Voor Nederlanders boven de zestig duikt dezer dagen het coronaspook op alsof het nooit is weggeweest. Opeens zat ik weer met een flink aantal leeftijdgenoten in een grote, holle ruimte van een GGD-gebouw ergens in Amsterdam Nieuw-West. De priklocaties verhuizen steeds meer naar de periferie, net als de oudjes die erheen moeten.
We waren wat je noemt onder elkaar, afgezien van die ene zwangere vrouw die mocht komen omdat ze door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ook tot de kwetsbaren wordt gerekend. Het RIVM had ons geschreven: „U krijgt deze brief omdat u vanwege uw leeftijd extra risico loopt om ziek te worden door corona. (…) De coronaprik brengt uw afweer weer op peil. Hierdoor bent u beter beschermd tegen ernstig ziek worden door het coronavirus.”
Ik hoefde niet te aarzelen – wat was er tegen extra bescherming? Juist in die dagen hoorde ik dat een bevriend echtpaar van mijn leeftijd weer besmet was geraakt. Corona was nog niet weg, al is het nu wel – meer dan ooit tevoren – een soort veteranenziekte geworden. Dat zal het ook wel blijven. Het jongere deel van de samenleving zal geen tweede keer toestaan dat zijn leven ontwricht wordt door een ziekte die vooral ouderen treft. De stille straten, de gesloten scholen, de lege treinen – dat zal corona niet meer teweegbrengen.
De grijze koppies in dat ongezellige GGD-gebouw waren de perfecte belichaming van deze ontwikkeling. Corona was helemaal „van ons” geworden, of we het wilden of niet. De enige jongeren waren de prikkers die ons onze portie Pfizer toedienden, en de drie EHBO’ers in de wachtruimte na afloop die ons zouden oprapen als we waren flauw gevallen.
Gewapend tegen het virus met een ‘registratiekaart coronavaccinatie’ mochten we weer naar huis. „Bewaar dit kaartje goed!” stond erop. Ik voelde, net als destijds, de nodige opluchting: voorlopig kon ik er weer tegen. In de metro naar huis moest ik nog wel even ouderwets op mijn hoede zijn – de prik werkt pas na een week – , toen ik tussen twee vrouwen kwam te zitten die met elkaar een gesprek voerden. Opeens besefte ik weer dat zulke situaties niet zonder besmettingsgevaar zijn. De gedachte daaraan had ik de laatste maanden verdrongen. Handen geven, gesprekken voeren op korte afstand, zoenen – de meeste ouderen lieten hun reserve varen.
Dankzij die nieuwe prik was er helemaal geen reden meer om terughoudend te zijn, veronderstelde ik. Totdat ik na thuiskomst wat nadere gegevens opzocht. Hoeveel bescherming bood deze vaccinatie precies? Ik stuitte op een artikel van Maarten Keulemans, wetenschapsjournalist van de Volkskrant, van 19 september. Hij citeert twee medici die de nieuwe herhaalprik „zinnig” noemen, maar constateert tevens dat na een vorige herhaalprik slechts 14 procent van de 60-plussers uiteindelijk beschermd bleek. Die bescherming zakte bovendien na enkele maanden al weg. Immunoloog Gijsbert van Nierop verwacht nu een gunstiger resultaat, maar hij voorziet geen wonderen: de 95 procent bescherming van de allereerste vaccins „gaan we niet meer halen”.
Sterker nog, de beste bescherming is blijkens „vrijwel alle studies”: ziek worden door het virus en daarna een boosterprik halen – of andersom.
Je zou bijna zeggen: „Krijg de corona!”