Column | Arbeidstekort? Doe iets aan man-vrouwbeeld

Als migranten, mensen die net als hun ouders in het buitenland zijn geboren, net zo veel zouden werken als Nederlanders, zou dat 331.000 extra werkenden opleveren. Dat staat in een recent onderzoek van de Adviesraad Migratie. Het ‘onbenutte arbeidspotentieel’ onder deze groep bedraagt bijna 20 procent.

Migranten uit Turkije, Marokko, Syrië en Suriname vormen in absolute aantallen de grootste groep met gemist arbeidspotentieel. Relatief gezien is het onbenutte potentieel het hoogst onder migranten uit Jemen, Syrië, Eritrea, Somalië, Soedan en Ethiopië.

Onder vrouwelijke migranten is het onbenutte arbeidspotentieel aanzienlijk groter dan onder mannelijke (23 tegenover 15 procent). Bij Syrische vrouwelijke migranten ligt het zelfs op 64 procent; bij vrouwelijke migranten uit Somalië en Ethiopië gaat het richting de 60 procent.

De cijfers hebben geen betrekking op tweede en latere generaties ‘allochtonen’, die immers in Nederland geboren zijn.

Als migranten net zo veel zouden werken als Nederlanders, zou drie kwart van de openstaande vacatures vervuld kunnen worden, aldus de Adviesraad.

Opvallend is overigens dat áls migranten betaald werk hebben, zij méér werken dan vergelijkbare Nederlanders zonder migratieachtergrond. Dit geldt het sterkst voor arbeidsmigranten van buiten de EU, onder meer uit de eerder genoemde landen.

Nu weten we dat er onder Nederlandse deeltijdwerkers (met name vrouwen zonder migratieachtergrond overigens) ook nog een behoorlijk arbeidspotentieel ligt: 508.000 extra werkenden. Het gaat daarbij om vrouwen die meer uren kunnen én willen maken. Om de een of andere reden lukt dat blijkbaar niet.

Het Nederlandse arbeidstekort zou dus in één klap opgelost kunnen worden als vrouwen meer zouden werken. Dat ze dat niet doen, heeft, vrees ik, te maken met ouderwetse opvattingen over de rolverdeling tussen mannen en vrouwen.

Vrouwen waren in Nederland tot 1956 bij wet handelsonbekwaam. Daarvoor mochten getrouwde vrouwen geen eigen bankrekening hebben, en moesten ze hun man om geld en toestemming vragen als ze bijvoorbeeld kleren wilden kopen. De man was het sterke geslacht, de vrouw het zwakkere. Tot in 1970 was de man het hoofd van de echtvereniging, De vrouw moest gehoorzamen aan de man.

Wij vrouwen zijn dus nog geen zeventig jaar handelingsbekwaam en hoeven pas 55 jaar thuis niet te gehoorzamen. Dat werkt door in onze hoofden en los je niet op door wetgeving alleen. Dit zit bij ‘autochtone’ Nederlanders nog steeds tussen de oren, en bij migranten vaak nog veel sterker, vermoed ik.

Dergelijke rollenpatronen kunnen alleen doorbroken worden als vrouwen nog meer geprikkeld worden om te gaan werken. Het doel is natuurlijk niet alleen de arbeidstekorten oplossen. Werken zorgt voor onafhankelijkheid en zingeving, maar ook voor emancipatie en integratie.

Veel Turkse en Marokkaanse migrantenvrouwen zijn naar Nederland gekomen via een huwelijk. Deze vrouwen spreken de taal slecht, en kennen de cultuur en maatschappij nauwelijks. Dat hun echtgenoot een vrouw uit het land van zijn ouders of grootouders haalt, duidt over het algemeen ook niet op erg progressieve opvattingen op het gebied van geloof en gendergelijkheid. Als we niet uitkijken, dreigen deze vrouwen de rest van hun leven achter het aanrecht te slijten, zonder dat ze de taal goed leren of een netwerk in de maatschappij opbouwen. Bovendien blijf je de problemen die typisch zijn voor de eerste generatie migranten zo ook steeds behouden.

De overheid mag zich veel meer inspannen om de arbeidsparticipatie onder vrouwen en migrantenvrouwen in het bijzonder te vergroten. Vanwege de economie, maar ook omdat het vrouwen vooruit helpt. En heel simpel: omdat het ze gelukkiger maakt.

Aylin Bilic is headhunter en publicist.