En toen was het menens. Hillary Clinton, voormalig Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken, de grande dame van de onsuccesvolle presidentsverkiezing, wendde haar ogen af van de wereldproblematiek om zich op Instagram uit te spreken over wat er echt toe doet: de Barbie-controverse. Het viel fans direct op toen de Oscar-nominaties vorige week bekend werden: zowel Barbie-hoofdrolspeelster Margot Robbie als regisseur Greta Gerwig waren niet genomineerd.
Vreemd, vonden media en kijkers, Barbie was een van de grootste én meest gewaardeerde films van het jaar. Alias: ‘De film die Hollywood redde.’ Plots citeerde iedereen Billy Crystals openingsliedje van de Oscars in 1992. De ophef rondom het niet nomineren van Barbra Streisand voor beste regie (voor The Prince of Tides) was toen zo groot, dat Crystal zong: „Seven nominations on the shelf, did this film direct itself?”
Regisseerde Barbie zichzelf? Nee. En Clinton was verbolgen. Ze schreef: „Greta en Margot, hoewel het pijn kan doen om de kas te kraken, maar niet het goud mee naar huis te nemen: jullie miljoenen fans houden van jullie.” Versierd met de hashtag: #HillaryBarbie. De post toont niet alleen aan dat het marketingteam van Clinton werkelijk álles aangrijpt om haar relevant te houden. Het bewijst ook hoe snel film (ten onrechte) politiek wordt, zéker als de Oscars ermee gemoeid zijn. Dus, een week na de bekendmaking van de nominaties van die Amerikaanse zelfverheerlijkingsshow: waarom werden Gerwig en Robbie ‘genegeerd’?
Seksisme. Dat was de kniereflex van internet. Barbie was te roze, te feministisch. The New York Times plaatste er, zijn innerlijke roddelblog omarmend, een artikel over volledig bestaand uit tweets. Het was ironisch, schreef de krant. De ster en regisseur van een film óver uitsluiting van vrouwen worden niet genomineerd. Terwijl Ryan Gosling als toxische Ken wél genomineerd is. „Dat is letterlijk de plot van de film”, zo citeerde de krant iemand op X.
DeBBCkwam met een iets betere verklaring. Seksisme kán ermee te maken hebben (Justine Triet is genomineerd voor Beste Regisseur, en is één vrouw niet genoeg?). Maar de échte reden is dat Barbie gebaseerd is op een pop. Het Gilde van Regisseurs, dat stemt op de nominaties, kon Barbie niet als Cinema zien, alleen als product. Want ja, de film is inventief feministisch, maar is het niet ook inventief commercieel?
Natuurlijk, beide verklaringen zullen er wel íéts mee te maken hebben. Maar beide missen ze de meest voor de hand liggende verklaring: Gerwig en Robbie werden slachtoffers van een zeer goed filmjaar. Want, wie van de vijf genomineerden voor Beste Regisseur zou je eruit gooien? Justine Triet (Anatomie d’une chute), Christopher Nolan (Oppenheimer), Martin Scorsese (Killers of the Flower Moon), Jonathan Glazer (The Zone of Interest) en Yorgos Lanthimos (Poor Things) maakten allen simpelweg betere films dan Barbie. Robbie was ondertussen het slachtoffer van Emma Stone, Lily Gladstone, Sandra Hüller, Carey Mulligan en Annette Bening. Alleen Bening, die in Nyad speelde, zou je wellicht verwisselen. Maar zij is nu eenmaal een legende. Haar vijfde nominatie is een vriendendienst.
Barbie ís belangrijk. En goed. Daarom is de film genomineerd voor acht (!) Oscars. De staat van paraatheid, mevrouw Clinton, mag weer afgekondigd. Wat we nu zien is giftige fancultuur. Wat er gebeurt als fanaten hun favoriet zien verliezen.
Steffen Haars en Flip van der Kuil zijn terug om te schofferen. Hun frikandel kauwende, hangende, zuipende viespeuken uit New Kids waren een fenomeen, dertien jaar geleden. Messenslijpende recensenten konden ruim anderhalf miljoen bezoekers er niet van weerhouden de twee New Kids-films (Turbo en Nitro) te bezoeken. Ook hun andere films, Bro’s Before Ho’s en in mindere mate Ron Goossens, low-budget stuntman, verdeelden critici, maar vulden zalen. Ik zat er ook. Haars en Van der Kuil spraken de taal van mijn generatie jongeren, die opgroeiend op het internet leerde dat in komedie niets heilig was, en iets pas écht grappig werd als het volmaakt ironisch was.
Nu is er Krazy House, de nieuwste zwarte komedie van Haars en Van der Kuil, zeven jaar na Ron Goossens. In veel opzichten gaan ze door waar ze zeven jaar eerder waren gebleven. Nog steeds eindigt een grap vaak in ultrageweld of explosie. Nog steeds is niks heilig – zelfs Jezus himself wordt op grove wijze onteerd. En waarom niet? Het gevoel voor humor van Haars en Van der Kuil is meer salonfähig dan ooit. Het is niet voor niks dat Gen-Z-idool Joost Klein New Kids-hoofdrolspeler Tim Haars rekruteerde om mee te schrijven aan zijn ‘Europapa’.
Maar Krazy House probeert iets meer te zijn dan hetzelfde trucje in een nieuwe film. Krazy House is ambitieuzer en grootser dan wat Haars en Van der Kuil eerder maakten. Qua productie: de film bevat de buitenlandse sterren Nick Frost (Hot Fuzz, Shaun of the Dead) en Alicia Silverstone (Clueless, The Killing of a Sacred Deer). En qua thema: Krazy House is een parodie op Amerikaanse sitcoms, gefilmd op een replica van de set van beroemde jarentachtigshow Married with Children. Het had niet gehoeven.
Vaste rollen
De opzet van de fictieve sitcom is welbekend. Er is een dommige vader, Bernie Christian (gespeeld door Frost), die goed bedoelt maar nooit goed doet. Er is zijn veel te knappe echtgenote Eva (Silverstone), die Bernie op zijn plek zet en vergeeft. Er is een sukkelige zoon (Walt Klink), een kauwgum kauwende dochter (Gaite Jansen). En aan het einde van elke aflevering is er een zoete, christelijke boodschap voor de hele familie thuis op de bank.
Maar niet in deze aflevering. Bernie sloopt per ongeluk de kraan en huurt een groep Russische monteurs in. Zij bezwangeren zijn dochter, maken zijn zoon verslaafd aan de crack en verleiden zijn vrouw. Elke christelijke levensles die Bernie wil leren komt keihard in zijn gezicht terug. Steeds meer worstelt hij met zijn geloof, letterlijk, en met een duistere, moordlustige kant van zijn persoonlijkheid.
Pijnlijk oppervlakkig
Amerikaanse critici sabelden de film neer, na de première op het Sundance festival vorig jaar. En het is begrijpelijk waarom: als satire schiet de film tekort. De Amerikaanse, christelijke voorbeeldfamilie is mikpunt. Daardoor verwacht je dat er ergens een argument in de film schuilt. Dat er een hypocrisie in de omgang van Amerikanen met hun geloof zal worden geopenbaard. Het gebeurt niet. Het is pijnlijk oppervlakkig. Inhoudelijk leeg. Alsof de makers niet genoeg van hun onderwerp wisten om de sitcom-setting écht invulling te geven.
Maar hoeft een film als deze wel een boodschap te hebben? Het doel van Krazy House is om je gevoel voor fatsoen te testen. Steeds gewelddadiger, steeds grotesker, totdat je denkt dat het niet erger kan, en dan komt er nóg een schepje bovenop. Dat klinkt plat, maar het is knap. Feilloos doseert de film kleine beetjes chaos, zodat ze telkens nét te groot zijn om te slikken.
Het is heiligschennis, niet om een taboe te doorbreken, niet om een punt te maken, maar gewoon, omdat het zo leuk is. Daar kun je schande van spreken. Mijn generatie zal er vermoedelijk van smullen.
Vorige week stapte ik in Amsterdam de trein uit achter een kordate jonge vrouw die op haar rugzak een plakkaat had vastgespeld dat mensen opriep stil te staan bij de doden in Gaza. Terwijl ze in de mensenmassa verdween las ik nog net: ‘Educate yourself. Research. Speak out.’ Vandaag staken mijn studenten aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Ik sympathiseer met hun engagement. En tussen al het demonstreren en debatteren door doe ik ook onderzoek. Op de dag dat deze krant uitkomt is het namelijk 15 mei, de dag waarop de Nakba wordt herdacht, de ‘catastrofe’; de verdrijving van 700.000 Palestijnen na de stichting van de staat Israël in 1948. Ter gelegenheid van die herdenking zijn in het Eye Filmmuseum deze week elke avond films te zien waarin Palestijnse filmmakers reflecteren op hun land en geschiedenis onder de noemer ‘Songs and Scenes from Palestine.’
Larissa Sansour is waarschijnlijk de beroemdste. Ze maakt sciencefiction. Niet van het soort met aliens en laserwapens, maar speculatieve fictie met een flinke dosis zwarte humor. In haar korte film Nation Estate (2012) blijkt de ‘Palestijnse kwestie’ opgelost doordat alle overgebleven Palestijnse gebieden in een hightech wolkenkrabber zijn ondergebracht. Clean, luxe, minimaal grondoppervlak. De Dode Zee bevindt zich in de kelder, de ngo’s op de derde verdieping en vanuit Gaza-stad op de 16de en Rafah op de 25ste verdieping heb je een geweldig uitzicht. In A Space Exodus uit 2008 (op YouTube te zien) stapt ze in een ruimtepak om de ruimtevaartgeschiedenis te herschrijven. „A small step for a Palestinian, a giant leap for mankind”, zegt ze, terwijl ze de Palestijnse vlag in het zand plant.
In Eye is nu In vitro (2019) te zien, dat ze samen met haar creatieve partner Søren Lind voor de Biennale van Venetië van 2019 maakte. Weer scifi maar dan meer dystopisch: een klimaatramp heeft de aarde onbewoonbaar gemaakt. Sansour omschrijft scifi als haar toevluchtsoord, omdat „problemen naar de toekomst verplaatsen een manier kan zijn om uit een ideologische impasse te komen”.
Naar het verleden kan ook. Veel Palestijnse makers houden zich bezig met het feit dat er nauwelijks een archief en beeldgeheugen is. Kunstenaar Noor Abed noemt haar werk daarom een vorm van „omgekeerde antropologie”. „Ik wil een beeld maken ván Palestina, niet óver Palestina door iemand anders.”
Hoe ‘anderen’ hebben gekeken wordt duidelijk in het blok historische films, bijvoorbeeld op een newsreel die een treinreis van Caïro naar Jeruzalem laat zien. Het stuk film is honderd jaar oud. Het is nostalgisch en ontroerend optimistisch. Maar onschuldig is het niet. De tussentitels hebben het over pelgrims, Joodse emigranten en Engelse troepen, maar naar de rest van de mensen moeten we gissen. Palestijnen hebben in het filmpje alleen op de plattegrond een naam.
Ik mail Noor Abed en vertel haar dat ik mijn eigen blik aan het onderzoeken ben. Vindt zij dat er in haar beelden plaats is voor mijn associaties? Mag ik bij de vrouwen die in de droogstaande Romeinse putten dansen in our songs were ready for all wars to come (2021) denken aan beelden die ik ken uit de Griekse tragedie? Wat zou zij liever voor referenties zien? Dat is een goeie vraag, mailt ze terug. Ze denkt er nog even over na.
Ik ook. Het „educate yourself” begint ook in de bioscoop.
Dana Linssen is filmrecensent, en vervangt deze week Sabeth Snijders.
Amat Escalante kan best ‘naar Hollywood’. Hij struint met elke film de festivals af. Hij regisseerde acht afleveringen van hitserie Narcos: Mexico voor Netflix. Hij is nota bene half Amerikaan. En toch: „Ik neem al mijn films op rond mijn huis in Guanajuato, Mexico.”
Het is niet dat Narcos hem niet beviel. „Een fijne hybride: een Spaanstalige serie met Amerikaans budget. Ik hoefde geen scenario te schrijven, of geld te verzamelen. Het makkelijkste en leukste deel blijft over: filmen.”
Het heeft meer te maken met de manier waarop hij zijn films maakt. „Ik doe lange wandelingen, met notitieblok, en dan word ik geïnspireerd door wat ik zie. Vaak film ik dan ook op de locaties die me inspireerden.”
Escalantes films zijn gewelddadig, seksueel, provocatief en absurd. Niet direct de verwachte oogst van een wandeling. Of van deze stille man, die vragen soms beantwoordt alsof hij door de politie verhoord wordt. Toch is het logisch, zegt Escalante: „Guanajuato is binnen tien jaar van een van de veiligste, naar een van de gevaarlijkste staten van Mexico gegaan: bende-geweld, mensensmokkel, ontvoeringen. En de overheid kijkt weg omdat de staat geregeerd wordt door de oppositie. Ik woon en werk daar. Dat sijpelt naar binnen.”
Escalantes nieuwste film zit vol met de sociale problematiek die hij om zich heen ziet. Hoofdpersoon Emiliano gaat op zoek naar zijn moeder, die ‘verdwenen’ is nadat ze had geprotesteerd tegen een vervuilende mijn. Zijn zoektocht brengt hem naar een rijke familie. Zij wonen aan het meer waar zijn moeder verdween. De familie is seksueel pervers en misbruikt het leed in Guanajuato voor kunst en roem. Emiliano wringt zich het gezin in, vooral via de dochter van het beroemde stel.
Voelt het als een verantwoordelijkheid om de problemen die je om je heen ziet in je films te verwerken?
„Een beetje. Het is moeilijk voor mij om het er níét over te hebben, omdat ik er middenin woon. Mexico is een gevaarlijk land voor journalisten. En dus komt veel niet in het nieuws: uitbuiting van internationale bedrijven, ‘verdwijningen’, corruptie… Je ziet één bericht, ‘activist vermoord’, daarna niks meer. Ik wil geen journalist zijn, maar met mijn films dichterbij de slachtoffers én daders komen.”
Alles in de film draait om de mijn in het dorp, maar we zien nooit de buitenlandse eigenaren van de mijn.
„Vaak – niet alleen in Mexico – worden de mensen en het land uitgebuit, terwijl de winsten vooral naar de eigenaren gaan. Zij houden de handen schoon – ze zíén de consequenties niet eens – terwijl de lokale bevolking vecht over achtergebleven winsten.
„In mijn film zien we alleen de consequenties, en niet de eigenaren. We zien hoe iedereen een rol speelt; zo’n kleine rol, dat ze allemaal kunnen volhouden dat ze onschuldig zijn. ‘Iedereen is onschuldig’, zeggen ze, en daarna zeggen ze: ‘Iedereen is corrupt’.”
Er is in uw film ook een kunstenaar die het land uitbuit, vooral het leed, voor zijn werk. Bent u niet bang dat dat is wat u doet?
„Dat is wel het gevaar als je verhalen vertelt over de problemen in Mexico. Maar ik wóón er. Ik vertrek niet met de verhalen. En ik ben niet op zoek naar de glamour, van de rode loper.
„Daarnaast zijn de acteurs in mijn films ook lokale mensen die vaak nog nooit geacteerd hebben. Zij zitten soms in kwetsbare situaties. En zij reizen óók mee naar de festivals. Toen we met Los Bastardos (2008) naar Cannes gingen werd een van de hoofdrolspelers tegengehouden bij de grens. De festivaltop moest erbij betrokken worden om hem het land in te krijgen. Dat is de wereld waarin we leven, ook in Cannes.”
In het begin van je film zien we al wat er met Emilliano’s moeder gebeurt. Waarom liet je de kijker niet in spanning?
„Omdat mensen niet verdwijnen. Ze worden gegrepen, pijn gedaan. Ik wilde die magische connotatie van het woord ‘verdwijnen’ oplossen en laten zien hóé zo’n verdwijning plaatsvindt. Zelfs als het mijn verhaal schaadt.”
Er zit veel seksuele spanning in deze film en je vorige films. Waarom?
„Als ik dicht bij een personage wil komen, beland ik onvermijdelijk bij seksualiteit.”
Je denkt altijd aan seks?
„Ja, ik en de rest van de wereld ook. Het is zó’n belangrijk deel van het leven van mensen. Nu krijg ik er meer vragen over dan ooit: doordat de maatschappij is veranderd, springt het er meer uit. In Lost in the Night is die erotiek vooral bedoeld om te laten zien hoe mensen bezig zijn met uiterlijk, met het beeld van zichzelf dat ze de wereld tonen. We leven steeds meer in een virtuele werkelijkheid. Het is makkelijk om je foto’s aan te passen, je kiest op datingapps de foto die je het meest aanstaat. Er sluipt een nepheid in. Dat wilde ik laten zien: de rijke familie leeft via het scherm, wat ze de wereld in sturen naar onbekenden.”
Tijdens de pandemie werkte je vooral aan ‘Narcos’, heb je daarvan iets meegenomen voor je nieuwe film?
„Voor Narcos werkte ik voor het eerst met professionele acteurs. Dat deed ik nu weer. Het geeft andere mogelijkheden: ik kon de film bijvoorbeeld grappiger maken, omdat de acteurs technisch meer onderlegd zijn.
„Bij Narcos werkte ik voor het eerst met beroemde mensen. Roem interesseert me. Het geeft macht, tilt je op, boven echte gevoelens en echte problemen uit. Maar het is ook een illusie. Het komt alleen voort uit de manier waarop anderen naar je kijken.”
Waarom verwerkte je dat óók?
„Reclames voor luiers tonen altijd witte baby’s, terwijl de meeste Mexicanen niet blond met blauwe ogen zijn. Klassendiscriminatie en racisme zitten diep in de Mexicaanse cultuur, sinds de Spanjaarden aankwamen en de inheemse bevolking onderworpen. Deze rijke, beroemde familie was daar een makkelijke representatie van.”