Column | De Spar ging dicht, de groenteboer stierf en de enige die overbleef was Gerard de Bruijn

De grootvader van Gerard de Bruijn was lantaarnopsteker en vuilophaler, en hij had een groentewinkeltje, in Nootdorp, bij Den Haag. Hij was ook kapper en verkocht klompen. Zo verdiende hij de kost voor vrouw en kinderen. „Een dunne boterham”, zegt Gerard de Bruijn (78), supermarktondernemer in ruste. „Hier in het dorp waren overal winkeltjes. Zo was het in heel Nederland.” Ik ben bij hem in Nootdorp (28 procent PVV-stemmers) om over zijn bedrijf te praten, de groei en bloei toen de welvaart in Nederland vanaf de jaren zestig snel begon toe te nemen. Zijn vader, vertelt hij, was fabrieksarbeider bij Gist-Brocades in Delft. „Elke dag op de fiets erheen, wat was die man blij toen hij een Solex kon kopen.” In zijn vrije tijd spitte hij de grond om bij een tuinder. Hij had alleen lagere school, net als de rest van de familie. Gerard de Bruijn was de eerste die naar de hbs mocht, in 1958. „Het eerste jaar ging prima”, zegt hij. „Het tweede jaar niet meer. Ik ging ’s morgens eerst tomaten plukken en uit school vandaan wilde ik liever voetballen met mijn vrienden.” Op zijn vijftiende werd hij knecht bij de melkboer en niemand die dat jammer vond. Zijn vader zei alleen dat hij dan wel zijn handelsdiploma moest halen.

Een bakfiets met melkbussen erop. Kratten met flessen vla en yoghurt. Daarmee ging hij langs de huizen. Ondertussen droomde hij ervan om het winkeltje van zijn grootvader over te nemen, 15 vierkante meter in de Dorpsstraat. Dat lukte toen hij achttien werd, in 1963, en nu ging hij met zijn transportfiets langs de huizen om aardappelen en groente te verkopen. Een jaar later werd het een bakfiets met een motor. Daarna, in 1966, een bestelauto met rolluiken en op het dak kratten frisdrank en bier. Hij verdiende een „aardige boterham”, totdat zijn klanten zelf een auto konden kopen en op zaterdag naar de Cash & Carry in Delft reden. „Zag ik ze hier in het dorp hun boodschappen uitladen terwijl ik er net aankwam.” En toen? „Ben ik in Nootdorp zelf een Cash & Carry begonnen. Als een ander het kon, kon ik het ook.” Hij breidde zijn winkeltje uit met het woonhuis erachter: 90 vierkante meter. Hij kocht het oude postkantoor aan de overkant: 1.000 vierkante meter. De melkboer en de bakker naast hem keken het met scheve ogen aan. De Spar ging dicht, een andere groenteboer stierf en de enige die uiteindelijk overbleef was Gerard de Bruijn. Twee broers kwamen bij hem werken en ze bedachten een nieuwe naam: Triomarkt. Nootdorp breidde intussen enorm uit, het werd steeds drukker in hun supermarkt. De drie broers en hun gezinnen konden er goed van leven. En toen, in 1997, begon de gemeente plannen te maken voor een winkelcentrum, op het terrein van de oude paardenrenbaan. Er zou ruimte komen voor drie supermarkten van elk 2.500 vierkante meter. Hoe dat afliep vertel ik de volgende keer.