Ze doen me een beetje denken aan de Arabische opstanden van 2011, de wereldwijde protesten tegen de slachting in Gaza. Toen wilde het volk de val van het regime, nu nemen tienduizenden, honderdduizenden mensen van alle achtergronden en uit alle lagen van de bevolking de straten over tegen het Israëlische bloedvergieten en voor een staakt-het-vuren.
Dat is niet zonder risico, want sinds de afschuwelijke aanslagen van 7 oktober door Hamas, zijn niet alleen Palestijnse levens in gevaar, maar staat ook de zo vaak gepropageerde vrijheid van meningsuiting zwaar onder druk. Dat begon direct met politici die weigerden over de context van de aanslagen te praten. Dit is niet de tijd voor ‘ja, maar’, klonk het in koor.
De context erbij halen zou immoreel zijn, een vergoelijking van het geweld. Frankrijk en Duitsland probeerden, tevergeefs, pro-Palestina-demonstraties te verbieden. Mensen die zich tegen het Israëlische geweld uitspraken, werden ontslagen. De Palestijnse vlag werd gecriminaliseerd in het Verenigd Koninkrijk. Door een vlag die een volk vertegenwoordigt te problematiseren, ontken je het bestaansrecht van dat volk. Maar dat zijn de Palestijnen na decennia wel gewend.
Geen ‘ja, maar’. Behalve als het uitkomt. Sinds Israël de aanval inzette, klinkt het ‘ja, maar’ dagelijks. Internationaal recht? Mensenrechten? ‘Ja, maar Hamas.’ Een stroom beelden van het bloedbad in Gaza, talloze lijken op de koude grond, afgerukte lichaamsdelen. Weerloze kinderen bedekt in roet, trillend van de schok. Aanvallen op ambulances, ziekenhuizen, hulpkonvooien, scholen. ‘Ja, maar Hamas.’
Water en elektriciteit afgesloten, de nacht kondigt het donker en de dood aan. De stilte doorbroken door wanhopig geschreeuw en het kabaal van allesvernietigende bominslagen. Vluchtende auto’s met families erin gebombardeerd. ‘Ja, maar Hamas.’
Geen eten, geen medicijnen, geen hulp, geen licht. Ruim 10.000 doden, onder wie ruim 4.000 kinderen en ruim 40 journalisten, en onze politici kunnen er blijkbaar geen genoeg van krijgen, want ze weigeren op te roepen tot een staakt-het-vuren. ‘Ja, maar Hamas.’
In de Westelijke Jordaanoever worden Palestijnen ontvoerd, uit hun huizen verjaagd, gemarteld en vermoord. Daar is geen Hamas. We zwijgen het gewoon dood.
Terwijl politici hier met hun vingertje zwaaien over Palestijnse vrijheidsleuzen die het bestaan van Israël zouden bedreigen, bombardeert Israël zich een weg vrij naar een groot Israël, van de rivier tot aan de zee. Israëlische ministers pochen er straffeloos en trots over.
Alsof we naar snuff porn kijken en niet een helse realiteit: Palestijnse slachtoffers worden bespot, hun doden betwist, de menselijke ramp gebagatelliseerd. Op sociale media is te zien hoe Palestijnse lijken onteerd worden en mensen zich vrolijk maken om al het leed. Wie hier de humor van inziet, wie de kwetsbare mens in de ander niet kan zien, wie weerloze kinderen ziet en hen terroristen noemt, is zijn eigen kleine Hamas.
Het voelt eerloos, onethisch, dat onnoemelijke leed zo geëtaleerd voor de wereld. De slachtoffers verdienen discretie, een empathische behandeling weg van ons toekijkend oog.
Te midden van deze gitzwarte werkelijkheid is er echter een hoopvolle kentering. De kloof tussen politiek en volk is enorm. Politici met dubbele moraal zijn hun autoriteit kwijt. Mensen zien de beelden, horen de propaganda en laten zich niet meer voorliegen of emotioneel chanteren. Dit gaat niet om pro-Israël of pro-Palestina, maar om mensenrechten. Ieder mens is gelijk of niemand is gelijk.
Het volk wil een wapenstilstand. Nu. Zonder ja maar.
Hassnae Bouazza is schrijver, journalist, columnist en programmamaker.