Column | Het grote vergeten (2)

Je kunt vaststellen dat het onvermijdelijk is om je vrouw in een verpleeghuis te laten opnemen, maar hoe zég je dat tegen haar? Of kun je dat beter helemaal niet zeggen? Ziedaar een hels dilemma waar je menig nachtje van wakker kunt liggen, terwijl zij niets vermoedend naast je slaapt.

De deskundigen op het gebied van dementie bleken van mening te verschillen, zoals het deskundigen betaamt. Wees zo open mogelijk, zei de een, draai er niet omheen. Vooral níet doen, je maakt haar nodeloos overstuur, want de volgende dag is ze het toch weer vergeten, waarschuwde de ander. Mijn intuïtie voelde het meest voor de tweede optie, maar misschien kwam dat ook wel doordat het de gemakkelijkste leek.

Ik besloot pas op de dag van de opname het heikele onderwerp aan te snijden. „We gaan straks even kijken naar een tehuis voor mensen met geheugenverlies”, kuchte ik eufemistisch, „misschien vind je het ook wel iets voor jou.” Haar reactie was alerter dan ik had verwacht. „Waarom is dat nodig?” vroeg ze. „Jullie hebben al eerder zoiets gedaan. En nu weer dit.” Ze doelde op de dagopvang waar ze tweemaal per week met haar lotgenoten – en tot haar genoegen – verbleef.

„Ik vrees dat dagopvang niet meer genoeg is”, zei ik voorzichtig. Ik verwees naar haar recente weglopen en verdwalen op straat.

Ze knikte, eerder uit berusting dan met instemming. We praatten er nog een minuut of tien over – veel langer dan ik had voorzien. Ze was nu enigszins ingelicht, maar het belangrijkste had ik verzwegen: dat het een blijvende opname in een verpleeghuis betrof.

We pakten onze spullen en liepen met onze kinderen en hun partners naar het verpleeghuis. Voor buitenstaanders moet het een zomers uitje hebben geleken. Leuk, zo’n familie op stap. Naar Zandvoort misschien?

Maar bij mij nam het schuldgevoel met elke stap toe. 55 jaar hadden we samengeleefd en nu liet ik mijn vrouw vertrekken zonder haar de kans te geven afscheid te nemen van haar huis, haar dierbare spullen en haar kat. Als ze hier nog ooit zou terugkomen, zou ze het niet meer herkennen. Was dat het waard? Waarom had ik niet alle adviezen afgewezen en haar tot haar laatste dag in haar eigen huis verzorgd?

De ontvangst in het verpleeghuis was hartelijk. Ze moeten daar een geslaagde routine hebben ontwikkeld om verslagen families op hun gemak te stellen.

Stil gingen we naar boven waar de kamer van mijn vrouw door ons al was ingericht met een aantal van haar geliefde spullen, zoals schilderijtjes en familiefoto’s. Verbaasd liep ze rond, thuis had ze die niet gemist. „We hebben die dus twee keer”, stelde ze niet onlogisch vast.

Het was bijna gezellig geworden, maar toen brak het zakelijke gedeelte van het welkomstritueel aan. Een arts en enkele verzorgers schoven aan. Ze moest antwoorden op allerlei vragen waarvan ze de portee niet helemaal kon begrijpen. Ik souffleerde zo goed en zo onopvallend als het ging. Op haar gezicht tekende zich een mengeling van gelatenheid en verwarring af. Toen moesten de familieleden zo geruisloos mogelijk verdwijnen. Een verzorger nam haar mee en wij vertrokken schichtig, als mensen die iets op hun geweten hadden.

Ik kwam thuis en keek rond. Leegte.