Mijn gedachten tijdens de hoorzitting met aanstaand minister Marjolein Faber van Asiel en Migratie gingen onwillekeurig naar de ambtenaren op haar ministerie. Hoe zouden die nu naar haar luisteren? Verontwaardigd, berustend?
Sommigen zullen elkaar gebeld hebben, honend Faber imiterend: „Dit wordt het strengste asielbeleid ooit.” Later lazen ze meesmuilend elkaar de tweet van Wilders voor: „Kandidaat-minister Faber spreekt glasheldere woorden. Ze heeft net als de PVV helemaal niets met complottheorieën als omvolking. Ze maakt zich wel terecht zorgen over de demografische ontwikkeling in Nederland! Complimenten Marjolein!”
Grappig: hier zien we hoe Wilders het niet kan laten zichzelf complimenten te maken. Want vooral Fabers beginverklaring („Ik realiseer me dat de woorden omvolking en omvolkingstheorie onjuist en ongewenst zijn’’), was ongetwijfeld van a tot z door Wilders zelf opgesteld. Ook de antwoorden op vragen van de Kamerleden verrieden door de systematische herhaling in het woordgebruik een zorgvuldige voorbereiding van hogerhand. Faber werd her master’s voice, zoals beoogd PVV-minister Reinette Klever dat eerder was toen ze omvolking een „demografisch fenomeen” noemde.
Door het woord omvolking ontstond steeds meer heibel, waar Wilders in dit stadium van de regeringsvorming niet op zit te wachten. Wat te doen? Vervang het beladen woord door een neutraler klinkend begrip – en klaar is Geert. Je zou het een variant op orwelliaanse newspeak uit zijn roman 1984 kunnen noemen, waarover Orwell zelf schreef: ,,Het was de bedoeling om het spreken, en met name het spreken over een onderwerp dat ideologisch niet neutraal was, zoveel mogelijk buiten het bewustzijn om te doen gaan.’’
De Kamerleden die Faber ondervroegen informeerden herhaaldelijk naar haar invulling van die „demografische ontwikkeling”, maar die kwam er niet, vaagheid moest troef blijven.
Orwell omschreef treffend de spreekstijl van dergelijke sprekers, die je ook bij Wilders en Faber aantreft: veel woorden van twee of drie lettergrepen, waarbij het accent gelijkelijk verdeeld is over de eerste en de laatste lettergreep. Orwell: „Het gebruik ervan bevorderde de kakelende spreekstijl, die tegelijk staccato en eentonig was. En dit was precies wat er werd beoogd.” (Hoor Wilders in zijn tirade uit 2015 tegen Alexander Pechtold: „Dit nép-parlemént, want dat is het, een nép-parlemént.”).
Dit alles maakt Wilders in deze dagen ook tot een meester van de verdoezeling. Omstreden uitspraken van vroeger worden door hem en zijn getrouwen van een andere context voorzien, schouderophalend vervangen door vagere equivalenten óf afgedaan met de dooddoener dat we nu „vooruit” moeten. Maar het verleden laat zich in een democratie nooit helemaal retoucheren. Zo moet Wilders achteraf de foto uit 2017 vervloeken waarop hij, staande naast Marjolein Faber, een spandoek hoog houdt met de tekst „Geen Arnhemmistan! We raken ons land kwijt!” Daarmee betoogden zij tegen de benoeming van Ahmed Marcouch tot nieuwe burgemeester van Arnhem. De complottheorie van de omvolking had zijn perfecte illustratie gekregen.
Zo dachten ze bij de PVV er toen over – en zo denken ze er nog steeds over.