Column | ‘Zo’n rijk land, en dan zo’n pipo als leider kiezen’

Afgelopen donderdag presenteerde ik mijn nieuwe boek in Paramaribo. Het was een dag van nationale rouw; een van de vele illegale goudmijnen die het binnenland van Suriname telt, was ingestort. Vijftien arme mensen werden levend begraven. Op de dag van mijn presentatie hingen alle vlaggen in de historische binnenstad van Paramaribo halfstok.

Uit Nederland kwamen berichtjes: er werd meegeleefd met het nieuws van de dode goudzoekers. En er werden hoofden geschud. Suriname, het dodelijke El Dorado, waar nog steeds mensen goudkoorts oplopen. Suriname, het wilde westen.

Die avond praatte ik in het Nationaal Archief over Anil Ramdas, en over wat de rol van een schrijver is of zou kunnen zijn in een complexe samenleving als de Surinaamse. Er kwamen veel vragen uit het publiek. Ik beantwoordde ze met overgave, zat vanzelfsprekend goed in mijn materiaal. Tot een meisje, een studente dacht ik, haar hand opstak en me vroeg wat ik vond van de verkiezingsuitslag in Nederland. Ik stokte, zocht naar woorden.

De mensen die voorin de zaal zaten, hadden kunnen zien dat ik tegen mijn tranen vocht.

De studente dacht misschien dat ik haar niet goed had verstaan. Ze herhaalde de vraag; „Wat betekent het dat Wilders zo’n grote overwinning heeft behaald?”

Ik zou het moeten kunnen duiden. In mijn boek had ik uitgebreid geschreven over de opkomst van de PVV. Ik had het afgezet tegen geopolitieke bewegingen, ik had het in relatie gebracht met nationale sentimenten. In de interviews die ik over het boek had gegeven, was er één vraag die alle journalisten, zonder uitzondering, stelden; hoe denk je dat Nederland er nu bij staat? En ik, de eeuwige optimist, had vol overtuiging geantwoord dat we vast en zeker in een opwaartse spiraal zaten. Dat ik sterk het gevoel had dat de meerderheid het zat was, dit feitenvrij spuien van meningen, deze oorlogsretoriek in vredestijd, dit schaamteloos aanwijzen van migranten als veroorzaker van alle sociale ellende.

En nu dit. Wat het betekent? Dat voor 2,5 miljoen mensen racisme geen probleem is. Dat alles waarvoor zoveel van ons hebben gewerkt (historisch begrip, wederzijds respect) voor niets is geweest. Dat racistische opvattingen nu werkelijk zonder reserves hardop worden uitgesproken – de onversneden haat die nu neerregent op sociale media, gericht aan iedereen die links en allochtoon is, liegt er niet om. Het betekent dat het kleine beetje fatsoen dat een multiculturele, diverse samenleving leefbaar maakt, goeddeels is verdwenen.

Maar dat antwoordde ik niet. Ik zei alleen maar dat ik me had vergist. Nederland is nog lang niet bezig terug te klimmen uit een moreel dal. Integendeel.

Later sprak ik met een paar mensen na op straat buiten een café waar er bachata werd gedanst en rum gedronken. Het ging niet meer over de goudmijn, maar over Wilders. En over die miljoenen mensen die zich achter hem hadden geschaard. „Waarom denk je dat Nederlanders op zo iemand stemmen”, vroeg iemand me. Ik viel weer stil. „Het schijnt dat ze vooral ontevreden zijn”, antwoordde ik uiteindelijk, machteloos en moegestreden. „Maar het is een eindeloze, onverzadigbare ontevredenheid, van het soort dat alles opslokt en niets overlaat voor anderen.”

„Zo’n rijk land”, lachte een van mijn gespreksgenoten. „En dan zo’n pipo als leider kiezen.” Hij lachte, en zijn tafelgenoten schudden hun hoofden in ongeloof. Achter mij wapperden de vlaggen, nog steeds halfstok. En ik dacht, tja. Dat is dan Nederland, net als de rest van Europa; bevolkt met angstige en ontevreden mensen. Ze hebben al het goud in de wereld, maar ze zijn zó bang en boos – daar is geen welvaart tegenop gewassen.

Karin Amatmoekrim is schrijver en letterkundige. Ze schrijft om de week op deze plek een column.