Mijn moeder heeft eens in de supermarkt een volgeladen karretje een grote trap gegeven. Daarna liep ze huilend naar huis, plofte op de bank en zei: „Ik ga nooit meer koken.” Met starende ogen keek ze voor zich uit.
„Dan kook ik”, zei mijn vader. „Aardappelen met spinazie en eieren.”
„De kinderen houden niet van spinazie.”
„We kunnen pannenkoeken bakken”, zei ik.
„We kunnen toch niet elke dag pannenkoeken eten!” Machteloos haalde mijn moeder haar schouders op en begon weer te huilen.
Mijn vader belde mijn oma, die een paar uur later kwam aanfietsen met een blikken vorm aan haar stuur.
„Broodpudding”, zei ze opgewekt tegen mijn moeder. Ze opende haar tas. „En heerlijke kabeljauw. Dat blieft iedereen.”
„U begrijpt het niet. Nicolien wil haar vis gekookt en An wil het gebakken en voor de andere twee maak ik altijd een tartaartje…”
Oma glimlachte ondoorgrondelijk, liep naar de keuken, bond een schort voor en bakte de vis. We aten allemaal keurig ons bord leeg en de volgende dag kwam oma opnieuw, net zo lang tot mijn moeder de bank weer afkwam en de oude orde werd hersteld.
In de loop der jaren werd haar aanval van aculinaria nervosa, zoals mijn moeder het zelf noemde, zelfs een succesverhaal op familieavondjes. Ze maakte het steeds mooier. „Ik trapte dat winkelkarretje weg, recht in een toren van Unox-soepblikken. Bom, bom, bom. Al die blikken rolden over de grond!”
Het geduld en de ondoorgrondelijke glimlach van mijn oma werden jaren later verklaard. Zijzelf, vertelde ze me, had ook een tijdlang gewalgd van koken. „Alleen al het dénken over eten stond me tegen”, zei ze. „Toen de kinderen het huis uit waren, zei ik wel eens tegen je opa hoe heerlijk het zou zijn een keertje uit eten te gaan. Maar hij zei dat hij thuis het lekkerste at.” Ze haalde haar schouders op.
„Maar dan kon u het toch uitleggen?” vroeg ik verlegen.
„Ach kind! Welnee”, riep mijn oma geërgerd. „Hij begreep het gewoon niet.”
„Het heeft niks met koken te maken”, zei mijn zus. „De oorzaak van aculinaria nervosa is dat je je ongezien en onbegrepen voelt.”
Veertig jaar later ben ik zelf getrouwd. Na een operatie kan mijn man maandenlang niet lopen. Hij heeft veel pijn, zit veelal zwijgend op de bank en heeft nergens trek in. Op een dag ben ik in de supermarkt. Ik loop langs de bleke kippen, de pakken houdbare melk, pak aarzelend een krop sla en leg hem terug. Fluisterend bel ik mijn zuster. „Ik sta in de supermarkt maar ik weet niet meer wat ik moet doen.”
„Koop een kant-en-klaarmaaltijd”, zegt ze.
„Je begrijpt het niet!” zeg ik moedeloos. „Dat kan niet!”
„Aculinaria nervosa”, zegt ze getroffen. „Direct naar huis. Ik los het op.”
Een week lang staat ze elke dag voor de deur met een tas vol tupperware bakjes. Ze maakt zelfs een broodpudding in de blikken vorm die ze van oma geërfd heeft.
Zo zet de vloek zich voort. Maar de redding ook.
Nicolien Mizee is schrijver en vervangt Frits Abrahams tijdens zijn vakantie.