Column | Aloha

Aloha is een woord uit Hawaï dat onder meer „liefde”, „toeneiging”, „compassie”, „vrede” en „dank” kan uitdrukken, maar ‘Aloha’ is ook een met plastic versierd bowling-midgetgolf-paintball-centrum onder een viaduct in de buurt van Amsterdam CS waar ik sinds kort vaak kom vanwege de kinderfeestjes.

In bowlingcentra denk ik altijd aan mijn moeder, dood maar niet vergeten. In 1979 raakte ik op mijn verjaardag met een groep vriendjes ingesneeuwd in het Bowlingcentrum aan de Schelmseweg in Arnhem. Je mocht nog binnen roken, dus mijn moeder hing tot haar pakje Stuyvesant Rood leeg was boven een asbak, de groep kinderen zwijgend en bang om haar heen. Toen iemand na uren durfde te vragen wanneer we zouden gaan, antwoordde ze: „Nooit, we gaan hier samen dood.”

Tijdens de fietstochten van en naar Aloha, het halen en brengen, denk ik aan mijn moeder. Alles gaat met grote stress, ik doe er met een of twee dochters veertig minuten over, als ik thuiskom van het brengen moet ik alweer bijna terug voor het halen. Ergens verdekt koffiedrinken met mezelf is in Aloha niet mogelijk, het mag ook niet van mijn dochters, want raar.

Gisteren moest ik Lucie van Roosmalen (9) naar Aloha begeleiden. Halverwege, we hadden ons tot haar grote woede ook al een keer vastgereden in een opgebroken weg, werden we ingehaald door een moeder op een elektrische bakfiets.

„Daar gaat Juppelien (al haar nieuwe vriendinnen hebben van dat soort namen), die komt wel op tijd.”

Bij Aloha was het druk, het is er altijd druk, de lucht is er zwanger van kinderfeesten, studenten, bittergarnituur en suiker. De andere ouders waren er net zo aan toe als ik.

„Waar is de groep? Zijn we te laat?”, vroeg een moeder. Ze had er met halen en brengen van en naar sportclubjes al een werkdag op zitten, de reden om het lidmaatschap van een sportclub niet aan te moedigen.

„Hoe laat is het halen?”, vroeg ik om me heen.

Ik probeerde afscheid te nemen. Haar ogen zeiden „ga nou maar”, zo heb ik mijn ouders ook twintig jaar behandeld. Terug naar huis, geen tijd meer om iets te doen, wachten tot we weer naar Aloha moesten. Dit keer met Frida van Roosmalen (3) achterop. Toen we aankwamen stond ze met de organiserende moeder achter een glazen deur.

Ik tegen de organiserende moeder: „Ben ik te laat?”

Ik dwong haar om de organiserende moeder te bedanken. De organiserende moeder zat er ook doorheen, drie uur Aloha met een groep kinderen vergt veel. Ondertussen was Frida van Roosmalen een bowlingbaan opgelopen. Ik kroop gebogen, vriendelijk knikkend en glimlachend tussen de andere ouders door en schoot zo onopvallend mogelijk de bowlingbaan op om haar te vangen. „Er loopt een vent met een kind op onze baan”, zei een student, „zal ik gewoon gooien?”

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.