
Het Nederlands Juristenblad (NJB) is voor mij een schuldgevoel verpakt in plastic. Iedere week groeit de stapel glanspapier genadeloos. Digitaal heb ik de inhoud dan al wel gescand. Op papier rest het huiswerk Tweefactorauthenticatie – Post-Landeck-normering van het onderzoek aan de smartphone. Juist, ja. Dat hoeft dan niet meteen.
Wat overblijft is een tafel vol verscheurd plastic en een (digitaal) knipselmapje. Plus het besef dat ‘de jurist’ zó gespecialiseerd is geraakt dat een algemeen juristenblad steeds meer moeite moet doen om het hele vak wakker te schudden. Maar vorige maand lukte dat dus.
Nu zijn juristen doorgaans gedisciplineerde denkers, alert op begrippen, formuleringen en zo wars mogelijk van ideologie. Grensbewakers pur sang die de actualiteit pas serieus nemen als duidelijk is wat er van over is. Het NJB slingert aldus heen en weer tussen breedte en diepte en neemt nogal eens de tijd, voor álles.
Maar met de Gaza-special van eind juni is de alarmknop ingedrukt. Hoogleraar constitutioneel recht Ingrid Leijten schrijft in het ‘Vooraf’ over de verleiding voor een demissionair kabinet om „weg te kijken”. Om dan de noodzaak te onderstrepen „helder te hebben” wat wel en niet controversieel is. Kennelijk was daar nu het moment voor. Dat leidde tot een monumentaal themanummer over de Gaza-oorlog. Welke verplichtingen heeft Nederland als een verdragsstaat humanitaire verplichtingen schendt? Wat kan of moet de Europese Unie doen in zulke gevallen? Wat betekent de Grondwettelijke verplichting in art. 90 om de internationale rechtsorde te „bevorderen”? Wat zou er controversieel kunnen zijn? En vooral, wat niet? In dit nummer knipperen overal rooie lichtjes. En dus kan de publieke discussie er óók niet omheen, hoop ik dan. Ik associeer het NJB Gaza-nummer met het roemruchte ‘Zwarte Nummer’ van Ars Aequi uit juni 1970. Dat zette destijds de advocatuur op z’n kop met een aanklacht over het ontbreken destijds van rechtshulp aan gewone burgers. Of het Gaza-nummer dat ook zal doen is de vraag – het is ook een stem in een groeiend koor. Daarin voegde deze maand zelfs de Koning der Belgen zich met de soundbite „schande voor de mensheid”. Het NJB is qualitate qua vele malen preciezer. Over de krampachtige ‘genocide’-discussie in de politiek wordt geconcludeerd dat het „geen twijfel leidt” dat er een risico is op genocide en/of misdaden tegen de menselijkheid. „Benoem het.” Verander het Haagse ‘politieke narratief’ dat nu nog uitgaat van recht op zelfverdediging en ‘eventuele schendingen’ van internationaal recht. Verhongering van een bevolking, politieke praat over verdrijving in combinatie met systematische aanvallen op infrastructuur – „daar hoort een bepaalde terminologie bij”.
Juridisch is er dan voor Nederland een harde plicht om genocide te helpen voorkomen. Het huidige Israëlbeleid van het kabinet is echter „niet fraai” en „zakt door de bodem” van wat het internationaal recht vraagt. Er is wel enige beweging, maar dat gaat „traag, met tegenzin en heel voorzichtig”. Gezien de nauwe banden met Israël zou er van Nederland juist veel meer verwacht moeten worden. „Hoe meer een staat kan doen, hoe meer een staat moet doen.” De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof over de schending van het recht op bescherming van de Palestijnen tegen genocide houdt eveneens dwingende verplichtingen in, voor de hele internationale gemeenschap. Alle derde landen zijn verplicht „stappen te ondernemen om handels- of investeringsrelaties te voorkomen” die de illegale bezetting van Palestijnse gebieden in stand houdt.
Het EU-Israël associatie-akkoord vermeldt intussen eerbiediging van mensenrechten als een „essentieel onderdeel”. Via het ‘verdragenverdrag’ van Wenen kan dat akkoord daarom eenvoudig worden ontbonden als die worden geschonden. Een (gedeeltelijke) schorsing kan al bij gekwalificeerde meerderheid in de EU ministerraad. Die kan ook (unaniem) besluiten om Israël, naar analogie van Wit-Rusland en Rusland, economische sancties op te leggen.
Blijven Brussel en Den Haag vooral op hun handen zitten, zoals nu, dan kan de nationale rechter worden uitgedaagd om het kabinet te verplichten unilateraal die stappen te zetten. „Omdat de betrokken lidstaat haar internationaalrechtelijke verplichtingen schendt door géén stappen te nemen.” Denk ‘Urgenda’ maar dan ‘Gaza’: rechter verplicht kabinet tot sancties op Israël. Misschien moet dat inderdaad maar de volgende stap worden. De noodgreep : de rechter moet het oplossen.
