
We liepen door een polder in Drenthe, zonnig wit licht, geel riet, de kleuren zoals ze zijn in de late winter als je toch al wel voelt dat het voorjaar eraan komt. We werden vervuld van licht en weidsheid, als waren we personages van Nescio. In een boom zaten aalscholvers te schreeuwen, langs de kant van de weg stond een vogelaar met een telescoop.
Heb jij wel eens een roerdomp gezien, vroeg ik aan mijn wandelvriend. Hij ook niet. Die vogelaar daar misschien wel – maar door zijn telescoop. Het verlangen om iets met eigen ogen te zien, wordt dat daardoor bevredigd? Niet echt vond ik, het is of je de waarneming nog steeds niet gedaan hebt als je in zo’n rondje een vogel ziet. Aan de andere kant: je bent buiten en je weet dat daar in dat riet daadwerkelijk die vogel ziet, misschien hoor je hem zelfs. Dan is het toch wél een ervaring, meer dan van een plaatje.
Daar praatten we over, en ook over het verdriet dat je voelt als de vader van Kees Bakels sterft, in Kees de jongen, of bij de dood van Jet van Marle uit Schoolidyllen. Zijn dat ervaringen geworden? Niet zoals je ‘eigen’ ervaringen vonden we, al hebben ze je wel gevormd. Of misschien hebben ze de basis gelegd voor de vorm van je eigen ervaringen.
Het is moeilijk te bepalen wat een ‘ervaring’ nu precies inhoudt. Ga je naar de film, dan ben je soms diep ontroerd, of geschokt – er zijn films die ik om die reden nooit heb durven zien, Funny games van Michael Haneke bijvoorbeeld. Alleen al wat ik over de film gelezen heb vervult me met diepe ontzetting, ik had liever ook niet gelezen over de wrede spelletjes van de twee jongens die een heel gezin uitmoorden, maar ik denk blijkbaar toch dat ik dat beter verdraag dan het te zien. Dat is toch ‘echter’, ook al is het een film en dus weer minder echt dan echt.
Ik heb een paar keer iemand van angst en pijn horen gillen die geslagen werd, en die ervaring vergroot de angst voor wat ik mogelijk verbeeld zal zien én vult aan wat je daadwerkelijk ziet. Of leest. Dat is onder meer waarom we eigen waarneming zo belangrijk vinden – al heb ik me nu wel heel snel verwijderd van die onschuldige vogelaar en zijn potentiële roerdomp.
Maar de vraag blijft: doe je ervaringen ook op uit een boek, of van een film? Er is een scène in een boek van Aleksandr Tisma waarin een nazi in een concentratiekamp twee zusjes afmaakt, de een na de ander, zodat de tweede ook nog moet zien en horen – ik wil het niet eens opschrijven, ik wil die scène niet teruglezen, ik vind het erg genoeg dat die in mij bestaat. Maar toch moet die ‘ervaring’ want dat is het toch wel, een andere zijn dan de echte. Mijn vriend stelde althans de doeltreffende vraag: ‘Kun je getraumatiseerd raken van een boek of een film?’
Je voorstellingswereld is aangevuld met sensaties die je weliswaar niet zelf hebt gehad maar die toch bijdragen aan je ‘eigen’ ondervinding, aan je empathisch vermogen ook. Daardoor kun je bijvoorbeeld mogelijke implicaties van het nieuws beter begrijpen, zodat je jezelf of je medemensen daarvoor kunt willen behoeden.
En dan nog de vreugde. Die kan je ook zomaar toevallen uit een film of uit een gedicht. Is dat dan wel ‘echt’? Op een bepaalde manier wel denk ik. Maar toch vooral als je iets daarvan herkent.
En nooit zó echt als die middag die witte lucht, die vogelaar, het geluid van water tegen een steiger.
