Column | Het kraken van de journalistieke orde

Heel ons fundament kraakt – dat was de titel van een van de laatste bundels van NRC Handelsblad-columns van oud-hoofdredacteur J.L. Heldring (1917-2013), voor collega’s „(meneer) Heldring”. De bundel verscheen in 2003, toen Nederland schokte en sidderde onder de naweeën van de politieke moord op Pim Fortuyn, en de wereld kort na de terreur van 9/11 aan de rand stond van een Amerikaanse invasie van Irak.

Bijna een kwart eeuw later is het kraken oorverdovend geworden. Oud-NRC-hoofdredacteur Folkert Jensma somde het hier op, in een emotionele hartenkreet over nut en nadeel van de journalistiek voor het leven.

Het „kwaad is te dominant”, weeklaagde hij bijna bijbels – met vooral Gaza in gedachten. We worden omringd door beulen en fascisten. De journalistieke scheiding van feiten en meningen is door de openlijke genocide in Gaza „opgeblazen”. Je vraagt als journalist toch ook geen wederhoor aan de kapitein van een slavenschip?

Hier sprak een lang en alom gerespecteerde hoofdredacteur (1996-2006) die zijn vertrouwde wereld ten onder ziet gaan. Zijn wanhoop is maar al te begrijpelijk: de na-oorlogse liberale orde, waar NRC Handelsblad op is gebaseerd en die lange tijd vanzelf sprak, ligt in gruzelementen. Ingehaald door Antonio Gramsci (1891-1937) met zijn „tijd van monsters”: de oude wereld is aan het sterven, schreef Gramsci – in de gevangenis – en de nieuwe worstelt om geboren te worden.

Ik las Jensma’s noodkreet vooral als een oproep tot meer journalistiek engagement en grotere urgentie – terecht – maar met het risico dat met het badwater het kind het raam uitgaat. Stelling nemen (voor de rechtsstaat) plaatst hij tegenover „neutraal-kritische” distantie en ambities als „evenwicht, wederhoor en objectiviteit”. Dat laatste ideaal wringt veelal met „identiteit”.

Maar is dat zo? Neutraal? Dat de krant – deze, bedoel ik – een wereldbeeld heeft, zich sterk maakt voor rechtsstaat en internationale rechtsorde staat in de Beginselen (1970). NRC heeft zich niet voor niets principieel, zij het niet altijd even consequent (de periode-Vandermeersch) gekeerd tegen het PVV-populisme en de oikofobe paranoïa van Baudet.

Objectief? Graag, zolang dat betekent dat het oordeel de feiten volgt en niet andersom. Dat is de kern van het begrip, niet de pretentie dat je spreekt vanuit een of andere identiteit-loze, goddelijke positie. Waarheid spreken is de basis, zoals Fréderike Geerdink, auteur van het pamflet Alle journalistiek is activisme, laatst zei in NRC (27/6).

Dat gesprek maakte trouwens meteen het dilemma van activisme duidelijk: enerzijds bepleitte Geerdink net als Jensma dat journalisten hun fictieve ‘objectiviteit’ afschudden en een perspectief kiezen, anderzijds moet, natuurlijk, „de waarheid altijd leidend zijn”.

Je taart opeten en tegelijk bewaren voor later, heet dat geloof ik. Wordt waarheid dan niet óók perspectivisch? Maar het is logisch dat Geerdink die slag om de arm houdt, want perspectief kiezen als zodanig is nog geen deugd. Enter Wierd Duk, de journalist die al jaren perspectief kiest, dat van de zogenaamd bedreigde ‘echte’ Nederlander.

Dan toch liever wat meer objectiviteit, in bovenstaande zin. De beste activistische journalisten die ik ken kozen een radicaal kritisch perspectief – maar bleven graven naar onbetwistbare feiten. Zoals de heldin Ida B. Wells (1862-1931) in A Red Record (1895), haar aanklacht tegen de onophoudelijke lynchings in de VS. Vasthoudende en feitelijke verslaggeving, die gevestigde media destijds nalieten.

Journalisten moeten blijven doen – en beter doen – waar ze goed in zijn, en wat NRC-journalisten over Gaza elke dag doen: uitzoeken, duiden, analyseren en – met feiten – aanklagen. En ja, toch ook maar wederhoor vragen aan die kapitein op dat slavenschip. Laten de monsters zich maar verantwoorden. Ook dat is journalistiek engagement, ten bate van de democratische rechtsstaat.

Sjoerd de Jong is redacteur van NRC.