Column | En toen verdween ook supermarkt De Bruijn uit Nootdorp

Een beetje overdreven was het wel wat ik vorige week schreef: dat in Nootdorp rond 1995 alle kleine winkeliers al waren weggeconcurreerd door de supermarkt van Gerard de Bruijn. Hij appte me dat er in die tijd nog een paar bakkers waren, twee slagers, een kaaswinkel, een groenteboer. Het zou nog een paar jaar duren voordat ze allemaal verdwenen waren, en toen verdween óók de supermarkt van Gerard de Bruijn. Sindsdien is de Dorpsstraat in Nootdorp het levenloze hart van de uitgestrekte nieuwbouwwijken die eromheen verrezen zijn, op wat voorheen land van boeren en tuinders was, in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Het is een van de dichtstbevolkte gebieden op aarde en ik vraag me af of dat een van de redenen is dat hier bovengemiddeld veel mensen op de PVV hebben gestemd: 28 procent. Heel Nederland verandert, maar hier gaat het wel erg hard. „Mijn moeder”, zei Gerard de Bruijn (78) eerder bij hem thuis, „was voor haar huwelijk schoonmaakster bij gegoede mensen in Voorburg. Iedere ochtend fietste ze er door de polder naartoe en in de verte zag ze dan de kerktoren. Moet je nu eens kijken.” Nu ligt daar het Prins Clausplein, knooppunt van de A4 en de A12.

Gerard de Bruijn – hij heeft op Omtzigt gestemd – had rond 1995 dus nog een goedlopende supermarkt in de Dorpsstraat, het hele dorp kwam bij hem, en een paar jaar later was die supermarkt weg. Er werd een winkelcentrum gebouwd op het terrein van de paardenrenbaan, met ruimte voor twee supermarkten. „Ik zou een van die twee zijn”, zegt hij. „Een enorme investering, maar goed. Toen las ik in de plannen dat het er minstens twee zouden zijn. Het konden er dus ook drie zijn. En dan moest ik niet alleen met Albert Heijn concurreren, maar ook met Super de Boer. Of Aldi. Of Lidl.” Hij was „op hoge poten” naar de burgemeester gegaan en die zei dat ING het zo wilde. ING financierde de ontwikkeling van het winkelcentrum. De gemeente kon wel wat anders willen, maar ING was uiteindelijk de baas. In die tijd, zegt Gerard de Bruijn, leerde hij wat het is om overspannen te zijn. Elke nacht om twee uur wakker en dan piekeren tot de wekker van zes uur. Op zijn vijftiende was hij begonnen als knecht van de melkboer, hij had zo veel bereikt, en dan dit? Elke ochtend was hij weer opgestaan, geen dag had hij verzaakt. Maar plezier in wat hij deed had hij niet meer. In 1998 verkocht hij zijn zaak aan Super de Boer, nu Jumbo. En daarna? „Ben ik twee jaar depressief geweest. Zo moet je dat denk ik wel noemen. En toen” – hij klinkt opeens opgewekt – „ben ik met mijn vrouw vrijwilligerswerk gaan doen.” Kerk, ziekenhuis, vakanties met gehandicapten, op bedevaart. Hij kan het iedereen aanraden. Het heeft zijn leven „enorm verrijkt”. Wat hem alleen soms wel bedroeft: dat hij vroeger iedereen kende als hij door het dorp liep en nu bijna niemand.