De muziek van de nu 83-jarige zangeres Joan Baez leerde ik pas halverwege de jaren zestig kennen toen mijn vriendin, en latere vrouw, haar platen voor mij draaide. Ze voegde er ook nog een jonge zanger aan toe, een zekere Bob Dylan. Het was folkmuziek, ik hield meer van het ruigere werk. Baez had wel een mooie stem, vond ik, maar ze klonk ook een beetje zalvend, Dylan had tenminste nog iets grimmigs.
Maar smaken verschillen niet alleen, ze veranderen ook. Het vroege werk van Baez en Dylan begon ik later steeds meer te waarderen en als ik er nu naar luister, krijg ik er nog steeds kippenvel van, vooral bij die schitterende sopraan van Baez wanneer ze nummers zingt als There But For Fortune en It Ain’t Me Babe. Daar kan Taylor Swift met haar vrij gewone stem nog een puntje aan zuigen, als Swift-fans het mij zouden vragen – wat ze uiteraard nooit zullen doen.
Toch worden Baez en Swift wel eens in één adem genoemd. En niet ten onrechte want ook al zijn de verschillen tussen hen groot, er zijn ook overeenkomsten, zoals de muziekcriticus Geoffrey Himes constateerde. Ze waren beiden pas 18 jaar toen ze een zekere faam kregen – teenagers met een akoestische gitaar die net van school kwamen. Later werden ze wereldberoemd en kregen ze befaamde minnaars (Baez met Dylan en Steve Jobs), Swift (met Jake Gyllenhaal en Harry Styles). Er is ook een parallel in politieke voorkeur: Baez was mensenrechtactiviste en links-liberaal, Swift neigt ook naar de Democratische Partij.
In 2015 was Baez samen met de actrice Julia Roberts surprise guest op een concert van Swift in Californië, die een dag later twitterde: „My heroes. What an honor.”
Over Baez draait nu in de Nederlandse bioscopen een indrukwekkende documentaire: I Am a Noise. De film bevat veel onbekend materiaal en Baez toont zich buitengewoon openhartig, als iemand die in het zicht van de dood niet langer behoefte heeft over haar geheimen te zwijgen. Ze vertelt over haar depressieve perioden en het mogelijke verband met seksueel misbruik van haar en haar zus in haar jeugd door hun vader. Dat blijft in de film een nogal schimmige kwestie waarin ook een psychotherapeut een onduidelijke rol speelt.
Ook voor Dylan is in de beleving van Baez geen onberispelijke rol weggelegd, behalve dan als begenadigd singer-songwriter. Zij hielp hem als artiest te paard en ze kregen een relatie, maar hij liet haar in 1965 op tournee in Engeland, waar hij bekender was dan zij, barsten. Ze was opeens „niet meer dan een vriend”, zei hij tegen de pers. „Dylan broke my heart’’, zegt ze in de film. In een interview vertelde ze: „Die hele tournee was de slechtste ervaring van mijn leven: mijn lief verklootte mijn carrière en bovendien kwam ik erachter dat hij ook nog een andere vrouw liefhad.” Dat was Sara Lownds met wie hij vier kinderen kreeg.
Min indruk is dat die twee ervaringen – met haar vader en met Dylan – bepalend zijn geweest voor haar leven. Ze begint er in elk interview weer over. Ze verwijt die twee mannen veel, maar ze blijft tegelijk met een zekere genegenheid en vergevensgezindheid over hen praten. Ze was niet geschikt voor een een-op-een-relatie, vindt ze achteraf, de beste relatie had ze met haar publiek.