Column | Een ouwe zak vertelt

Frits Abrahams

Het zal wel toeval zijn geweest, maar ik had vorige week mijn hielen op deze plek nog niet gelicht of er stond elders in de krant al een column onder de provocerende kop: „Wanneer ben je officieel een ouwe zak?”

De dader was Japke-d. Bouma. Van haar kan ik het wel hebben, maar ik was toch niet erg amused. Mij was immers niets gevraagd hoewel ik als ervaringsdeskundige bij uitstek meteen het beste antwoord had kunnen geven: „Als je bijna 77 jaar bent, zoals ik, en nog steeds columns schrijft.”

Dan krijg je vooral van jongere, politieke tegenstanders op de (a)sociale media bij elke mening die niet strookt met de hunne onmiddellijk te horen: „Ouwe zak.” In hun ogen ben ik inderdaad officieel een zéér ouwe zak geworden, rijp voor het verpleeghuis. Ik accepteer het inmiddels als een geuzennaam en beschouw het zelfs als een compliment. Vooral als ze bij gebrek aan argumenten met dit scheldwoord volstaan – wat meestal het geval is.

Ik moet ook met enige tegenzin bekennen dat ik me in sommige criteria van Bouma’s test goed kon herkennen. Zoals: „Elk appje komt met een luide ‘dzjing’ binnen omdat je niet weet dat het geluid uit kan.”

Dat is ook de reden waarom ik mijn mobieltje vaak thuis laat als ik naar een serieuze afspraak moet. Je zit bij de notaris voor het regelen van een levenstestament, de vraag is of je nog een euthanasiewens hebt, of speciale verlangens voor je uitvaart – en terwijl je met gespeelde distantie naar gepaste formuleringen zoekt, snerpt je telefoon: „Dzjing.” En het ergste is: je weet niet zo gauw hoe je herhaling kunt voorkomen. Wat je wel weet, is dat de notaris nu denkt: „Oude zak.” (Notarissen denken nooit: „Ouwe zak.”)

Zeer herkenbaar was ook het criterium: „Als je bij het reserveren in een restaurant om een rustig tafeltje vraagt.” Met dit verschil dat ik meestal pas achteraf, dus in het restaurant, mijn keus betreur. Je kunt de bediening wel vragen de muziek wat zachter te zetten, maar je merkt aan hun meewarige reactie dat ze je vanaf nu zullen beschouwen als een…

Aan de test van Bouma zijn nog wel enkele belangwekkende criteria toe te voegen. Zoals: „Je vertelt iemand een sterk verhaal over eigen ervaringen en halverwege denk je: heb ik hem of haar dit al niet eerder verteld?” Maar je kunt nu niet meer terug! Bovendien zul je nooit weten of je vrees gegrond was, want niemand zal iets laten blijken.

Het meest miste ik de controledwang van de oudere mens. Die wil niets aan het toeval overlaten en de omstandigheden bij voorbaat aan zich onderwerpen. Improvisatie is onverantwoord en alleen geschikt voor de jeugd.

Zo kan reizen onnodig vermoeiend worden. Elk uur worden tickets, paspoorten en betaalpassen zenuwachtig tevoorschijn gehaald. Hebben we nou alles? Ja, we hebben alles. De koffers worden al een, twee dagen voor de terugreis gepakt. Dat betekent dat ze nog enkele keren weer moeten worden uitgepakt omdat ook zwembroeken, zonnebrandcrèmes en tandenborstels al waren opgeborgen. Ik kan thuis een pettenmuseum beginnen met allerlei petten die onbereikbaar op de bodem van ingepakte koffers lagen. Misschien is de oudere mens niet alleen bang dat hij zijn spullen voorgoed kwijt raakt, maar vooral ook zichzelf, althans, de jongere zak die hij ooit was.