Column | Een halve biecht op weg naar vergiffenis

Sjoerd de Jong

Nu het sociaal-katholicisme een reprise beleeft in de politiek, en we mogelijk zelfs afstevenen op een rooms-rode coalitie (politiek commentator Hans Goslinga in Trouw), kan het geen kwaad om ook eens met nieuwe belangstelling naar de bijbehorende gebruiken te kijken.

Neem de biecht. Met de ontkerkelijking is die wat uit het hokje verdwenen, maar op het marktplein is het een drukte van belang. Matthijs van Nieuwkerk sprak zaterdag in NRC over zijn gedrag achter de tv-schermen van DWDD, een praatprogramma dat in zijn hoogtijdagen de bindende kracht had van een dorpskerk of EO-landdag.

Journalistiek gezien een scoop van jewelste; na zijn aftocht uit het Mediapark had Van Nieuwkerk er deemoedig het zwijgen toegedaan. NRC-redacteur Karel Smouter, van protestantse huize, kreeg het gevallen icoon, dat zich diep in de provincie had teruggetrokken, aan de spijtpraat. Hij schaamde zich diep, strooide as op zijn hoedje en riep uit naar de hemelen: „Waarom was ik op momenten zo’n lul?”

Maar even los van de journalistieke merites, voldeed zijn berouw ook een beetje aan de eisen van de biecht? Nu kom ik uit een denominatie waar dat sacrament met misprijzen wordt bekeken – en ben ik dus een dilettant op rooms terrein – maar toch. In de Summa Theologica van Thomas van Aquino lezen we dat biechten niet meteen na de zonde hoeft (check), evenmin altijd tegenover een geestelijke (check), maar wel compleet moet zijn en in het verborgene dient te blijven.

Die laatste twee vereisten lijken in dit geval wat lastiger. Het biechtgeheim kunnen we vergeten, want niet alleen God ziet alles, de leescijfers kunnen dat ook. Dat hoeven we de boeteling overigens niet aan te rekenen, de media ‘is’ nu eenmaal zijn kerk. Maar was de biecht ook ‘compleet’? Over de concrete zonden hoorden we heel weinig, want we moeten „vooruit”. Waar het vooral om ging, was dat de zondaar zichzelf niet begreep. Vandaar zijn vertwijfelde uitroep waarom hij „zo’n lul” kon zijn.

Dat is een vraag die alleen zin heeft als je denkt dat het ‘lul-zijn’ je niet op het lijf geschreven is, maar iets is wat je op raadselachtige wijze is overkomen. Eigenlijk meer iets voor de sofa van een andere professie met beroepsgeheim.

Het doel van de geheime biecht is natuurlijk vergiffenis van zonden door God, na boetedoening. Maar dat van de openbare? Meteen na de biecht begon de seculiere NRC half Hilversum rond te bellen of de verloren zoon nu weer welkom was. Asjemenou, één been nog in het biechthokje, het andere alweer op de dansvloer.

Het olijke hoedje op de fotoshoot van de boeteling leek intussen ook vooral „vooruit” te blikken. Goslinga heeft gelijk: je voelt die rooms-rode coalitie bijna aankomen!

Sjoerd de Jong schrijft elke donderdag op deze plek een -column.