Column | Emotie en dissociatie bij dokter en patiënt

Het zal wel aan mijn linkeroog hebben gelegen. De avond ervoor kreeg ik mijn linker contactlens er met veel inspanning uitgepeld. De vaatjes rond mijn iris waren opgezet, de dag erna was het oogwit volrijp bloeddoorschoten. De droge ogen van de moderne mens.

„U ziet er moe uit”, zei de partner van een patiënt. Ze stelde het observerend, kraakhelder, precies zoals het een empaat betaamt. Haar hoofd had ze in haar nek gekanteld, haar voorhoofd geplooid. Zo doe ik het ook altijd, alleen buig ik dan ook met mijn gestel naar voren, mijn ellebogen rustend op de knieën.

Het was vreemd. Zij hadden net te horen gekregen dat er geen aanwijzingen waren voor nieuwe uitzaaiingen, dat de klachten atypisch waren en dat het bloedonderzoek goed was. Ik zou hen naar huis sturen, en daarna zelf op huis aan gaan. De opluchting had blijkbaar een soort moederlijk elan bij de partner gebaard. Ik had mij ontfermd over haar man, nu zou zij zich over mij ontfermen.

„Oh. Ik heb wat droge ogen, het kan daaraan liggen”, zei ik. Een enkel moment langer bleef ze mij ernstig aankijken. „Geen vragen meer. Dank je wel voor je goede zorg”. Ze zei het glimlachend. Haar man keek afwezig uit het raam.

„Geen dank.” Mijn linkeroog voelde korrelig, niet branderig. Ik wreef er zachtjes over en stond op.

Al vroeg tijdens de geneeskundestudie wordt je geleerd te dissociëren van de mens tegenover je. Het begint al met de benaming ‘patiënt’, in wezen een databundeltje voorgeschiedenis, labuitslagen en gescopieerde slokdarmen.

Daarna zijn het de gesprekstechnieken, de eerste opvang van een trauma, het omgaan met interculturele verschillen. Tamelijk plastische benaderingen van medemenselijke interactie.

Die dissociatie, ofwel professionele afstand, is nodig om goede zorg te kunnen leveren. Het maakt ons bereid stukken gedesintegreerde mens aan elkaar te naaien en om door hersenen te snijden. We handjeklappen met psychoten en reponeren huilende zondagsarmpjes. Het stelt ons in staat om dingen te doen die niemand anders mag of moet willen. Doorpakken wanneer nodig.

Het dissociëren gaat door tijdens de coschappen. Je hoort jezelf iemand snoeihard afkappen. Eerst schrik je nog, later wordt het routine. Alles in dienst van snel en efficiënt data vergaren. Je verdringt je emoties, gaat stelselmatig je eigen grenzen over. Het is uitputtend, maar dokters zijn notoir ijverig.

De hogere kunst van het dokteren is het weer terugvinden van de verbinding, gebalanceerd contact zoeken en vermijden. Fingerspitzengefühl. Sommige artsen leren dat nooit. Die intimideren collega’s, scharen zich achter dooddoeners als ‘zachte heelmeesters maken stinkende wonden’. Je ziet ze in grote kranten ze wel eens slecht reppen over de nieuwe generatie dokters. Iets met ‘haver-flat-whites’.

Het contact is vaak klein. Een nadrukkelijke blik, soms een hand op de schouder. Meer is ongepast, durven we niet aan. Maar dat is ontoereikend als iemand ernstig ziek is of de grote levensvragen zich opdringen. Dan is kunst de oplossing.

NRC berichtte onlangs over Arts in Health, een project dat muziek in het ziekenhuis faciliteert. De woorden van oncologisch chirurg Van Leeuwen zijn illustratief: „Ik vond het spannend toen er musici op onze afdeling kwamen. […] Wij artsen zijn gewend om onze emoties niet toe te laten, het vak wordt geregeerd door protocollen. Dat past niet meer. Door muziek op de afdeling kregen menselijke emoties meer ruimte.”

Ik zeg doen, muziek op de afdeling. Misschien dat patiënten mij dan even hun evenknie achten. Misschien is het een remedie voor droge ogen. Misschien durf ik dan volmondig toe te geven dat ik moe ben.

Dino Gacevic is arts in een Rotterdams ziekenhuis. Hij vervangt tijdelijk Karin Amatmoekrim.