog altijd te makkelijk afschuiven op de samenleving.

Wat kunnen we hieruit concluderen? Volgens mij zijn er twee dingen aan de hand. Eén: er wordt al langer een nieuw evenwicht bevochten tussen arbeid en kapitaal. Nederland kreeg een kostenschok te verwerken toen de energieprijzen stegen. Hoe wordt die pijn verdeeld? In de lonen of de winsten? Vaak wordt dit gezien als een gevecht tussen werknemers en bedrijven, maar bedrijven zijn in handen van mensen: grootaandeelhouders en aandeelhouders (waaronder werknemers die via pensioenfondsen beleggen).

Twee: er wordt aan een nieuwe groene economie gebouwd. Veel klachten van bedrijven gaan daarover: het stroomnet zit vol en toch legt de overheid groene eisen of belastingen op. Dat is een terecht punt. Maar ook als het stroomnet alle ruimte heeft, zorgt vergroening voor verliezers onder bedrijven, die zich zullen verzetten.

Van VNO-NCW tot de WRR is iedereen het over één ding eens: de onzekerheid over het overheidsbeleid is een probleem. Bedrijven moeten fundamenteel veranderen. Dat is al risicovol, maar het is nog eens extra risicovol als onduidelijk is wat de politiek wil. Dus liever een nare knoop doorhakken dan geen knoop.

De opdracht voor de komende jaren is kneitermoeilijk. Het karakter van onze economie gaat waarschijnlijk wezenlijk veranderen in de ombouw naar een groene samenleving, maar hoe dat uitpakt, weten we niet precies. Dit wordt een waagstuk waarbij iedereen nodig is, óók bedrijven. Daar helpen vijandsbeelden over het bedrijfsleven niet bij, maar adoratie ook niet. Heldere normen zouden de uitkomst moeten bepalen, niet wie het hardst schreeuwt of het best lobbyt.

Er ligt geen economisch receptje op een plank dat elk land zou moeten invoeren. We moeten een goede samenleving bouwen, eentje die wij democratisch hebben uitgevochten. Daar volgt dan een economie uit. Uit de regels en grenzen die wij bedenken. Dus vecht het uit, stem, en wie er daarna ook regeert: kies.