
Een glimp van een beeld is soms al genoeg, of eigenlijk te veel. Op de televisie zag ik even waarover ik ook al gelezen had in een verslag van Simone Korkus in De Groene: „Een naakte Israëlische vrouw ligt op een tender en wordt bespuugd en geslagen.” Die zin was al angstaanjagend, het beeld, hoe kort ook, was weerzinwekkend.
Net zoals ik mijn hart voelde bonken bij het zien van een dashboardfilmpje van vluchtende festivalbezoekers: je ziet de weg waarop af en toe gewapende mannen opduiken, ze schieten, er komen barsten in de voorruit. Dan zwenkt de auto naar de linkerkant van de weg en stopt achter een stilstaand busje. Er komt een man met een automatisch geweer aan lopen. Daar eindigt het filmpje. Wat is er met de inzittenden gebeurd? Was dit ook het laatste wat zij zagen – maar dan écht?
Bijna iedereen heeft zulke beelden gezien denk ik. Ze vervullen je met ontzetting, op een andere manier dan de beelden uit Gaza. Die vervullen je vooral met machteloze woede en deernis. Al die wanhopige mensen die nergens heen kunnen, die niet weten hoe ze hun kinderen moeten beschermen, of zichzelf – ik hoef het allemaal niet te herhalen, iedereen weet het.
Wat is het verschil tussen de ene ontzetting en de andere? Die is niet politiek wat mij betreft. Wie zegt ‘dan had Israël ook maar niet’ of ‘die Gazanen zijn de verantwoordelijkheid van Hamas’ veronachtzaamt het lijden en verontschuldigt de daders. Die hebben ineens een goede reden voor wat ze doen. Maar wie schiet een familie dood? Niet de geschiedenis, maar een man met een geweer die doelbewust richt op een kind. Wie zegt: Dat zijn geen mensen, bombardeer ze maar? Niet de geschiedenis, maar een Israëlische minister die zichzelf wél een mens vindt.
Opzettelijke wreedheid, vernedering, marteling zijn de ergste dingen die mensen elkaar aan kunnen doen. We noemen dat ‘onmenselijk’, niet omdat mensen niet tot zulke dingen in staat zijn, maar omdat we de diepe overtuiging hebben dat ze er niet toe in staat zouden moeten zijn. Daarom spreken we van misdaden tegen de menselijkheid – menselijkheid is een ideaal waar je vooral niet cynisch over moet gaan doen, al kun je er wel aan wanhopen.
Toen ik naar de dashboardcamera had gekeken, zag ik een oproep van Beatrice de Graaf om niet naar de beelden te kijken. Lees over de situatie, maar kijk niet, schreef ze, zulke beelden zijn ‘slecht voor de ziel’. Schrijver David Grossman zei in een interview in De Groene: „Ik wil mezelf niet bezoedelen door te vertellen wat ze hun hebben aangedaan.”
Ze hebben gelijk. Ik dacht aan een verhaal van J.M. Coetzee over een schrijver die tot in details heeft beschreven hoe de mannen die een aanslag op Hitler hebben gepleegd, gemarteld werden. Degene die het leest, de schrijfster Elizabeth Costello, denkt dat dat niet beschreven had mogen worden, het doet schade aan de ziel, het is obsceen: „Obsceen omdat zulke dingen niet mogen gebeuren, en dubbel zo obsceen omdat ze als ze zijn gebeurd niet aan het licht mogen worden gebracht maar, wil men zijn gezond verstand bewaren, voor altijd moeten worden toegedekt en verborgen in de ingewanden van de aarde.”
Het is misschien niet waar wat de schrijfster denkt, ze komt er niet uit. Maar ze weet wel dat ze een bepaalde, onmiskenbare sensatie heeft gehad: „dat ze de aanraking van Satans hete, leerachtige vleugel voelde”.
