Recensenten zijn doorgaans kalme, gematigde publicisten die weloverwogen hun oordelen vellen. Hoogstzelden tref je een recensent die woedend lucht geeft aan zijn ongenoegen over het gebodene, alsof hij na thuiskomst en bij het aantrekken van zijn pantoffels tegen zijn partner klaagt: „Het was ronduit klote.”
Dat was vorige week de kern van de recensie in het over het algemeen toch ingetogen dagblad Trouw over de opera Fidelio van Beethoven door De Nationale Opera en het Koninklijk Concertgebouw. De woedende recensent heette Peter van der Lint. Hij noemde het „een beschamend bespottelijke productie” van de Oekraïense regisseur Andriy Zholdak en constateerde met impliciete instemming dat het publiek Zholdak na afloop bedolf onder boe-salvo’s. „In de zaal hadden wij drie uur lang beteuterd zitten kijken naar een Fidelio die in niets op een Fidelio leek.” Hij vond het een „vleugellamme en onbegrijpelijke enscenering’’ van Zholdak. „En kiepert daarbij een hele shitload aan associaties en beelden over het publiek heen, dat er naar kijkt als een konijn dat staart in een felle koplamp.”
„Je hoopt maar dat er niemand van de nieuwe coalitie in de zaal zat”, verzuchtte Van der Lint. „Werkelijk alles wat tegenstanders nodig hebben om opera als elitair weg te zetten, zat in deze productie.” Inderdaad, stel je voor dat enkele prominente PVV’ers deze voorstelling van het Holland Festival bijwoonden, zij zouden zich ongetwijfeld afvragen hoe Hollands dit festival nog wel is.
„Even los van wat Zholdak allemaal voor onzin verzon”, voegde Van der Lint nog toe, „zijn regie wordt door de zangers ook nog eens onbeholpen en amateuristisch geacteerd. Het is soms te lullig voor woorden (….)”. Ik kan de NRC-lezers verzekeren dat het woord ‘lullig’ zelden of nooit in Trouw te vinden is. Overdreef Van der Lint? Ik heb zijn artikel vergeleken met de recensies in NRC, de Volkskrant en Het Parool. Die zijn in essentie even afwijzend, maar de schrijvers ervan hanteren een veel gematigder toon.
Er is veel te zeggen voor rustige nuancering in recensies, maar ik moet bekennen dat de recensie van Van der Lint voor mij ook iets verkwikkends heeft. Eindelijk een recensent die reageert zoals een toeschouwer dat ook doet als hij zich bedot voelt: woedend omdat hij zijn tijd en geld verspild heeft aan pretentieuze, quasi-artistieke onzin.
Kunstrecensenten zouden wat mij betreft vaker mogen losbranden als het gebodene hun niet zint. Te vaak voel ik gecamoufleerde boosheid, afwijzing die verpakt is in uiterst voorzichtige bewoordingen, uit vrees van zuurheid te worden beschuldigd. De kunstliefhebber zit daar thuis niet op te wachten: die wil een helder, scherp oordeel – hetzij positief, hetzij negatief. Anders wordt hij tweemaal teleurgesteld: door de artistieke prestatie én door de recensie.
Kortom, ik hoop maar dat de kunstredactie van Trouw later niet tegen Van der Lint gezegd heeft: „Voortaan een beetje dimmen, Peter, want bij het Holland Festival waren ze erg teleurgesteld en boos.”
Wat ze zich bij het Holland Festival mogen aanrekenen, is dat in dit geval vooral de toeschouwers én de recensenten teleurgesteld (NRC, de Volkskrant, Het Parool) en boos (Trouw) waren.