Column | Beestjes bij namen

Dinsdag stemt de Tweede Kamer over hoe ze de Wet dieren zal inkleuren. Er valt ongeveer te kiezen tussen: met Adema dieren verminken zolang veeboeren daaraan verdienen, of dieren verminken met D66 en VVD maar uiterlijk tot 2040, of het amendement dat er al is handhaven. Dat luidt – waarschuwing voor juridisch jargon: ‘Het is niet langer toegestaan een dier pijn te doen of bij een dier letsel te veroorzaken, dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen met als doel het dier op een bepaalde manier te kunnen huisvesten.’ Dit betekent: geen hoorns wegschroeien, staarten afknippen of snavels kappen om zoveel mogelijk dieren op elkaar te kunnen proppen en tevens het onderling verwonden binnen de perken te houden.

Tijdens de voorbereidende debatten buitelden Kamerleden over elkaar met waanzinnige beweringen. „Nederland is het meest diervriendelijke land van de Europese Unie!”, riep Adema. Nergens in Europa worden zoveel dieren onthoofd als in Nederland, maar niemand die de minister op zijn leugen wees, integendeel. Kamerleden openden interrupties met: „Uiteraard ben ik ook voor dierenwelzijn.” De een hield nog meer van koeien dan de ander. Na zo’n debat zitten ze volstrekt onbewust van het eigen waandenken in het Ledenrestaurant gebroederlijk diezelfde dieren, hun baby’s of moedermelk op te peuzelen. Je bent niet „voor dierenwelzijn” als een dierenleven je minder waard is dan het kortstondig prikkelen van je eigen smaakpapillen.

Stel dat mijnexploitanten die kinderen in mijnschachten lieten afzakken tot de kinddood erop volgt, zouden wijzen op de maatregelen die ze troffen om het kindwelzijn te bevorderen. Dat ze „kindwaardigheid dragen wij hoog in het vaandel,” zouden zeggen. En dat politici na werkbezoeken aan deze ondernemers het kindwelzijn rond de mijnschacht prezen en zouden raaskallen over kindwaardige mijnbouw. We zouden onmiddellijk hun psychiaters bellen.

Elk Kamerlid dat dinsdag tegen het originele amendement stemt, zou de betekenis daarvan voor de spiegel moeten uitspreken. Misschien helpt dat hun waandenken te bestrijden: „Ik vind dat het toegestaan moet zijn een dier pijn te doen of daar letsel bij te veroorzaken… met als doel het dier op een bepaalde manier te kunnen huisvesten.”

Als hoorngroeipunten worden weggebrand, lichaamsdelen worden afgeknipt en jongen van zogende moederdieren worden afgepakt, kun je het niet over welzijn hebben. Er is welzijn noch waardigheid als dertig miljoen dieren per jaar hulpeloos in Nederlandse stallen sterven. De veehouderij doet hooguit aan reductie van het leed dat ze zelf veroorzaakt. Dat de sector daarvoor misleidende woorden als „dierwelzijn” en „dierwaardigheid” gebruikt, is erg genoeg. Politici en zeker journalisten zouden die termen niet moeten overnemen. Dat zouden ze rond kinderarbeid en mijnen ook niet doen. Er is geen welzijn, er is geen waardigheid, alleen wie pr wil doen voor de veehouderij gebruikt deze termen.

Carolina Trujillo is schrijfster.