
Ik heb als weerman een heel leuke baan die, denk ik, in een belangrijke behoefte voorziet. Ik hoop altijd dat mensen het fijn vinden dat iemand van een verzameling saaie getallen een samenhangend verhaal maakt. Ik probeer de getallen te laten leven, en geef ze een gevoel. Ik gebruik taal, de goede woorden, om aan kale getallen en simpele symbolen een betekenis te geven. Het maakt de meteorologie een mooie blauwdruk van wetenschapscommunicatie. De wetenschap erachter is natuur- en wiskunde. Maar het is de communicatie die de effectiviteit van het wetenschappelijke resultaat bepaalt.
Laten we eerlijk zijn, een weerman die op een paar vaste momenten op tv en radio komt, dat heeft iets ouderwets. Het is bovendien alleen geschikt voor de weersverwachting op de middellangere termijn, laten we zeggen voor de periode tussen 6 uur en een paar dagen vooruit. Met de verwachting op nog langere termijn kan ik niets beginnen. Er is voor de kijker niet genoeg informatie meer. Een weersverwachting voor over drie weken heeft geen praktische betekenis omdat die te algemeen is: ‘een iets verhoogde kans op natter weer dan gemiddeld’.
Gek genoeg kan ik ook met de weersverwachting voor de heel korte termijn niet goed uit de voeten. Dan is er juist veel te veel informatie. Die kan ik in een weerbericht voor het algemene publiek niet kwijt. Neem een dag met verspreid over het land wat regen. Als ik iets wil communiceren over het weer over twee uur, dan heb ik veel te veel detail nodig. Dit speelt vooral op de radio: ‘In Hellendoorn, Raalte, Dalfsen en Ommen regent het over twee uur, maar in Zwolle, Kampen, Epe en Hoogeveen is het tegen die tijd droog.’
Ook op tv is de hoeveelheid detail die je kunt geven beperkt. Een animatie van radarbeelden gebruik ik vaak, maar eigenlijk gaat dit veel te snel voor een kijker om er betekenisvolle informatie uit te halen. Je moet je blik razendsnel tussen een klokje en een kaart heen en weer laten gaan om te achterhalen wanneer het waar regent. Zoals een oud-collega bij de NOS het ooit verwoordde: tv is totaal ongeschikt voor informatieoverdracht.
Heel aardige inschatting
In het gat van het kortetermijnweer is de gepersonaliseerde weersverwachting gesprongen, en dat begon in 2006 met Buienradar. Die laat je zien waar het in Nederland regent, en hoe de regen zich over het land verplaatst. Op basis daarvan kun je een heel aardige inschatting maken over de regen in de komende twee of drie uur. Buienradar biedt alle informatie aan, en je kunt zelf uitzoeken welk deel van die informatie jij gebruikt. Een gepersonaliseerd informatiemodel waarin een weerman of weervrouw maar matig voorziet.
Niet alleen is de verwachting op de heel korte termijn lastig voor de weerman. Het knelt in de communicatie ook bij de weerwaarschuwingen. Code geel, oranje, rood. Op dit moment worden die uitgegeven per provincie. Voor sommige soorten waarschuwingen werkt dat best aardig, vooral voor weersomstandigheden die over grotere gebieden gelijk zijn. Zoals zware windstoten. Maar voor veel weersverschijnselen slaan die provinciegrenzen eigenlijk nergens op. Als er in de Achterhoek een paar monsterbuien wateroverlast veroorzaken, wordt de hele provincie Gelderland op code oranje gezet, tot Zaltbommel toe. Het weeralarm voor de pinkpopbuien in Zuid-Limburg in 2014? Heel de provincie op code rood, terwijl het duidelijk was dat er in Venray niets bijzonders ging gebeuren. Op Pinkpop viel het trouwens gelukkig mee, iets verderop in Duitsland vielen zes doden.
Zware windstoten en ijzel
De provinciegrenzen knellen, en daarom gaat de communicatie over de weerwaarschuwingen de komende jaren ingrijpend veranderen. Het KNMI is achter de schermen bezig om waarschuwingen op postcodeniveau te gaan uitgeven. Voor bijvoorbeeld zware windstoten en ijzel is dat niet moeilijk en heel praktisch. Je kunt daarmee dwars door provincies heen aangeven waar het weer wel en niet gevaarlijk is. Voor zwaar onweer wordt er druk gewerkt aan een systeem dat individuele buien volgt en probeert in te schatten wat hun koers is en hoe die zich gaan ontwikkelen. Als die techniek eenmaal goed genoeg is, kun je waarschuwen voor onderlopende straten in Doetinchem in plaats van heel Gelderland.
Waarschijnlijk zullen digitale middelen en de weerman elkaar gaan versterken bij het communiceren van weerwaarschuwingen. De weerman en zijn nieuwsorganisatie kunnen hun bereik gebruiken om mensen snel op de hoogte te brengen. Een app of website kan je vervolgens een gedetailleerd persoonlijk overzicht geven voor jouw locatie. Nieuwe technologie en nieuwe communicatie kunnen de effectiviteit van de weerwaarschuwing verbeteren, het aantal onterecht gewaarschuwde mensen verminderen, en het vertrouwen in de waarschuwingen verder verhogen. Technologie en communicatie gaan ook in de toekomst van de meteorologie, zoals het al decennia gaat, hand in hand.
Peter Kuipers Munneke is glacioloog bij de Universiteit Utrecht en weerman bij de NOS
