Column | Als Tweede Kamerlid moet je ‘heel hard’ kunnen rennen, en niet struikelen

Caroline van der Plas staat in de grote debatzaal van de Tweede Kamer en kijkt omhoog, naar journalisten op de publieke tribune. Donderdagmiddag, half twee. Ze lacht. „Wat zag dat er lullig uit, hè? Alsof we met z’n allen bij de bushalte stonden.” Ze bedoelt de rij van acht Kamerleden die zich in de zaal, bij de balie van de griffie, wilden inschrijven voor het debat over Trump, Poetin en Oekraïne. GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans had dat debat aangevraagd vanachter de katheder, en bij de interruptiemicrofoon had daarna de ene na de andere fractievoorzitter zijn verzoek gesteund. Ze hadden ernstig gekeken, er waren grote woorden gebuikt. Over „imperialistische grootmachten” die „de dienst willen uitmaken”, over „de internationale rechtsorde” die wordt bedreigd, over het risico dat Europa bij onderhandelingen over Oekraïne „niet aan tafel zit maar zelf op het menu staat”. Alleen de PVV vond een debat niet nodig.

Wat nauwelijks opviel: NSC-leider Pieter Omtzigt stelde voor om een ánder debat over de oorlog in Oekraïne, dat gepland stond voor 6 maart, dan maar niet door te laten gaan. Alle partijen waren het met hem eens, behalve D66. Dat andere debat was al in januari aangevraagd door Jan Paternotte van D66 en wie een debat aanvraagt, is in dat debat zelf de eerste spreker. Waardoor je bijna altijd extra media-aandacht krijgt. In de bankjes werd lacherig gedaan. „Jammer hè, voor Jan.” Nu was Timmermans eerst.

Maar ook daarna val je vaak nog op en dan moet je snel zijn, als fractie: hoe eerder een van jouw Kamerleden bij de balie staat om zich in te schrijven voor het debat, hoe eerder je in dat debat aan de beurt bent.

SP’er Michiel van Nispen staat er donderdagmiddag als eerste. Uit dienstbaarheid aan zijn partijleider Jimmy Dijk: in het debat over Oekraïne, deze dinsdag aan het eind van de middag, spreekt Dijk ná Timmermans. Achter hem staan VVD’er Eric van der Burg, NSC’er Isa Kahraman, Don Ceder van de ChristenUnie, BBB’er Van der Plas, Anne-Marijke Podt van D66, CDA-leider Henri Bontenbal, Gidi Markuszower van de PVV.

Alsof ze op de bus wachten, ja. „Iedereen”, roept Van der Plas die middag ook naar de tribune, „wil vóór het zesuurjournaal aan de beurt zijn geweest.”

Het is een ongeschreven regel, hoor ik van Stephan van Baarle van Denk, dat je pas in de rij gaat staan als een debatverzoek wordt gedaan. Maar vorige week dinsdag staat Omtzigt al bij de griffie voordat er wordt begonnen met het aanvragen van debatten. NSC’er Daniëlle Jansen neemt het wachten daarna van hem over. Ze hoeft dus niet meer te doen wat ze, vertelt ze later die middag, had geleerd in een cursus van de Tweede Kamer voor nieuwe Kamerleden, over procedures: je moet „heel hard kunnen rennen” om je als eerste in te schrijven voor een debat. En dan moet je oppassen, werd erbij gezegd, dat je niet struikelt. „Of dat een ander Kamerlid jou pootje haakt.”

Dat was een grapje.

Petra de Koningdoet elke dinsdag verslag over de Haagse politiek. ([email protected])