Column | Een omstreden column

Zelfs Nicholas Kristof, ervaren columnist van The New York Times, moet ervan zijn geschrokken: bijna 1.500 reacties, voor een deel negatief, kreeg hij op zijn column over een schoolvriend. De kop luidde: „Bill Beard was een goede man. Toch pleegde hij een vreselijke misdaad.”

De column was onderdeel van de serie ‘Hoe Amerika geneest’, waarin Kristof de crises waarmee de Amerikaanse arbeidersklasse worstelt, onderzoekt. Als jongen was Bill in het plaatsje Yamhill in de staat Oregon een voorbeeld voor Kristof geweest: hij was handiger en durfde meer. Maar op de high school ging het al bijna mis met Bill. Daarna kon hij geen goede baan krijgen omdat er steeds meer fabrieken en bedrijven verdwenen. Bill werd een drugsdealer die ook zelf verslaafd raakte.

Achteraf beseft Kristof dat Bill een eenzame, getraumatiseerde jongen moet zijn geweest. Zijn ouders scheidden toen hij nog een baby was, zijn moeder verwaarloosde hem, zijn vader en allerlei familieleden namen de zorg gebrekkig over; in zijn eerste vijf jaar woonde hij in zeven verschillende huizen.

Hij was 27 jaar toen hij zijn rommelige leventje in augustus 1986 een dramatische wending gaf. Hij ging een buurtwinkel in Lincoln City binnen waar de 23-jarige Betty Gerhardt alleen achter de kassa zat. Hij greep haar van achteren beet en duwde haar een achterkamertje in waar hij haar aanrandde.

Betty vocht terug totdat Bill haar met flessen bewusteloos sloeg. Hij probeerde nog, vergeefs, de kassa te openen en ging er toen in een auto met zijn vriendin vandoor. Niet veel later kon de politie Bill arresteren.

Een rechter veroordeelde hem tot twintig jaar gevangenis, waarvan hij er vijf heeft uitgezeten. Bill vertelde later dat hij bedwelmd was geweest door harddrugs en alcohol. Betty kwam deze ervaring niet meer te boven, ze hield de rest van haar leven angstaanvallen. Bill begon met succes een bedrijfje en trouwde na twee mislukte huwelijken met een vrouw die na zijn overlijden in 2023 zou zeggen: „Hij is vriendelijk, hij is lief, hij is netjes.”

Dat is ook het oordeel van de columnist Kristof, hoewel die de misdaad van Bill nergens expliciet vergoelijkt. Wel probeert hij een verklaring te geven die je, zoals uit de reactie van veel lezers blijkt, als een vorm van vergoelijking kunt opvatten.

Kristof ziet Bill als het slachtoffer van het kapitalistische systeem in Amerika dat de arbeidersklasse vanaf de jaren tachtig aan haar lot overliet. Verlies van banen leidde tot kansloze levens en de verpaupering die daarbij hoorde. Het kan geen toeval zijn, vindt Kristof, dat zoveel van zijn schoolgenoten ontspoord zijn.

„Kom op, meneer Kristof”, schreef een lezeres, „Bill pleegt een gewelddadig misdrijf en beschadigt een vrouw voor het leven. En jij wilt het Amerikaanse kapitalisme de schuld geven?” Ja, blijft Kristof zeggen, er bestaat een collectieve verantwoordelijkheid voor het ontsporen van zoveel levens als dat van Bill.

Bill zelf wilde daar niets van weten: hij was schuldig, niemand anders.

Kristof bedoelt het ongetwijfeld goed, maar toch moet zijn visie een ongemakkelijk gevoel geven aan die mensen uit de Amerikaanse arbeidersklasse die hun woede nooit afreageerden op onschuldige lotgenoten.