Column | De moderne sprookjes van radicaal-rechts

Goed verhaal hing Mona Keijzer op aan tafel bij Sophie Hilbrand. Ze zei dat het noodzakelijk is om niet-westerse immigranten te onderwijzen in de Holocaust, omdat „we weten dat Jodenhaat onderdeel is van de cultuur” van islamitische landen, en ze zei het met zoveel overtuiging dat je er als vanzelf in ging geloven. Het maakte eigenlijk niet zoveel uit hoe eloquent Arnon Grunberg, die aan dezelfde tafel zat, haar tegensprak. Want net als de keer dat Keijzers BBB-collega Caroline van der Plas opmerkte dat in niet-Europese culturen de Jodenhaat „tot diep in hun ziel” zit ingebakken, klonk het verhaal van Keijzer zó overtuigend dat het wel waar moest zijn.

Het is een mooi sprookje, het idee van een historisch antisemitisme onder moslims. En bij sprookjes worden dingen die het idee verstoren, handig weggelaten. Daarom zei Keijzer niets over hoe Joden generaties lang werden vervolgd in Europa, hoe zij uitgesproken gehaat werden door onze brave christelijke voorouders. Of over hoe Joden veilige uitwijkhavens vonden in de islamitische wereld, zoals Mohammed Benzakour terecht in NRC schreef. Noch is in haar verhaal plaats voor het gegeven dat de sultan van Marokko in 1940 weigerde de pro-Duitse en antisemitische wetten van Franse Vichy-regime te gehoorzamen, en zijn Joodse onderdanen bleef beschermen.

Grappig ook, dat niemand van de BBB rept over het antisemitisme dat ingebakken zit in de huidige extreem-rechtse koers die veel politici in Europa zijn ingeslagen. Niets over Wilders, die toch behoorlijk dikke maatjes is met Viktor Orbán, de man die bekendstaat om zijn rassenspeeches waarin hij vurig pleit voor het zuiver houden van het Europese ‘ras’. Speeches, zoals Orbáns voormalige adviseur al eens stelde, waar nazipropagandist Joseph Goebbels een puntje aan kon zuigen. Dat Orbán doodleuk kan stellen dat Hongarije het veiligste land voor Joden in Europa is, lijkt voor iedereen die ook maar een klein beetje nadenkt, compleet onverenigbaar met zijn opvattingen over raszuiverheid. Maar kennelijk zijn we het tijdperk van de rede voorbij, en hoeft men slechts een goed verhaal op te hangen, en daarin gewoon lekker stellig te zijn, en dan slikt het publiek het allemaal.

Wat ik zo leuk vind: Keijzer legt een talent aan de dag waarin het Westen de laatste paar eeuwen onverslagen is gebleken, namelijk het verkopen van een idee dat zo ver naast de werkelijkheid ligt dat het een waarheid op zichzelf wordt. Dat zij moslims beschuldigt van een cultureel onvervreemdbare eigenschap die historisch gezien juist erg christelijk en Europees was, namelijk antisemitisme, past volmaakt in een traditie van sprookjes vertellen – en er zelf in gaan geloven. Zo hebben Europeanen zichzelf ooit wijsgemaakt dat zwarte mensen vervloekt waren, omdat ze zonen van Cham waren, en dat slavernij dus een straf van God was. Europeanen hebben inheemse volken uitgemoord, en vervangen door hun eigen nakomelingen, het land ingepikt en zich de rechtmatige bewoners ervan uitgeroepen. En op de plekken waar er nog iets over was van de inheemse bevolking (Australië, Canada – ik noem maar iets), werd getracht de nabestaanden wit te ‘fokken’. Harde geschiedenissen die nu vervormd voor het voetlicht worden gebracht door extreem-rechtse partijen die spreken over hoe bruine mensen Europa willen ‘omvolken’, en het land willen inpikken – alsof omvolking en landjepik niet een uitgesproken Europese eigenaardigheid is geweest.

Maar goed, mooi verhaal dus, van Mona Keijzer. Want het is niet alleen vol overtuiging gebracht met een toon van ‘het is toch zo?’, maar ook omdat het zo lekker eenvoudig is: zij zijn fout, wij zijn goed. Einde verhaal.

Nu snap ik ook waarom er plannen zijn om journalistiek en literatuur duurder te maken, maar de Efteling juist bereikbaar te houden: dit kabinet kan goed uit de voeten met sprookjes. Dat zijn immers de beste verhalen: aantoonbaar onjuist, maar het luistert zo lekker weg.

Karin Amatmoekrim is schrijver en letterkundige.