Column | ‘Ik geef mijn hartelijke excuses’, sprak hij opeens kalm en gracieus

Sarah Sluimer

‘En dan zijn we nu begonnen met de eerste huisvergadering van de familie OOIT”, zei Ezra (7) plechtig. Hij zat in de grote rotan pauwenstoel in de woonkamer. De rest van het gezin had zich braaf om hem heen geformeerd. Hij tikte zakelijk met een vinger op de leuning. „Mijn naam is Ezra Bosch. Ik ben de voorzitter. En ik vind dat Cléo minder Peppa Pig moet kijken.”

„Wacht even”, zei ik geduldig. „Jij bent de voorzitter, en de voorzitter laat vooral andere mensen aan het woord.” Hij keek me verbijsterd aan. „Maar ik ben de voorzitter”, zei hij, een tikje schril. „Ja”, zei ik. „En straks zeg jij ook iets, maar nu mag iemand anders, ik bijvoorbeeld, eerst iets zeggen.” De vergadering was mijn idee geweest. Ik keek schielijk naar Willem, die aan de andere kant van de tafel zat. Willem kneep z’n ogen samen en keek me strak aan. Ezra vorste me ondertussen gepijnigd. Zou hij me aan de leeuwen voeren? Of zijn wankele imago als waardig keizer-filosoof een opkontje geven? Het wachten duurde een eeuwigheid. Toen kreeg ik de duim omhoog, al was het niet van harte.

„Het zit zo”, begon ik. „Communiceren graag via de voorzitter”, zei Willem koel. „Geachte voorzitter”, zei ik onbewogen. „Ik wilde graag een agendapunt aankaarten. Het betreft…” „Wat is betreft”, zei Ezra. „Een soort afwasmiddel ofzo”, antwoordde hij zelf. „Ik denk bellenblaas”, zei Kaas (3) slissend, terwijl hij op zijn kop op de bank stond. „Cléo”, zei Cléo (1), en trok de door mij verstopte iPad onder de bank vandaan. „Luister even allemaal”, zei ik. „Via de voorzitter graag”, zei Ezra. „Voorzitter, luister even allemaal”, zei ik. „Het gaat over de zinnen ‘hou je kop’ en ‘fuck you’, die ik jullie, en ik kijk vooral naar jou Kaas, regelmatig hoor gebruiken als jullie ruzie hebben. Ik wil niet meer dat dit gebeurt.”

„Oké”, zei Ezra onverschillig. En daarna, gretiger: „En nu mijn punt. Waar blijft mijn zakgeld.”

„Ik wil ook zakgeld”, lispelde Kaas, terwijl hij de iPad voor Cléo ontgrendelde. „Nee”, loeide Ezra, „Jij bent daar nog te jong voor.” „Heulemaal niet”, zei Kaas, inmiddels weer ondersteboven. „JAWEL, jij bent nog te dom voor geld!”, loeide de keizer-filosoof, waarop Kaas, zo hoog en hard als hij kon, begon te krijsen. „Ezra, jij moet ook een beetje orde houden, als voorzitter”, zei ik laf. Dat kwam, verbazingwekkend genoeg, hard bij hem binnen, alsof de tragische verantwoordelijkheid van de macht als een regenbui op zijn schouders neerdaalde. „Ik geef mijn hartelijke excuses”, sprak hij opeens kalm en gracieus. Zijn paars aangelopen broertje zweeg perplex. „Ik stel voor dat ik twee euro krijg en Kaas één euro”, mompelde hij daarna zo snel als de disclaimer in een beleggingsreclame. „En dat ik dan het geld voor Kaas bewaar, want hij kan dat nog niet”, voegde hij er, nog rapper, aan toe. Even was het stil. „FUCK YOU!”, schreeuwde Kaas en rolde van de bank af met geheven vuisten. „HOU JE KOP!”, gilde de voorzitter. De manische deun van Peppa Pig schalde door de kamer. „Willem!”, riep ik, maar die was, misschien door een freeze-reflex, in slaap gevallen. „Peppaaaaaaa”, riep Cléo dolblij uit. Dat had ze niet moeten doen, want daardoor doken Ezra en Kaas, hun woede opeens geclusterd, op de iPad. Ze krijsten nu alle drie.

Daardoor schrok Willem wakker en begon met zijn vuist op de salontafel te slaan.

Ik overzag het veld en neuriede zachtjes de begintune van Succession.

Perfect.