De verschillen tussen mannen en vrouwen fascineren me, en in de sport worden die vaak behoorlijk uitvergroot. Ik heb het niet over verschillen in kracht of snelheid, maar over verschillen in gedrag. Mannen denken vooral aan zichzelf, vrouwen denken aan elkaar. Mannen luisteren minder, vrouwen kunnen in paniek raken als er iets onverwachts gebeurt. Dit hoorde ik bondscoach van de Oranje Leeuwinnen Andries Jonker deze week vertellen. Jonker was samen met PSV-speelster, oud-international en Doetinchems trots Siri Worm te gast bij De Graafschap, waarvan de vrouwentak komend seizoen toetreedt tot de Eerste Divisie. Ik leidde het gesprek, en dacht: wat is sport toch een mooie metafoor voor het gewone leven.
Andries Jonker kan weten hoe het zit met de verschillen tussen mannen en vrouwen, want hij heeft in beide takken veel ervaring opgedaan. Van het grote FC Barcelona en Bayern München tot het kleine MVV en Telstar, op allerlei plekken stond hij bij de mannen als assistent of hoofdtrainer aan het roer. Van voetballende vrouwen moest hij aanvankelijk niets hebben. Vrouwen moeten lekker op atletiek, korfbal of handbal vond hij.
Toen hij in 1990 bij de KNVB ging werken, weigerde hij iets met meisjesvoetbal te gaan doen, tot het geboden alternatief – stoffig papierwerk: tuchtzaken in het zaalvoetbal voorbereiden – hem te gortig werd. Met tegenzin ging hij kijken bij een training van de Haarlemse meisjes onder-23. Hij verstopte zich achter een dikke boom, zodat niemand hem zou zien. Tot zijn verrassing moest hij toegeven dat een paar van die meiden best aardig konden voetballen.
Vooruit dan maar. De meiden onder-15 van Haarlem werden aan hem toevertrouwd. De eerste wedstrijd, tegen jongens, verloren ze met 12-1. Boze ouders, huilende meisjes, maar hij was aangenaam getroffen: ondanks het verlies zag hij een team dat bleef werken, niet boos werd op elkaar, en het vooral heel graag samen wilde doen. Dat prikkelde Jonker. Een jaar later was hij met de Haarlemse meisjes onder-15 landskampioen.
Waar het ’m in zit? Als je met mannen een voorbespreking houdt, vertelde Jonker, dan luisteren ze vooral als het over ‘ik’ gaat: word ik opgesteld? Wat zegt de coach over mij? Bij vrouwen is dat anders: ze willen alles weten over ‘wij’. Ze luisteren aandachtig naar wat ze als team moeten doen, en voeren dat tot in detail uit. Maar zo gauw er iets onverwachts gebeurt, weten ze soms niet meer wat ze moeten doen – omdat het niet besproken is. Siri Worm knikte: daarom wordt er bij PSV zoveel op chaos en onverwachte situaties getraind.
Natuurlijk chargeer ik, gaf Jonker grif toe. Maar toch: als je zijn observatie eens doortrekt naar het gewone leven, naar grote regeringsleiders bijvoorbeeld, dan zie je wel iets interessants. „Ich bin ein Berliner” zei John F. Kennedy bijvoorbeeld om de steun van de Verenigde Staten aan West-Berlijn te onderstrepen. Stel nu dat Kennedy een vrouw was geweest, dan had hij vast „Wir sind Berliner” gezegd – en geef toe: dat was toch veel krachtiger geweest. Net zoals „Ich schaffe das” lachwekkend was geweest.
Ik wil niks suggereren over geschiktheid van wereldleiders, maar sport blijft een prachtige metafoor.
Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.