Column | De happy family is een zeldzaamheid

De Boekenweek heeft dit jaar familie als thema. In een tijdperk van individualisering, waarin families steeds onbelangrijker worden, is dat leuk bedacht. Niet voor niets heeft de CPNB de happy family Chabot het Boekenweekgeschenk laten schrijven. Maar in de meeste andere boeken kom ik zelden happy families tegen.

Dat bleek ook uit de roman en de familiegeschiedenis die ik deze week las. Die roman is de nieuwe vertaling van de debuutroman Vienna (2005) van de Oostenrijkse Eva Menasse. Zij vertelt daarin het tragikomische verhaal van haar door de Tweede Wereldoorlog getekende Joodse familie in Wenen. Hoofdpersoon is haar vader, Hans Menasse. De holocaust had hij overleefd doordat zijn ouders hem in 1938, op zijn achtste, op een van de laatste kindertransporten naar Engeland hadden gezet. Pas in 1947 keerde hij naar Wenen terug. Hierna maakte hij in het nog altijd antisemitische Oostenrijk carrière als profvoetballer. Zijn landgenoten, die hem in 1938 als Jood hadden uitgekotst, droegen hem nu op handen.

Over die vervreemding gaat Vienna. De Menasses verbergen hun leed in vrolijke verhalen en proberen elkaar daarmee weer als familie te zien. Niemand vraagt zich af waarom de meeste niet-Joodse Oostenrijkers zich tijdens het nationaal-socialisme zo hebben misdragen. Hun kinderen denken er anders over en gaan op zoek naar dat verborgen verleden.

De zoektocht naar verdrongen Joodse wortels is ook de kern van de familiegeschiedenis Vlieg mijn zwaluw. Een Habsburgs-Joods-Hongaars-Nederlands familiedrama van Patrick Bernhart. Het is een merkwaardig, rommelig, maar toch ook fascinerend boek, omdat het laat zien hoe de geschiedenis een familie kapot kan maken. De ouders van de in 1968 in Vlaardingen geboren Bernhart zijn na het neerslaan van de Hongaarse Opstand in 1956 door de Sovjet-Unie naar Nederland gevlucht en doen er alles aan om hun verleden te vergeten. Ze zijn anders, wat blijkt als de kleine Patrick van zijn moeder te horen krijgt dat de familie van oorsprong Joods is, maar dat hij dat aan niemand mag vertellen. Zijn manisch-depressieve vader zit in een inrichting. Eenmaal volwassen raakt Patrick in een identiteitscrisis. Hij kan maar geen relatie met een vrouw krijgen en vermoedt dat ook hij manisch-depressief is.

Als therapie gaat hij nu op zoek naar zijn familiegeschiedenis. Telkens springt hij van vreugde in de lucht als hij weer een interessante voorouder ontdekt. Alsof hij de puzzelstukjes van zijn identiteit bij elkaar moet rapen om een normaal mens te worden. Jammer is alleen dat hij regelmatig uit de bocht vliegt en begint te tieren op de Hongaren die zijn ouders kapot hebben gemaakt.

Vlieg mijn zwaluw is een roadtrip door het rijke Habsburgse-Joodse verleden, met de holocaust als climax. Soms levert dat aangrijpende mini-biografieën op, in de eerste plaats van zijn ouders, die zich voor de oorlog uit angst voor het antisemitisme katholiek hebben laten dopen. Ook laat Bernhart zien hoe sluw de nazi’s te werk gingen om Joodse bedrijven in te pikken en 565.000 Hongaarse Joden te vermoorden.

Ondanks mijn kritiek op Vlieg mijn zwaluw heeft het me geboeid. Al was het maar omdat bij de opening van het Holocaust Museum in Amsterdam het ‘Juden raus’ opnieuw klonk en daarmee het ‘Nooit weer’ zijn betekenis verloor.

Correctie (14 maart 2024): In een eerdere versie van dit stuk werd de titel van het boek van Bernhart tweemaal verkeerd geschreven, dat is hierboven aangepast.