Column | De blinde vlekken van de wetenschap

Vraag een expert wat een quantumcomputer zal brengen, en je krijgt haast steevast hetzelfde antwoord. Namelijk dat zo’n ultrakrachtige computer problemen zal oplossen die ‘traditionele’ computers nooit kunnen behappen. Toch zal het ministerie van Defensie ook concretere redenen hebben om op het terrein van quantumtechnologie met universiteiten te willen samenwerken. Denk bijvoorbeeld: om te voorkomen dat quantumcomputers andere mogendheden de kans geven om de beveiliging van Nederlandse bankgegevens te kraken, of die van de Deltawerken.

Maar zoiets is in veel vormen van wetenschapscommunicatie minder vaak onderwerp van gesprek. Sowieso wordt er weinig gepraat over hoe wetenschap en innovatie telkens weer nieuwe vormen van machtsuitoefening en (beschermen tegen) oorlogsvoering voortbrengen. Terwijl daarvan toch talloze voorbeelden zijn. Neem het gifgas dat Nobelprijswinnaar Fritz Haber tijdens de Eerste Wereldoorlog in Berlijn met vier andere latere Nobelprijswinnaars ontwikkelde. En beroemd is natuurlijk het Amerikaanse Manhattanproject om de atoombom te maken – waar direct en indirect zelfs 26 Nobelprijswinnaars bij betrokken waren. Trouwens, ook wie weigerde om hieraan mee te werken, zoals Lise Meitner die het voor atoombommen cruciale proces van kernsplijting identificeerde, ontkwam er niet aan: ontdekkingen worden steevast ook ‘ten kwade’ (en ter afwending daarvan) gebruikt.

In een interessant artikel vorige week in Nature liet Steven Blank van Stanford University, en expert op dit terrein, zien hoe wetenschap en militaire toepassingen in de Tweede Wereldoorlog door dat Manhattanproject nog eens extra verweven raakten. Hij beschrijft bovendien hoe die verwevenheid vervolgens het succesvolle onderzoekssysteem voortbracht dat de Verenigde Staten tot wereldleider in wetenschap en innovatie maakte, én tot het land met de meest afschrikwekkende krijgsmacht ter wereld.

Onderzoek naar wapentechnologie

Juist in de Tweede Wereldoorlog overtuigde wetenschapsadviseur Vannevar Bush de regering van president Roosevelt ervan dat onderzoek naar wapentechnologie uitgevoerd zou moeten worden door academici aan gewone universiteiten. Bush bepleitte verder dat die wetenschappers ruime overheidsfinanciering moesten krijgen, óók voor hun laboratoria en de organisatie daarvan – ofwel, voor alle ‘overhead’. Daarnaast stimuleerde hij dat onderzoekers rechtstreeks met bedrijven gingen samenwerken en van die bedrijven financiering konden ontvangen.

En al die aspecten, schrijft Blank, komen terug in het naoorlogse systeem waarin de Amerikaanse overheid, via bijvoorbeeld de National Institutes of Health en de National Science Foundation, onderzoeksgroepen en hun overheadkosten ruimhartig is blijven financieren (60 miljard dollar in 2023). Waarin (vooral) bedrijven zulke subsidies vervolgens bijna verdubbelen (46 miljard). En waarin innovaties die niet rechtstreeks hun weg terugvinden naar de overheid of zulke bedrijven, worden doorontwikkeld in start-ups, die opnieuw profiteren van investeringen door de overheid (4 miljard dollar in 2023) en andere kapitaalverschaffers (170 miljard).

Het zorgde, zeker in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog, voor een ongekende groei in welvaart, steeds betere medische zorg en bijna voortdurende economische groei. Maar tegelijk, en dat was de aanleiding voor Blanks stuk, bracht dezelfde VS óók de regering-Trump voort die dit ‘wereldleidende’ onderzoekssysteem nu in sneltreinvaart aan het ontmantelen is.

Waar ging het mis? Kreeg Trump zoveel steun omdat de VS, zoals sommigen zeggen, te veel geld spendeerden aan het voeren van oorlogen elders, en te weinig aan openbaar vervoer, goed onderwijs en toegankelijke medische zorg in eigen land? Komt het doordat de megawinsten die voortvloeien uit innovatie op het terrein van informatietechnologie nu vooral terechtkomen bij een kleine groep techbro’s en hun entourage? Doordat de Amerikaanse droom van een eigen huis, auto en rustig leven voor velen onbereikbaar is geworden? Doordat een grote groep slecht opgeleide mensen nauwelijks is opgewassen tegen alle desinformatie die via innovatieve smartphoneapplicaties over hen wordt uitgestort?

Schimmel en slechte isolatie

En inderdaad: wat heb je aan nieuwe innovatieve kankerbehandelingen als zelfs basale medische zorg buiten je bereik ligt? Of, om het naar Nederland te vertalen: aan de nieuwste zonneceltechnologie als je zelf in een huurwoning met slechte isolatie en schimmelproblemen woont? Aan oeverloze discussies over juist taalgebruik aan universiteiten als je zelf tot de 20 procent behoort die laaggeletterd van school kwam?

Ik moest ineens denken aan Emilie du Châtelet, die driehonderd jaar geleden al doordrongen was van de samenhang van wetenschap, innovatie, defensie en militaire inspanningen. In haar boek Grondslagen van de fysica legde ze de destijds nieuwste inzichten in de klassieke mechanica uit aan haar zoon, die als lid van de hoogste Franse adel voorbestemd was voor een glansrijke carrière in het leger. En ze lardeerde al die kennis met voor de militaire praktijk nuttige voorbeelden. Wilde ze zo van haar zoon een winnaar maken? In plaats daarvan eindigde hij onder de guillotine tijdens de Franse Revolutie, die mede was ontketend doordat het leeuwendeel van de bevolking amper van alle nieuwe kennis en vooruitgang profiteerde. Misschien zegt het allemaal samen wel dat we vaker moeten praten over wat een samenleving het verdedigen waard maakt en hoe wetenschap (en onderwijs) juist ook daarbij van betekenis kunnen zijn.

Margriet van der Heijden is natuurkundige en hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de TU Eindhoven.