Column | Een lage stem en vaak ‘ik’ zeggen, dat helpt in de politiek

Op de Oudegracht in Utrecht duwt een man van een jaar of zeventig zijn fiets tegen een vrouw aan. En daarna tegen een andere vrouw. Vrijdagmiddag. Op straat doen zo’n tachtig mensen mee aan de mars die de ‘Vrouwen van Volt’ hebben georganiseerd voor Internationale Vrouwendag, en de man is boos. Hij kan er niet langs.

Maurice Pieterson, jeugdzorgwerker van 52 die meeloopt met de Volt-vrouwen, heeft net gezegd dat het áltijd en óveral beter is als er niet te veel mannen zijn. „En dit”, zegt hij, „is precies wat ik bedoel. Als de vrouw van die man erbij was geweest, had zij gezegd: ‘Jan! Doe jij eens rustig.’”

De mars begon op het Jaarbeursplein, bij de Dom was er erwtensoep. Een vrouw draagt een bord met ‘Weer baas in eigen buik’, de Europese Volt-lijsttrekker Reinier van Lanschot loopt rond met ‘Ja MAN ik ben FEMINIST’. Bij de groepsfoto roept de voorzitter van de Vrouwen van Volt dat de politiek „nog steeds een enorm mannenbolwerk” is. „Strijdvaardigheid”, zegt ze. „Daar draait het om. En om het spelletje.” Ze vindt dat haar partij laat zien hoe het wél moet: Volt doet alleen mee aan verkiezingen als op de kandidatenlijst net zo veel vrouwen staan als mannen.

Maar helpt dat? Op zo’n beetje élk politiek avondje van zo’n beetje élke politieke partij zie je vooral mannen, ook bij Volt. En driekwart van de vijftienduizend Volt-leden is man. „Goeie vraag”, zegt in Utrecht bijna iedereen aan wie ik vraag hoe dat komt, en bijna iedereen zucht dan even. Ze zeggen dat stellige meningen het goed doen in de politiek, dat vrouwen vaker bescheiden zijn of bescheiden doen. Dat ze ook nog veel te weinig goeie voorbeelden hebben.

In een zaaltje van restaurant LE:EN, na de mars, staat Anna Strolenberg op het podium. Ze is 28, en nummer twee op de Europese kandidatenlijst van Volt. Ze vertelt dat ze als campagneleider zag hoe er ook bij Volt beter wordt geluisterd naar mensen die hun zinnen beginnen met ‘ik’, niet met ‘wij’. Die zich nonchalant gedragen, met een lage stem praten. En dat zíj dat toen ook was gaan doen. „Maar ik wil dat niet. Ik wil kwetsbaar kunnen zijn, twijfelen, vragen stellen. En ik geloof in empathisch leiderschap.”

Alleen: wat doe je als dat minder effectief is en je wel graag veel stemmen wil halen bij de Europese verkiezingen? „Ik weet”, zegt Anna Strolenberg later, „dat kwetsbaarheid in de politiek wordt gezien als een zwakte. Kijk maar naar Pieter Omtzigt die nu wordt weggezet als een huilebalk.” Ze denkt ook na over kleren: moet ze pakken gaan dragen? En laatst begon iemand over hoge hakken. „Die zitten helemaal niet lekker. Moet ik mezelf pijnigen om sterk over te komen?” Ze denkt: nee. Maar ze vindt óók dat vrouwen met hoge hakken er zelfverzekerd uitzien. „Dat irriteert me, ja. Dat ik dat vind.”