Opvanglocaties voor asielzoekers zullen overbelast raken als gemeenten niet langer voorrang mogen geven aan statushouders bij het toewijzen van sociale huurwoningen. Dat verwacht het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), schrijft de organisatie vrijdag op haar website.
Het COA is kritisch op een wetsvoorstel van minister van Volkshuisvesting Mona Keijzer (BBB). Zij wil dat statushouders geen voorrang meer krijgen bij het toewijzen van een sociale huurwoning. Daarmee hoopt Keijzer de druk op de woningmarkt te verlichten. Statushouders zouden volgens het plan op dezelfde lijst terechtkomen als alle andere woningzoekenden, die wachtlijst kan oplopen tot wel zeven jaar.
Ongeveer 7 procent van de landelijke sociale woningvoorraad wordt toegewezen aan statushouders. Door de nieuwe wet zouden statushouders minder snel doorstromen vanuit asielzoekerscentra. Dat heeft tot gevolg dat mensen langer in de opvang moeten blijven en dat meer opvanglocaties nodig zijn, volgens het COA. Momenteel verblijft 70 procent van de statushouders – asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen – al langer dan de norm van veertien weken in een noodopvang.
Waarschuwing voor gemeenten
COA-bestuurder Joeri Kapteijns benadrukt dat het asielnoodopvangsysteem al onder grote druk staat en dat dit met de invoer van het wetsvoorstel „nog instabieler” zal worden. De minister reageert vrijdag tegenover persbureau ANP dat ze „een beetje meer creativiteit” van het COA verwacht bij de huisvesting van statushouders. Ze stelt dat de organisatie moet kijken naar oplossingen zoals woningdelen – iets waar het COA al mee bezig is.
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) waarschuwde gemeenten maandag al voor de „verstrekkende risico’s” van het wetsvoorstel. Het kabinet wil dat gemeenten zelf doorstroomlocaties voorzien waardoor statushouders eerder de noodopvang kunnen verlaten. De VNG stelt dat de minister de financiële en juridische risico’s voor gemeenten en de organisatorische haalbaarheid niet zorgvuldig heeft getoetst.
In het wetsvoorstel staat ook dat elke gemeente van het het Rijk 30.000 euro bonus ontvangt per definitief gehuisveste statushouder. Volgens de VNG kan dit geld beter uitgegeven worden aan het bouwen van sociale huurwoningen of het op orde brengen van de hele asielketen.
Minister van Defensie Ruben Brekelmans (VVD) heeft vrijdag namens het kabinet excuses aangeboden aan de slachtoffers en hun nabestaanden van het bombardement op Hawija in Irak in 2015. Dat meldt persbureau ANP. Bij het bombardement kwamen 85 mensen om het leven. Ook gaat het kabinet onderzoeken of Nederland Hawija kan helpen bij de wederopbouw. Dat komt bovenop de iets meer dan 4 miljoen euro die al eerder is uitgetrokken voor de Iraakse stad.
Eind januari presenteerde een onderzoekscommissie onder leiding van oud-minister Winnie Sorgdrager een aantal scherpe conclusies over het bombardement en de afhandeling ervan. Zo zouden Nederlandse en Amerikaanse militairen bewust risico’s hebben genomen bij het bombardement, dat was gericht op een bommenfabriek van Islamitische Staat (IS). Ze hadden moeten weten dat er mensen woonden en werkten in de buurt van de fabriek, aldus het onderzoek van de commissie-Sorgdrager.
Lees ook
Het leed in Hawija erkennen en verzachten is mislukt
Daarnaast nam de commissie-Sorgdrager het handelen van het ministerie van Defensie onder de loep. Defensie zou een passieve houding hebben aangenomen na het bombardement. Er is bijvoorbeeld nooit een onderzoek opgevraagd bij de Verenigde Staten – de partij die de leiding had bij het bombardement. Ook werd de Tweede Kamer niet geïnformeerd, iets wat volgens de onderzoekscommissie ook vertrouwelijk had gekund.
Het kabinet heeft de belangrijkste conclusies van de commissie-Sorgdrager, dat er te weinig mankracht beschikbaar was om de deugdelijkheid van het inlichtingenmateriaal goed te beoordelen, overgenomen. Ook erkent het kabinet dat de Kamer onjuist en onvolledig is ingelicht. De defensieminister heeft ook daarvoor excuses aangeboden.
Volgens Brekelmans was de aanval juridisch gezien „rechtmatig”. „Maar als je kijkt naar het menselijk leed dat daarmee onbedoeld is veroorzaakt, is dat natuurlijk verschrikkelijk.” De minister heeft deze excuses deze week ook overgebracht aan de burgemeester van Hawija.
Een groep van ruim vierhonderd olympische atleten, onder wie veertien Nederlanders, wil dat het Internationaal Olympisch Comité (IOC) het klimaat een topprioriteit maakt bij de Olympische Spelen in Los Angeles van 2028. Dat meldt persbureau Reuters. In een vrijdag verzonden brief aan de zeven kandidaten voor het IOC-voorzitterschap benadrukken de sporters dat klimaatverandering „niet langer een verre bedreiging” is, maar de sporten „actuele en groeiende schade” toebrengt. De groep olympiërs hoopt op „daadkrachtige actie” van de nog te bepalen nieuwe voorzitter.
De sporters, afkomstig uit 89 landen en actief in vijftig verschillende sporten, roepen op tot verdergaande maatregelen om de CO2-uitstoot te verminderen dan het IOC momenteel hanteert. Zo willen ze dat duurzaamheid tijdens de Spelen actief wordt gepromoot in Los Angeles, onder meer via platforms van het IOC. Daarnaast moeten er strengere regels komen over de maximale vervuiling die sponsors mogen veroorzaken.
De brief is verstuurd in aanloop naar de verkiezingen voor een nieuwe IOC-voorzitter. IOC-leden komen van 18 tot en met 21 maart bijeen in de Griekse stad Costa Navarino en kiezen daar de opvolger van vertrekkend voorzitter Thomas Bach. De Britse Sebastian Coe, een van de favorieten voor de positie, spreekt zich volgens de Britse krant The Telegraphal lange tijd uit over de gevolgen van klimaatverandering op de sport. Desondanks deed hij nog geen uitspraken over de maatregelen die het IOC daar onder zijn leiding tegen zou nemen.
Hannah Mills, oud-zeilster en IOC-ambassadeur voor duurzaamheid, is een van de initiatiefnemers van de brief. In een reactie schrijft zij dat het tijd is „om koers te zetten naar een veilige, stralende toekomst”. Mills is zeer te spreken over de massale oproep van de olympiërs. „Ik denk niet dat we ooit zoveel atleten van over de hele wereld met één stem hebben zien spreken.”
Als Noah Affolter in augustus 2016 met zijn team in de bus stapt, denkt hij dat ze een paar dagen naar Walibi gaan. Dat is wat de trainer in de onder-16 van AZ de jongens heeft verteld. Ze hebben iets lekkers en een paar tientjes zakgeld mee. En hun voetbalkicksen, want bij het pretpark is vast ook een grasveldje.
Affolter, dan vijftien, speelt al vier seizoenen in de jeugdopleiding van AZ. Hij ziet dat sommige spelers het moeilijk hebben met geschreeuw van coaches als iets niet goed gaat, maar Affolter heeft het naar zijn zin in Alkmaar.
Die dagen maakt hij een minder fraaie kant mee. De negentien spelers merken dat de bus niet richting de Flevopolder gaat, maar doorrijdt naar Duitsland. Halverwege de reis nemen de trainers alle telefoons in. In de buurt van een Duits dorpje staan drie ex-militairen te wachten. Als de jongens uitstappen, zien ze militaire tassen. En lange boomstammen. Die moeten ze tillen, verordonneren de oud-soldaten.
De minderjarige jongens wacht een loodzwaar trainingskamp van drie dagen, blijkt uit gesprekken die NRC en Trouw voerden met vijftien aanwezigen. De oud-militairen laten Affolter en zijn medespelers opdrachten doen waarbij zij zozeer over hun grenzen moeten gaan, dat ouders achteraf woedend zijn op de club. Medewerkers van AZ staan erbij, maar grijpen niet in. „Toen is AZ echt de fout in gegaan”, zegt Robin Affolter, vader van Noah. „De club was verantwoordelijk voor die jongens.”
Zelfs Real Madrid komt naar het trainingscomplex in Wijdewormer om inspiratie op te doen
Drie maanden eerder won AZ voor het tweede jaar op rij de prijs voor beste jeugdopleiding van Nederland. De ambitieuze club werkte zich in die tijd op tot gouden standaard van talentontwikkeling in het Nederlands profvoetbal. Niet alleen de pers probeerde het ‘geheim’ van de AZ-opleiding te ontrafelen. Zelfs Real Madrid komt naar het trainingscomplex in Wijdewormer om inspiratie op te doen.
AZ bouwt in de jaren erna door aan de opleiding en aan zijn reputatie als kweekvijver voor toptalent. Gemiddeld wordt ruim de helft van de AZ-spelers uit de onder-15 profvoetballer – bijzonder veel. Het beleid van de club is sinds het faillissement van hoofdsponsor DSB van Dirk Scheringa in 2009 grotendeels gericht op de jeugdopleiding.
Die moet talenten voortbrengen die doorstromen naar het eerste elftal én geld opleveren door spelersverkoop. Met succes. In 2023 wint de onder-19 van AZ de Youth League, de Champions League voor jeugd. Van die lichting zijn meerdere spelers nu actief in het eerste elftal, dat over een maand de bekerfinale speelt.
Het imago van toonaangevende opleiding krijgt afgelopen najaar een deuk als voormalig AZ-jeugdspeler Finn Berk een zeer kritisch boek publiceert. Rode draad is de negatieve benadering van spelers door stafleden. AZ haalt het boek al snel onderuit met een ‘intern onderzoek’ dat nooit is gepubliceerd. De uitgeverij moet een in het boek beschreven incident rectificeren. Verschillende spelers uit de opleiding die inmiddels prof zijn, zeggen zich niet in het boek te herkennen. Daarna blijft het stil.
Afgelopen maanden deden NRC en Trouw gezamenlijk onderzoek naar de cultuur in de jeugdopleiding van AZ. Daarvoor is gesproken met 45 mensen binnen en rondom AZ, van (voormalig) trainers en stafleden tot jeugdspelers en hun ouders. Sommigen spreken op voorwaarde van anonimiteit, dit vanwege de angst om eigen carrièreperspectieven te schaden.
Uit hun ervaringen doemt een genuanceerder beeld op dan de oud-jeugdspeler in zijn boek beschrijft. Dat de AZ-opleiding keihard kan zijn, daar is iedereen het wel over eens. Sommigen vinden dat bij de opoffering horen die topsport eist. Toch zeggen velen óók dat er de afgelopen jaren veel mis is gegaan in de omgang van verschillende trainers met spelers.
Bij de ene trainer is er veel persoonlijke aandacht, waar anderen veelvuldig schreeuwen en spelers voor het oog van teamgenoten afbranden. „Aan het begin van elk seizoen vroegen we aan elkaar: onder wie ga je trainen?”, zegt Boris Zanoli, jeugdspeler van AZ tussen 2010 en 2015. „Bij sommige namen van trainers zeiden we: succes, jij gaat een heel zwaar jaar krijgen.”
Voor meerdere jeugdspelers voelde hun vertrek als een opluchting. In wat voor omgeving stappen voetbaltalentjes bij AZ? Waarom slaat de leiding aan op militaristische ideeën? En wat ging er precies mis tijdens het trainingskamp in Duitsland?
Foto-illustratie Bram Petraeus
Vooruitstrevend
Lichtgeel is ideaal, donkergeel is niet goed. Op de toiletten van het trainingscomplex van AZ, instrueert de club jeugdspelers de kleur van hun urine te controleren. De boodschap: drink veel. „Water is de sleutel om je lichaam te verfrissen”, staat bij de wc’s.
Het is onderdeel van een uitgekiend topsportprogramma om jeugdspelers tot op-en-top-professionals te kneden. In het kantoor van de jeugdtrainers hangt een groot schema, een overzicht waar per leeftijdscategorie aandacht aan wordt gegeven. In leertrajecten en cursussen worden ruim veertig thema’s behandeld, zoals ‘omgaan met tegenslag’, ‘sleep like a pro’, ‘visualiseren’, ‘financiële valkuilen’. Met name voeding, zoals ‘eiwitspreiding’, komt vaak terug.
Geestesvader is psycholoog en bewegingswetenschapper Bart Heuvingh, als hoofd topsportbegeleiding een belangrijk gezicht van de opleiding. De basis voor de vooruitstrevende opleidingsmethode wordt ruim tien jaar geleden gelegd. Dat doet Heuvingh onder meer met directeur voetbalontwikkeling Marijn Beuker, inmiddels directeur voetbal bij Ajax. Beuker bouwt bij AZ een innovatief model om het ongrijpbare begrip ‘talent’ te ‘objectiveren’ bij jeugdspelers, met veel metingen op technisch, fysiek en cognitief vlak.
Bij AZ draait het om het vermogen om te leren, dat bepaalt of je succesvol kan worden. ‘Groeimindset’, noemt Heuvingh dat. AZ zegt om die reden veel geduld te hebben met jeugdspelers, meer dan andere clubs. Teun Koopmeiners geldt binnen de club als lichtend voorbeeld: die stond in de jeugd regelmatig reserve, gaf niet op, bleef zich verbeteren, werd aanvoerder van het eerste, international en speelt nu bij de Italiaanse topclub Juventus.
De AZ-academie heeft alles in huis voor een topopleiding. Het nieuwe trainingscomplex, in 2016 geopend, is slim gepositioneerd vlak boven Amsterdam. Zo presenteert AZ zich als kansrijk alternatief voor de prestigieuze Ajax-opleiding.
Over alles was nagedacht, zegt een trainer die jarenlang werkte in de opleiding. In theorie zijn veel dingen goed uitgewerkt, vertelt hij: communicatie, begeleiding, evaluatie. Alleen was de vertaling naar de werkvloer „een uitdaging”. Over de schaduwkant van de AZ-opleiding sprak vrijwel niemand.
Foto-illustratie Bram Petraeus
‘Schaam je kapot’
„Het gaat erom met wat voor fucking instelling je het veld in gaat. (…) Het is echt een schande. Echt schaam je kapot. Echt, het is een grote rondo. En er is geen AZ’er die denkt: en nu geef ik er eentje een kegel, dit gebeurt ons niet meer. We laten ons verzuipen, zwaaien met handen, doen hupjes als we een bal verkeerd inspelen. Sodeflikker op man. AZ-onwaardig! (…) De hele directie staat te kijken en lacht jullie uit.”
Doodstil is het in de kleedkamer van de onder-19 van AZ. Ze staan op het eigen trainingscomplex met 0-3 achter tegen de leeftijdsgenoten van Ajax. Trainer Koen Stam heeft zijn baas, hoofd jeugdopleiding Paul Brandenburg, op 3 maart 2018 in de rust het woord gegeven. Een speler neemt diens woedende preek op. De opname is in het bezit van NRC en Trouw.
Op dat moment is Brandenburg, ooit begonnen als jeugdtrainer bij de amateurs, ruim twee jaar hoofd jeugdopleiding bij AZ. Hij is bevlogen, tactisch sterk. Sommigen noemen hem op die onderdelen de beste trainer die zij hebben gehad.
Maar Brandenburg is ook de architect van de harde school. Streng, direct en autoritair, wordt hij genoemd. Iemand die angst inboezemt omdat hij uit zijn slof kan schieten en naar jeugdspelers schreeuwt.
Plezier raakt in de AZ-opleiding niet alleen bij Brandenburg ondergeschikt, maar ook bij zijn doorgaans jonge, ambitieuze en fanatieke trainers. Waar naar buiten toe ‘ontwikkeling’ het sleutelwoord is, merken spelers intern dat resultaat boeken voorop staat. In die prestatiecultuur loopt de stress op als het niet draait.
Zoals bij trainer Koen Stam, in april 2018, die met de onder-19 in het bekertoernooi van Feyenoord verliest na strafschoppen. Stam – spelers benadrukken dat ze hem inhoudelijk erg goed vinden – wijst eerst op de afspraken die niet worden nagekomen.
„Dan heb ik het ook over die teringdozen die hier in de gang staan”, zegt hij in een opname die in het bezit is van beide kranten. „Jullie zijn niet eens in staat je eigen troep op te ruimen. Hoe kan ik dan verwachten dat je wel je taken uitvoert bij je corner, dat je dan wel je duels wint?” Een dof geluid klinkt, als het slaan op een deur. „Gewoon fucking mietjes, en je hebt jezelf vandaag dik voor lul gezet.” In een andere kleedkamer zijn juichende Feyenoord-spelers te horen. „Ga je heel diep schamen.” Er klinken weer harde, doffe geluiden. „Zorg dat je er morgen weer staat en zorg dat je zaterdag tegen PSV als een man op dat fucking veld staat!”
„Dat had anders gemoeten”, zegt Stam – inmiddels werkzaam bij Feyenoord – nadat hem de opname is voorgelegd.
Waar naar buiten toe ‘ontwikkeling’ het sleutelwoord is, merken spelers intern dat resultaat boeken voorop staat
Verschillende jeugdspelers kijken positief terug op hun AZ-tijd. Anderen verloren in die bikkelharde cultuur het plezier en misten steun wanneer zij die nodig hadden. Een luisterend oor bij een zware blessure. Opbeurende woorden na een fout.
Verdediger Wout Adams herinnert het zich nog. Stijf van de spanning staat hij, in de onder-14 in een duel tegen Ajax. Hij heeft een tijdje niet gespeeld, valt in, maakt een fout, waarop een tegengoal valt. Bij de eerstvolgende training bespreekt de coach het na – voor de hele groep. „Op een bozige, verwijtende toon”, zegt Adams. „Alle ogen richtten zich op mij, terwijl ik er dat weekend al niet lekker door had geslapen.” En hij ging er zeker niet beter door spelen, beseft hij nu.
Adams is niet de enige speler bij wie dit soort omgangsvormen leiden tot angst in het veld en een geknakt zelfvertrouwen. Hij vindt die afrekencultuur moeilijk te plaatsen, juist omdat AZ propageert dat fouten onderdeel zijn van het leerproces. „Maar als je dan een fout maakte, werd er op je ingehakt”, zegt Adams. „Dat is de individuele aandacht die ik heb gemist in die drie jaar. Dat ze zeggen: hé, kom even hier. Hoe voelt het voor jou?”
Ook een nu 17-jarige jongen kon er moeilijk mee omgaan. Hij was geen basisspeler, had veel last van blessures. „Als ik dan speelde, voelde ik druk om geen fouten te maken. Daar had ik soms verdriet van.” In zijn laatste seizoen in de onder-13 zat hij veel op de bank. „Er was niemand die zei: hulp nodig?” De vader van deze jongen zegt dat AZ-trainers veel aandacht hebben voor het voetbaltechnische deel. Maar hij vindt, net als veel andere betrokkenen, dat de opleiding pedagogisch tekortschiet.
Zo schrikt een staflid van „de gebrekkige pedagogische kennis” bij een hoofdtrainer van zijn jeugdelftal. Hij ziet dat die nauwelijks een rustig gesprek voert met spelers, veel schreeuwt en hen tegen elkaar opzet. Hij geeft hen amper tijd en ruimte iets met de aanwijzingen te doen. Het staflid ziet spelers „worstelen” met die communicatie.
Onder diezelfde hoofdtrainer, knakt een jeugdspeler. De jongen vertelt dat hij twee periodes is uitgevallen met depressieve klachten. De negatieve benadering, in de onder-16 en onder-17, speelde daarin een belangrijke rol. „Mijn zelfbeeld werd naar beneden gehaald door zijn opmerkingen.” Zo werd hij in zijn herinnering een „slappeling” genoemd als hij door een blessure niet kon trainen. Een oud-teamgenoot bevestigt dat de jongen het mentaal lastig had. Met hulp van een psycholoog is de jongen, die niet meer bij AZ speelt, die moeilijke tijd te boven gekomen.
Hiernaar gevraagd, laat de betreffende trainer weten dat „wij bepaalde dingen destijds anders of beter hadden moeten doen”. De trainer, niet meer werkzaam bij AZ, biedt zijn „excuus” aan als hij heeft „bijgedragen” aan dit „gevoel” bij spelers. AZ gaat niet in op dit specifieke geval, ook antwoordt de club niet inhoudelijk op andere schriftelijke vragen.
Spelers zijn bang in AZ-kleding gezien te worden in een McDonald’s, omdat zij weten dat ze dat te horen krijgen van de staf
In de opleiding willen ze graag ‘jaknikkers’ en dulden ze weinig tegenspraak, zeggen veel betrokkenen. Een beeld dat Justin Baas, die van 2017 tot 2020 in de AZ-academie speelde, herkent. „Bij AZ voelt het soms net alsof ze een robot van je willen maken.”
Sommigen ervaren de rigide regels als verstikkend. Baas werd door een trainer aangesproken als hij in de lach schoot bij een bal door de benen tijdens een ‘rondo’. „Daardoor ebde het plezier weg, terwijl zo’n oefening juist voor ontspanning bedoeld is.”
De nadruk op gezonde voeding leidt geregeld tot spanningen. Spelers zijn bang in AZ-kleding gezien te worden in een McDonald’s, omdat zij uit ervaring weten dat ze het dan te horen krijgen van de staf. Op de terugweg na een toernooi, in de auto met hun ouders, durven ze vaak pas bij de derde McDonald’s te stoppen. En dan soms alleen bij de McDrive. Een lid van de begeleidingsstaf erkent dat sommige trainers, zeker bij de jongste jeugdelftallen, te streng waren in het eetregime.
AZ houdt het vetpercentage van spelers bij. Vrijblijvend is dat niet. Keeper Bilal Bayazit, tussen 2011 en 2015 jeugdspeler bij AZ en inmiddels prof in Turkije, komt in een kerstvakantie twee kilo aan. De club verbiedt de destijds veertienjarige jongen daarop af te reizen naar zijn leeftijdsgenoten bij het nationale elftal, zegt Bayazit. „Om mijn droom, het Nederlands elftal, op zo’n manier van mij af te pakken op die leeftijd was pijnlijk.” Een oud-ploeggenoot bevestigt zijn verhaal.
Een keeper die zijn hele jeugd bij AZ speelde en in 2023 vertrok, Mees Bakker, had soms moeite om op gewicht te blijven. Er volgde ‘straf’ als dat niet lukte, zegt Bakker, nu prof bij FC Den Bosch. Niet met de groep trainen, rondjes lopen om een veld, lang op de fiets in de fitnessruimte. „Alles om zo snel mogelijk op gewicht te komen. Dus niet per se op een heel gezonde manier. Dat is niet makkelijk als jonge jongen.”
Als jonge doelman wordt Bakker gevraagd om in de winterstop een keer mee te gaan op trainingskamp met het eerste elftal. Maar op het laatste moment krijgt hij te horen dat een ander in zijn plaats ging, vertelt hij. „Mijn vetpercentage was anderhalf procent te hoog.”
502.105
jongens in Nederland voetballen bij een club (2024)
5.300
van hen spelen in de jeugdopleiding van een profclub (2024)
910
voetballers beginnen jaarlijks aan de weg richting het profvoetbal (gemiddelde laatste tien jaar)
109
van hen debuteren uiteindelijk als profvoetballer (gemiddelde laatste vijf jaar) (bron KNVB)
‘Grande finale’
Bomen, overal bomen. Dat is wat de jeugdspelers van de onder-16 zien als ze na meer dan vier uur rijden op een warme dag in augustus 2016 de bus uitstappen. In plaats van in pretpark Walibi staan ze midden in de Eifel, een natuurrijk gebied in Duitsland.
De AZ-leiding wil jeugdspelers in die jaren vaker in „oncomfortabele situaties” brengen, zeggen betrokkenen terugblikkend. Regelmatig gaan er teams op trainingskampen in Egmond met nachtelijke droppings. En bij trainingen moeten spelers soms een bal zo lang mogelijk met gestrekte armen voor zich uit houden. Wie hem laat vallen, zou mentaal minder sterk zijn.
De clubleiding is vatbaar voor de veelgehoorde kritiek dat AZ, ondanks alle doorgebroken jeugdspelers, te veel ‘ideale schoonzonen’ opleidt die het in topduels regelmatig afleggen. Zij moeten mentaal weerbaarder worden gemaakt, beseft de leiding.
Drie dagen overleven in de Eifel is daarvoor de ultieme exercitie. Een oud-commando, de vader van een speler in de onder-16, maakt coach Kelvin Duffree enthousiast voor het idee. De vader gaat soms als expert mee met een bedrijf dat outdoorkampen organiseert, Special Forces in Business.
„De uitdrukkelijke vraag van AZ was een bootcamp-achtige constructie”, zegt Arie van Ingen, de eigenaar van dat bedrijf. „De jongeren wisten zelf nergens van. Dit was zo ingestoken door AZ. Het programma moest zwaar zijn, zodat ze tegen mentale blokkades en weerstand zouden aanlopen.”
En zwaar wordt het. De negentien spelers krijgen de opdracht om richting het bos te marcheren. „Links, twee, drie, vier” roepen ze, is te zien in een video die NRC en Trouw bekeken. De taak om het tempo aan te geven, rouleert. Iedereen heeft een ‘buddy’, een andere speler die in alles zijn maatje is. Omdat ze met een oneven aantal zijn, is er één jongen zonder buddy. Hij krijgt een zware pop, een soort vogelverschrikker, die hij de hele tocht met zich mee moet dragen.
De militairen hebben een reeks opdrachten verzonnen voor de jeugdspelers: touwklimmen, kilometerslang een boomstam dragen, binnen een bepaalde tijd tenten opzetten, een duik in een meer – hoewel een enkeling nauwelijks kan zwemmen. ’s Nachts worden ze herhaaldelijk wakker gemaakt om oefeningen te doen.
De militairen wijzen naar een kooi met kippen. Als de jeugdspelers een stukje kip willen, zullen ze die zelf moeten slachten
Het idee is dat de opdrachten gaandeweg zwaarder worden. Wanneer één jongen ’s nachts verzaakt bij het afleggen van een verplicht parcours naar de wc, wordt de ploeg collectief gestraft. De militairen dragen de spelers op om op hun rug te gaan liggen waarna de ploeggenoot die faalde over hen heen moet lopen. Een foto, in bezit van NRC en Trouw, bevestigt dat het zo is gegaan. Ook moet de jeugdploeg door het gras kruipen terwijl ze zich vasthouden aan hun enkels.
Bij een andere opdracht moeten de spelers om trainer Duffree heen gaan staan, terwijl de militairen met paintballgeweren op hen schieten. De jongens moeten Duffree naar een andere plek brengen zonder dat hij geraakt wordt. Het idee is eenheid smeden en offers brengen. Dus doorbijten als de verfballetjes pijn doen. Spelers herinneren zich blauwe plekken. Eén vertelt in zijn nek en achillespees geraakt te zijn, een ander op zijn kuiten.
Langzaam raakt AZ in de wens om de grenzen te verleggen, de regie over het kamp kwijt. Op het avondmenu staat patat, normaliter niet de bedoeling in de opleiding. De militairen wijzen naar een kooi met kippen. Als de spelers een stukje kip willen, zullen ze die zelf moeten slachten. Dat overvalt topsportbegeleider Heuvingh, eveneens aanwezig. Deze opdracht was vooraf niet met AZ besproken en gaat veel verder dan de staf voor ogen had.
Maar de mensen van AZ grijpen niet in, bij wat later intern de ‘grande finale’ zal worden genoemd. Muisstil luisteren de jonge spelers naar de instructies van een militair, zo is te zien in een video. Middenvelder Kenzo Goudmijn, nu prof in Engeland, kijkt met grote ogen in de camera. „Jullie zijn nu al een goede groep”, zegt de militair. „Normaal gesproken hebben we groepen waarbij mensen gelijk wegrennen.”
Een aantal jongens ziet af van het slachten van de kip. Ze vinden dat te heftig. Sommigen krijgen daarvoor geen reprimande omdat ze bij andere oefeningen goed meededen. Anderen worden „afgebrand”, zegt een aanwezige, omdat ze bij die opdrachten ook al „weerstand boden”. Sommige weigeraars worden door de militairen overgehaald om toch een kip te slachten.
Ze hebben het geluk dat aanvaller Bai Kamara, geboren in Sierra Leone, samen met de zoon van de oud-commando het voortouw neemt. Kamara heeft het bij het Offerfeest vaker gezien en pakt de eerste kip. Een ploeggenoot die zijn familie in Marokko al kippen zag slachten kan er ook goed mee overweg.
Maar andere spelers hebben er meer moeite mee. Eentje slaat zijn kip herhaaldelijk met een grote stok tot hij dood is, terwijl zijn buddy het spartelende dier vasthoudt. Vervolgens is het keel doorsnijden, leeg laten bloeden, veren eraf plukken, ingewanden eruit, schoonmaken. En op de barbecue. Een ander doodt het dier door snel de nek om te draaien, om de rest van de taken op zijn buddy af te kunnen schuiven. „Het was echt heel erg”, zegt die speler.
Op de video zegt een militair dat het slachten met „respect voor het dier” gebeurt. De kippen hebben echter zo onder spanning gestaan dat het vlees bijna niet te eten is, zeggen meerdere spelers. Hier schrikt doelman Bakker zo van dat hij in de weken erna geen kip eet. Bai Kamara wordt dat seizoen beloond met de aanvoerdersband. „Ik nam die dagen de leiding, dat waardeerde de trainer”, zegt Kamara nu.
Als Noah Affolter na thuiskomst zijn belevenissen deelt, is zijn vader woedend. Verschillende andere spelers vertellen ook over boze ouders na terugkomst. Maar niemand haalt verhaal, vaak op aandringen van hun zoons, die vrezen voor consequenties.
Vlak na het trainingskamp, tijdens een zomertoernooi bij AZ, spreekt vader Robin Affolter andere ouders van de onder-16 aan. Maar de ouders zien niets in zijn idee collectief naar AZ toe te stappen, merkt hij. „Het is een omerta. Een angst voor represailles. Dat vond ik heel ernstig. Het is een incident dat iets zegt over het systeem.”
Meer spelers zeggen dat ze als volwassenen pas goed kunnen reflecteren op wat er is gebeurd. „Nu zou ik direct naar huis gegaan zijn, maar ik was vijftien, mijn positie was niet sterk genoeg”, zegt een speler. „Je ondergaat het”, zegt een ander. Niemand wil de zwakste zijn. Er zijn ook enkele jongens die positief terugdenken aan het kamp.
Affolter kijkt er met gemengde gevoelens op terug. Hij is voor een meer open cultuur in het voetbal. AZ is een topclub geworden door de drive om het maximale uit spelers te halen, zegt hij. „Maar dat kan als bijeffect hebben dat er af en toe vreemde incidenten plaatsvinden. En daar durft nu niemand iets over te zeggen uit angst voor consequenties.”
Waar het toe kan leiden als een club de controle kwijtraakt, blijkt een paar dagen na het kamp. De onder-16 moet op het trainingscomplex naar het veld marcheren. Op instructie van de coach. Dat leidt tot verontruste reacties bij de AZ-leiding. Marcheren op een voetbalveld, dat gaat velen te ver.
Foto-illustratie Bram Petraeus
Huilend in de dug-out
Hoofd jeugdopleiding Paul Brandenburg slaat een paar keer met zijn vuist op zijn hart, tijdens een twee uur durend gesprek op zijn kantoor. Hij wijst naar de foto van de strijd om de wereldbeker voor jeugdteams: Youth League-winnaar AZ tegen Boca Juniors, in 2023 in Buenos Aires. Bij Boca draait het enkel om passie en niet om een uitgekiende topsportvisie, begreep hij in gesprekken met de Argentijnen.
De vraag was wat de visie van AZ is op het pedagogisch klimaat in de opleiding. Meerdere keren zegt Brandenburg dat men in de topsport moet waken voor een ‘pampercultuur’. „Je moet kinderen voorbereiden om een topprestatie te kunnen leveren. Alles wordt in Nederland georganiseerd en gepamperd, terwijl kinderen moeten leren ontdekken.”
Zelf kwam Brandenburg tot de ontdekking dat AZ op het trainingskamp „op een aantal facetten de plank heeft misgeslagen”. Er zijn mensen intern aangesproken op het „kutkip-incident”, zoals hij het noemt. „Dat slachten kon gewoon niet, dat gaat niet meer gebeuren.” AZ besloot geen militaristische trainingskampen meer te organiseren.
Maar de achterliggende gedachte blijft voor Brandenburg overeind. AZ-spelers moeten grenzen verleggen. Begin 2024 neemt de club hiervoor een sportinstructeur van de landmacht in dienst, hij leidt de leerlijn ‘mentale vorming’. Brandenburg werd mede geïnspireerd door de tv-serie Kamp Van Koningsbrugge, over mensen die commandotrainingen ondergaan. Met een interne instructeur kan de opleiding dit op een „gecontroleerde” manier uitvoeren.
Gevraagd naar de harde aanpak van sommige AZ-jeugdtrainers, zegt Brandenburg te willen voorkomen dat hij „allemaal ideale schoonvaders” voor de groep heeft staan. Verder gaat hij niet inhoudelijk in op het functioneren van (ex-)collega’s. „Al doet het me wat als sommige spelers zich onveilig of niet fijn hebben gevoeld. We hebben misschien een blinde vlek.”
Brandenburg maakt de vergelijking met de gevallen DWDD-presentator Matthijs van Nieuwkerk en diens grensoverschrijdende gedrag. „Hij moest elke dag een topprestatie leveren. Mensen begrijpen niet dat hij af en toe uit z’n slof schoot als de druk opliep. Ik denk dat het anders kan, maar het is wel menselijk.”
Hij zegt nooit signalen te hebben gehad dat trainers onoorbaar gedrag vertoonden. Als hij het geluidsfragment met zijn eigen uitbarsting uit 2018 hoort, zegt Brandenburg: „Ik vind dit niet zo gek hoor. Ik moet niet ‘fucking’ zeggen, dat is het enige.”
Op de muur, pal naast Brandenburg, staan de ‘elf gouden regels’ in de AZ-opleiding. Nummer twee: ‘Coach op wat goed gaat; vermijd negatieve coaching!’. Hoe rijmt hij dat met zijn woorden? „Dit was de onder-19 hè, de laatste stap naar betaald voetbal.” Dat verschillende spelers uit Jong AZ in dat duel tegen Ajax meededen en hem teleurstelden, terwijl ze zich hard opstelden in lopende contractonderhandelingen, speelde volgens Brandenburg mee in zijn scherpe woordkeuze.
„We moeten zacht zijn op de relatie, maar hard op de inhoud”, zegt Brandenburg. Is AZ nu wel altijd zacht op de relatie?
Afgelopen maanden bekeken NRC en Trouw jeugdwedstrijden van AZ. Daar valt naast positieve coaching – de trainer van onder-16 noemt een 0-2 achterstand een „mooie uitdaging” – ook nog steeds een negatieve benadering vanuit trainers op. Eind januari wisselt de trainer van AZ onder-12 een spelertje al voor de rust, in een oefenduel tegen Ajax. „Je moet harder rennen”, zegt de trainer tegen de jongen als hij hem bij zich roept. Zijn gezicht vertrekt niet, dat van zijn pupil wel.
Huilend gaat het ventje in de dug-out zitten, terwijl een teamgenoot hem probeert te troosten. „We houden gewoon in gasten!”, zegt de trainer in de rustbespreking op het veld. „Dat is de reden dat hij er vanaf is. Er hadden er nog wel een paar gewisseld kunnen worden.”