N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Opvang minderjarigen In de opvang voor jonge asielzoekers deden zich twintig geweldsincidenten voor. De jeugdinspectie werd niet op de hoogte gesteld.
Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) heeft meerdere geweldsincidenten tegen alleenstaande minderjarigen verzwegen voor hun voogden en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Het COA verzuimde melding te maken van geweld tegen minderjarige asielzoekers die in een gesloten opvang verblijven.
Dat blijkt uit onderzoek van NRC. Het COA erkent in twee gevallen niet juist te hebben gehandeld. Zo werd onterecht stilgehouden dat een minderjarige een zak over zijn hoofd kreeg om hem onder controle te houden. Er vonden op de locatie twintig geweldsincidenten plaats. De jeugdinspectie laat weten dat het nergens van op de hoogte was en heeft het COA om opheldering gevraagd.
Het geweld speelde zich af in de handhaving- en toezichtslocatie (htl) in Hoogeveen, die in 2020 werd geopend. Daar worden asielzoekers geplaatst die overlast veroorzaken op reguliere asielzoekerscentra. In de Hoogeveense opvanglocatie heerst een regime dat doet denken aan dat van een gevangenis: het toezicht is streng, er lopen boa’s met handboeien rond, de hekken zitten op slot. Asielzoekers verblijven er drie maanden – zonder tussenkomst van een rechter.
Zeker dertig minderjarigen, van zestien tot achttien jaar, verbleven de afgelopen jaren in de htl, bevestigt het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het gaat om vluchtelingenkinderen die in hun eentje naar Nederland zijn gereisd. Zij staan onder gezag van voogdij-organisatie Nidos. Als deze kinderen te maken krijgen met geweld, moeten hun voogden daarvan op de hoogte worden gesteld door het COA, zo is de afspraak. Vervolgens kan een melding aan de jeugdinspectie worden gedaan. Zo kan die inspectie onderzoeken of de kinderen nog veilig zijn in de opvang.
Het COA hield echter meerdere incidenten stil die wél gemeld hadden moeten worden. Zo werd een spugende minderjarige vorig jaar met fors geweld aangepakt in de opvang. De jongen werd door begeleiders naar de grond gewerkt, kreeg handboeien om en een zak over zijn hoofd. Het COA stelt dat het om een „spuugzak” gaat, die moest voorkomen dat de minderjarige verder zou gaan met spugen.
Klokkenluider
Andere voorbeelden van geweld kwamen vorig jaar aan het licht, na meldingen van een klokkenluider. Hij rapporteerde meerdere incidenten over een periode van minder dan een maand, waarbij htl-medewerkers disproportioneel geweld zouden gebruiken tegen asielzoekers. Een van de meldingen, waarbij een minderjarige zonder aanleiding werd geslagen door een medewerker, werd na intern onderzoek bevestigd. Het COA nam in stilte afscheid van de betreffende medewerker – maar rapporteerde ook dit geweldsincident niet aan de voogden of jeugdinspectie.
Een woordvoerder van de inspectie bevestigt dat deze organisatie nergens van wist, terwijl geweldsincidenten gemeld dienen te worden.
Het COA erkent dat er twee „meldenswaardige calamiteiten” ten onrechte niet zijn doorgegeven: het gaat om de slaande medewerker en de ‘spuugzak’. Volgens het COA was het achtergehouden „geen doelbewuste actie”, maar wist het personeel niet dat zij incidenten moesten melden.
In achttien andere gevallen waren minderjarigen betrokken bij geweld in de opvang, maar die incidenten waren volgens het COA „niet meldenswaardig”. De minderjarigen begonnen zelf met agressie tegen het personeel. In die gevallen is het volgens het COA „proportioneel” om de jongeren „op gepaste wijze naar de grond” te brengen. Daarom zou dit niet gemeld hoeven worden.
De inspectie is het daar echter niet mee eens. Alle geweldsincidenten moeten op zijn minst met de voogden van de jongeren worden besproken, om te bepalen of de inspectie op de hoogte moet worden gesteld. Dat is, ten onrechte, niet gebeurd.
Voogdij-organisatie Nidos bevestigt dat zij vanuit het COA „geen meldingen” ontvingen, en dus ook niets konden doorgeven aan de inspectie.
Misstanden voorkomen
Het rapporteren van incidenten is belangrijk om misstanden te voorkomen, zegt de Groningse hoogleraar Monika Smit, gespecialiseerd in de zorg voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Ook de gevallen waarbij personeel naar eigen zeggen proportioneel geweld gebruikt, moeten volgens haar worden gemeld. „Het is niet aan de instelling om zelf te bepalen of geweld gerechtvaardigd is. De inspectie kan op basis van de melding beoordelen of nader onderzoek nodig is”, zegt Smit. „Anders kan er van alles blijven misgaan, zonder dat er ingegrepen wordt.”
Eerder werd duidelijk dat in de htl hardhandig wordt opgetreden tegen bewoners. De inspectie Justitie en Veiligheid concludeerde dat de medewerkers onnodig gewelddadig zijn en soms zélf de confrontatie met bewoners opzoeken. Het COA sprak die bevindingen tegen, net als staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel, VVD).
Volgens het gerechtshof in Leeuwarden is het Openbaar Ministerie ernstig tekortgeschoten bij een drugsonderzoek naar een groep verdachten in Meppel. Omdat daardoor „de waarheidsvinding onmogelijk is gemaakt”, heeft het OM het recht verloren om zeven mannen uit Meppel te vervolgen voor grootschalige handel in cocaïne en andere drugs. Tegenwoordig is het zeldzaam dat een Nederlands rechtscollege meent dat het OM „niet-ontvankelijk” is bij de vervolging van verdachten van georganiseerde misdaad.
Tot dit oordeel komt het hof mede omdat het OM tijdens het onderzoek „volstrekt onvoldoende transparantie heeft betracht”. Daardoor werden volgens het hof „de rechten van de verdediging ongeoorloofd beknot”.
Aldus is volgens het hof „de integriteit van het opsporingsonderzoek zeer ernstig aangetast” en is „het Openbaar Ministerie ernstig tekortgeschoten in zijn bijdrage aan een eerlijk proces”. Die schending is volgens het hof niet meer te repareren, waardoor het naar eigen zeggen niet anders kan dan het OM niet-ontvankelijk verklaren.
Lees ook
Crimineel Ivo J. had 8 jaar cel kunnen krijgen. Het werden er 3. Was er een deal met het OM?
Strafkorting
De problemen in deze strafzaak draaien om een verdachte die na aanhouding in de strafzaak Maggiora bereid blijkt verklaringen af te leggen. Hij heet Ivo J. Het OM houdt hem voor dat hij een kroongetuigendeal kan sluiten indien hij gaat praten. De verklaringen van Ivo blijken echter geen betrekking te hebben op de strafbare feiten in zijn zaak. Het OM besluit de deal van tafel te halen.
Wanneer Ivo J. geen deal krijgt, dreigt hij uit de school te klappen over dat hij in gesprek is geweest met het OM. Dat leidt uiteindelijk tot de afspraak dat Ivo J. strafkorting krijgt in ruil voor diens eerdere medewerking. Dat wordt achtergehouden voor de andere verdachten.
De relatief lage straf voor Ivo J. in vergelijking met de andere verdachten, leidt tot vragen tijdens het hoger beroep
De relatief lage straf voor Ivo J. in vergelijking met de andere verdachten, leidt tot vragen tijdens het hoger beroep. En als Ivo J. loslippig blijkt tegenover de medeverdachten, beginnen hun advocaten moeilijke vragen te stellen. Advocaat Sanne Schuurman beweert dat er stukken worden achtergehouden. Daarmee doelt hij op een opgenomen verhoor met Ivo J. dat nooit is vrijgegeven.
Teneinde dat te verhullen, heeft de politie andere verhoren opnieuw genummerd en ondertekend. Om die reden heeft Schuurman aangifte gedaan vanwege valsheid in geschrifte. Die aangifte is terzijde gelegd door de Rijksrecherche, omdat de zaak nog onder de rechter was.
‘Zelfonderzoek’
Het hof oordeelt in het arrest dat inderdaad stukken opnieuw werden genummerd, overigens zonder te stellen dat sprake is van valsheid in geschrifte. Naast een gebrek aan transparantie stelt het hof ook dat de plicht is geschonden tot het opschrijven van de afspraken met de verdachte en getuige Ivo J. Ook is sprake geweest van het „omzeilen van de wettelijke voorschriften die gelden voor het maken van afspraken met een verdachte getuige”.
Advocaat Schuurman is niet van plan de aangifte door te zetten. „Het ging mij om de waarheidsvinding en wat dat betreft ben ik blij met het oordeel.” Verder hoopt Schuurman „dat dit arrest aanleiding is voor kritisch zelfonderzoek bij het Openbaar Ministerie. En dat betreft vooral de eigen rol bij waarheidsvinding.”
Lees ook
Harde kritiek op OM: beveiliging rond kroongetuige Nabil B. opgeofferd aan opsporingsbelang
Je voelt het al snel als het mensen te veel wordt. Ze komen zuchtend binnen en blijven weeklagen tijdens het gesprek. Zien beren op de weg. Kijken moeilijk. Het personeel herkent die signalen en weet dat het tijd is voor een ander gesprek. Niet: zo zorg je voor je naaste, maar: gaat het met jou nog wel?
Ze hebben geleerd alert te zijn op die signalen, vertelt Tamara Stols (42), ‘instructieverpleegkundige’ in het academisch ziekenhuis Maastricht UMC+. Al ruim zes jaar geleden werd het moeilijker voor het ziekenhuis om patiënten verantwoord naar huis te sturen. Vaak, vooral bij ouderen maar ook bij chronisch zieken of na een zware operatie, kan dat alleen met thuiszorg. En die was vanwege personeelstekorten steeds minder beschikbaar. Patiënten bleven daardoor langer in het ziekenhuis, wat weer tijd en aandacht innam van het schaarse personeel.
Dus werd de functie van instructieverpleegkundige in het leven geroepen: verpleegkundigen die als voornaamste taak hebben patiënten en hun naasten – mantelzorgers – te leren bepaalde zorgtaken zelf uit te voeren. Stols was destijds verpleegkundige op de afdeling oncologie en gaf al les binnen het ziekenhuis. Daarom werd haar gevraagd patiënten en mantelzorgers bij te brengen hoe ze onderhuidse injecties moeten geven aan patiënten die aan hun knie of heup werden geopereerd. „Dat scheelt zes weken zorg en het is best simpel.”
Dat was voor de afdeling orthopedie, maar ook andere afdelingen klopten aan: kon Stol mantelzorgers niet ook leren steunkousen aan te trekken, ogen te druppelen, sondevoeding te geven? Zo ontstond in 2021 de Academie voor Patiënt en Mantelzorger in het Maastricht UMC+: een team van vier instructieverpleegkundigen die zich voltijds bezighouden met het overdragen van zorgtaken – met oog voor de belasting van de mantelzorger. In cursussen van belangenvereniging MantelzorgNL leren deze verpleegkundigen onder meer signalen van overbelasting te herkennen, zoals zuchten.
Tasje
Vorige week nog zag Stols dat bij een „heel betrokken mantelzorger”, de echtgenote van een patiënt met keelkanker. Haar man ademde een tijd door een kunstmatige buis. Als zo’n buis eruit gaat, moet het gat in de keel dat achterblijft worden afgeplakt, anders kun je niet meer ademen. Het verzorgen van dat gat, maar ook andere wondzorg, sondevoeding via de buik, medicatie toedienen: dat was allemaal wel erg veel. En erg spannend. „Wij zijn gewend over iemands gezondheid te waken, maar voor naasten kan het best eng zijn om een gat af te plakken zodat iemand kan blijven ademen.”
Uiteindelijk werd de sondevoeding aan de thuiszorg toebedeeld en oefende Stols de andere handelingen met de mantelzorger – elke dag opnieuw, vier dagen achter elkaar. „Dat nam de meeste spanning weg.”
Die herhaling is belangrijk, vooral bij wat zenuwachtige of oudere mensen. Deze donderdag gaat Stols voor de tweede keer langs bij een 73-jarige mevrouw op de verpleegafdelingdie sondevoeding via de neus krijgt en dat straks thuis zelf, met hulp van haar echtgenoot, moet bedienen. Gisteren kregen de patiënt, haar man en haar dochter alle drie de uitleg, vandaag kunnen man en dochter niet. „Hij wilde wel graag”, zegt de patiënt, „maar de auto moest naar de garage”.
Het is niet aan ons om mensen te overtuigen, wel om te laten zien wat het kan opleveren
Uit een zwart rugzakje – het instructietasje – haalt Stols een spuit, een fles sondevoeding en een pomp. „Doet u het maar even vanaf het begin.” De spuit is om het slangetje van de sonde door te spoelen met water, om verstopping te voorkomen. „Twintig millimeter”, mompelt mevrouw. „En even kijken of er geen luchtbelletje in zit.”
Ze pakt een nieuw slangetje uit de verpakking en draait het op de fles „stevig vast” – zo zegt ze hardop tegen zichzelf. „Zo toch?” Het gaat mevrouw aardig af. Toch zou ze graag vaker oefenen. „Dan kom ik morgen weer langs, u blijft toch nog een dagje hier”, zegt Stols. Mevrouw lacht. Ze vindt het best spannend, legt ze uit. „Het is niet allemaal ‘jippie jee’ om het zelf te moeten doen.” Gelukkig is haar man „heel nieuwsgierig naar hoe alles in elkaar steekt” en heeft hij gisteren goed opgelet.
Lees ook
Opeens waren Mariam (26) en Kadi (22) mantelzorger voor hun moeder. ‘Ik moet nu ook weer voor mezelf gaan zorgen’
Zelfstandigheid
Terug op het kantoor van de ‘academie’ zit Marianne Frederix (57) op Stols te wachten. Frederix werkt voor Envida, een verpleeg- en thuiszorgorganisatie in Zuid-Limburg waar naar het voorbeeld van het Maastricht UMC+ ook een ‘academie voor mantelzorgers’ wordt opgezet. Frederix is daar de projectleider.
Sinds het Maastricht UMC+ instructieverpleegkundigen heeft, zijn de thuiszorgaanvragen voor onderhuidse injecties met 43 procent gedaald, vertelt Frederix. Diezelfde dalende lijn is te zien voor ogen druppelen. „Dat levert veel uren op: ogen druppelen moet meestal vier keer per dag.” Ook voor patiënten is het fijner daarvoor niet afhankelijk te zijn van de thuiszorg, want die werkt in blokken van twee uur. „Dan moet je dus vier keer per dag twee uur thuisblijven. Oftewel: je kunt nergens heen.” In zo’n 5 procent van de gevallen waarbij zorg wordt overgedragen, blijkt achteraf toch thuiszorg nodig.
Inmiddels worden twee verpleegkundigen van Envida opgeleid tot instructieverpleegkundigen. Sommige patiënten en hun mantelzorgers zijn blij met de herwonnen zelfstandigheid, zegt Frederix, voor anderen is het te veel. „Het is niet aan ons om mensen te overtuigen, wel om te laten zien wat het kan opleveren.” Is het voor iemand te veel om het zelf te doen, dan hoeft dat niet, zegt ook Stols.
Terwijl de verpleegkundige uitlegt, pakt de jongen om de zoveel tijd een van de vijftien knuffels die op het bed liggen
De grotere rol van mantelzorgers moet de werkdruk onder zorgmedewerkers verminderen. In een enquête eerder dit jaar van Trouw, Investico en De Groene Amsterdammer in samenwerking met beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, zei 56 procent van de bevraagde medewerkers dat het niet leidt tot minder werkdruk, omdat het instrueren van mantelzorgers ook tijd kost. En het is niet altijd helder of iets de verantwoordelijkheid is van de mantelzorger of de zorgprofessional: richtlijnen ontbreken. Naast Envida kijken daarom veel andere zorgorganisaties – vooral thuiszorg en ziekenhuizen – met belangstelling naar de Academie van het Maastricht UMC+.
Ook daar deed de verpleegkundige van de betreffende afdeling de instructie van de mantelzorger eerst zelf, terwijl die daar eigenlijk geen tijd voor had. „Wij kunnen rustig een uur met iemand zitten”, zegt Stols. Bovendien zijn de instructieverpleegkundigen didactisch opgeleid. Samen met haar collega’s geeft Stols uitleg over deze werkwijze in andere ziekenhuizen, waaronder alle ziekenhuizen in Limburg, maar ook in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen en het Amphia Ziekenhuis in Breda.
Knuffelgorilla
Voor de volgende patiënt moet Stols naar de kinderafdeling: een twaalfjarig jongetje met een huidaandoening moet een paar weken vloeibare antibiotica krijgen, via een pompje. De jongen, een knuffelgorilla in de armen geklemd, is al een week in het ziekenhuis. „Veel te lang”, zegt hij, dus hij is blij dat hij de kuur thuis mag afmaken.
Dan moet zijn moeder (35) wel eerst leren hoe ze die moet toedienen. En niet alleen zij: als Stols laat zien hoe je het pompje aansluit op zijn infuus, gaat de jonge patiënt er zelf ook goed voor zitten om mee te kijken. Want ze moeten het later ook nog samen aan papa uitleggen. Tijdens de uitleg pakt hij af en toe een van de vijftien knuffels die op het bed liggen, tot hij er vier stevig tegen zich aan drukt.
Moeder heeft de handelingen gauw onder de knie – ze is wel wat gewend. Al sinds de geboorte van haar zoon is ze mama en mantelzorger. Zoveel mogelijk medische handelingen doen zij en haar partner zelf. Fijn dat er iemand is, zoals Stols, die hen daarbij helpt. „Je zorgt toch het liefst zelf voor je kind.”
Zestien jaar was Vincent Karremans (38) toen zijn moeder overleed. Zijn vader stond in de overlevingsstand met de zorg voor drie jonge kinderen op zijn schouders. „Ik zie hem nog zo zitten aan zijn bureau, zwoegend op de erfbelasting.” Thuis werd daarom niet over de dood van zijn moeder gesproken, vertelt Karremans. „Met als gevolg dat je dat niet goed verwerkt. Ik ben gaan praten met een lerares van de middelbare school, dat heeft mij erg geholpen. Ik ga nu nog af en toe bij haar langs.”
Hij is haar dankbaar, maar hij had het er ook thuis meer over willen hebben. „Niemand die ons aanbood erover te praten, ook niet van de gemeente. Er werd eten gebracht, heel lief, maar er werd verder niet gepraat. We weten dat mentale problemen bij kinderen vaak ontstaan bij dit soort heftige momenten: verlies, vechtscheiding, overlijden van ouders. Als ze dan volwassen zijn, en de problemen niet direct zijn aangepakt, komen ze vaak alsnog in een lang behandeltraject. Dat zie ik ook in mijn omgeving.”
Karremans was eerder wethouder in Rotterdam en wordt gezien als groot politiek talent, met veel fans binnen zijn eigen VVD. De pijnlijke periode uit zijn jeugd leverde hem een inzicht op dat hem nu drijft als staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport: de samenleving moet een veel grotere rol spelen bij het aanpakken van mentale problemen van kinderen. Ouders, familieleden, buren, sportcoaches, leraren. Niet gelijk naar de jeugdzorg kijken. „We moeten toe naar een maatschappelijke dialoog daarover. Een vreselijk woord trouwens, ik heb het niet zelf bedacht. Misschien moet ik iets nieuws verzinnen, iets Rotterdams: ‘We motte prate’ ofzo.”
U bent van de VVD, maar u klinkt net als uw voorganger Maarten van Ooijen van de ChristenUnie, die ook een maatschappelijke discussie wilde.
„Ik heb Maarten onlangs hier uitgenodigd en we hebben uitgebreid gesproken. Dit is voor een heel groot deel hetzelfde als wat hij wilde. We waren het helemaal eens.”
Een grotere rol voor de samenleving is niet alleen goed voor de kinderen zelf, vertelt Karremans, het is ook noodzakelijk om de „vastgelopen jeugdzorg” weer op gang te krijgen. Die kent lange wachtlijsten, vooral voor kinderen die zwaardere, complexere zorg nodig hebben zoals bij zware depressies, anorexia of suïcidale neigingen. Snel hulp is dan belangrijk, omdat de problemen anders alleen maar groter worden. Te veel zorgaanbieders richten zich nu op ‘lichte’ zorg, zoals hulp bij tentamenstress, ziet hij. Karremans: „We moeten er zijn voor de kinderen die echt in nood zitten. En dat zijn we nu niet. Ons systeem werkt niet voor hen.”
Intussen lopen de kosten alsmaar op. Vorig jaar kostte de jeugdzorg 7,2 miljard euro, dit jaar wordt dat naar schatting 8,1 miljard, schreef Karremans eerder in een Kamerbrief. „Dat kan zo niet langer”, zegt hij nu.
470.000 van de 3,3 miljoen kinderen tot achttien jaar maken nu gebruik van jeugdzorg – dat is een op de zeven. In Rotterdam, vertelt Karremans, „zijn klassen waar zelfs een op de vier kinderen in de jeugdzorg zit. Een kwart van de klas!”
Wat dacht u toen u dat hoorde?
„Ik schrok me helemaal te pletter.”
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
„Er wordt steeds makkelijker doorverwezen naar jeugdzorg, professionals vinden het moeilijk om nee te zeggen, en aanbod creëert vraag. Ouders spelen ook een rol, die eisen vaker hulp voor hun kind. Die nemen geen genoegen met ‘nee’ en denken ‘ik heb alles geprobeerd, ik weet het ook niet meer, ik wil dat het nu opgelost wordt’.”
Logisch toch? Je wil het beste voor je kind.
„Het is maar de vraag of dat medicaliseren van problemen het beste is voor het kind. We moeten ophouden met stickertjes plakken op elk kind dat iets ander gedrag vertoont. Als iemand een beetje druk is, of als een kind proefwerken eng vindt, is het tegenwoordig gelijk adhd of faalangst. En daar moet je dan voor behandeld worden. Tsja. Hoort erbij toch? Ik had vroeger ook faalangst, ik was ook heel onzeker. Bij opgroeien hoort vallen en opstaan. En dus ook faalangst als je een proefwerk hebt.”
Lees ook
Het leven is soms verrekte lastig, zegt hoogleraar Levi van Dam
Wat zou u tegen die ouders willen zeggen?
„Accepteer het als je kind niet in het perfecte plaatje past. Ren niet gelijk naar een professional toe. Praat met je kind. Een kind van twaalf gaat niet uit zichzelf naar een psycholoog toe, dat organiseren de ouders.”
Kinderen van nu leven in een lastige tijd. De invloed van sociale media, klimaatcrisis, oorlogen, prestatiedruk…
„Dat wordt altijd maar gezegd: de jeugd van nu heeft het heel zwaar. Maar elke generatie kent zijn eigen uitdagingen. Dat gold voor mijn ouders, mijzelf en mijn kinderen.”
Wat waren uw uitdagingen dan?
Het blijft even stil. „Pfff…goeie vraag. Nou ja, ik heb in een heel groot deel van mijn jeugd ook met sociale media te maken gehad. En we hadden de kredietcrisis in 2007, 2008. Toen heerste heel erg het gevoel ‘de wereld gaat eraan’. Wat veel kinderen nu met de klimaatcrisis hebben, hadden wij toen ook al. Het gaat om het kweken van weerbaarheid, dat je ergens tegen kan. Het leven zit nu eenmaal vol tegenslagen.”
We moeten ophouden met stickertjes plakken op elk kind dat iets ander gedrag vertoont
Karremans wil dat in 2028 nog maar een op de tien kinderen naar jeugdzorg gaat, zegt hij. Hij noemt het „een eerste stap”. „Uiteindelijk wil ik nog veel minder, bijvoorbeeld een op de vijftien. Het liefst zo min mogelijk.”
Zegt u het maar, wat gaan we dan niet meer doen? Dyslexie? Adhd?
„Dat kan van alles zijn. De lichtere problematiek. De inperking van de jeugdzorg betekent voor veel mensen straks echt een ‘nee’. Kinderen met zwaardere problematiek krijgen sneller een ‘ja’, waardoor ze minder lang hoeven te wachten.”
Maar wat valt er dan af?
„Laat ik een voorbeeld geven. In Utrecht was een groep meiden met faalangst. Normaal gaan die allemaal individueel naar een psycholoog en krijgen ze een behandeltraject op maat. Nu hebben ze daar een collectieve faalangst-workshop gedaan. Daarna had bijna niemand meer jeugdzorg nodig.
„Of neem vechtscheidingen. Je kan die ouders meer begeleiding geven en zich bewust laten worden van hun keuze. Bijvoorbeeld door iemand van de gemeente langs te sturen om een gesprek te voeren: ‘Pas op, je gaat nu scheiden, geen ruzie maken want dat heeft dit en dat soort gevolgen voor je kinderen’. Dan voorkom je dat een kind later op de wachtlijst voor jeugdzorg komt.”
Bent u niet bang dat hogere inkomens straks zelf hun jeugdhulp inkopen? Lagere inkomens, die het meest gebruikmaken van jeugdzorg, hebben daar geen geld voor.
„Dat is natuurlijk altijd lastig. Het zou niet moeten gaan om je inkomen, maar dat onderscheid hou je altijd. Dat geldt nu bijvoorbeeld al met bijles. Dus als jij geld hebt en je kiest ervoor je kind op een luxe zorgtraject te zetten; ik vraag me af of dat goed is voor je kind, maar ik kan je niet tegenhouden.”
Kabinet, gemeenten, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties presenteerden in het voorjaar van 2023 de Hervormingsagenda Jeugd. Daarin staat dat gemeenten maatregelen moeten nemen om de jeugdzorg in te perken en de komende jaren honderden miljoenen moeten besparen, oplopend tot 1,1 miljard euro vanaf 2028. Onderdeel van die plannen is de Wet reikwijdte, die duidelijk moet maken wanneer straks wel en wanneer geen jeugdhulp ingezet moet worden. Maar die wet is vertraagd, bleek deze maand tijdens een Kamerdebat, en komt pas eind volgend jaar naar de Tweede Kamer.
De oppositie in de Kamer verweet Karremans daarop „een gebrek aan urgentie”. Onzin, vindt hij zelf: „Ik ben hier letterlijk elke dag mee bezig. Echt elke dag. Maar dit is een heel ingewikkelde vraag. Je kan niet even snel een lijstje maken van ‘dit wel en dit niet’. Het gaat ook over kinderen met multiproblematiek, bijvoorbeeld én een eetstoornis, én een angststoornis, én een trauma. Daar kan je niet even snel één ding uittrekken.”
Gevolg van de vertraagde wet is wel dat de jeugdzorgkosten bij gemeenten blijven oplopen en tot grote financiële tekorten leiden. Vorig jaar ging het om 628 miljoen euro, dit jaar naar schatting om 828 miljoen. In gemeenteraden wordt nu gesproken over sluiten van zwembaden of de bibliotheek om de tekorten op te vangen.
Wat zegt u tegen die gemeenten?
„Gemeenten moeten de mouwen opstropen. Ze kunnen nu al veel doen. Zorg voor stevige wijkteams met hulpverleners die in een vroeg stadium bij mensen met problemen thuiskomen, zodat je voorkomt dat kinderen later in de jeugdzorg belanden. Zorg ervoor dat huisartsen niet te snel doorverwijzen naar jeugdzorg. Een aantal gemeenten heeft al goed draaiende wijkteams, maar heel veel gemeenten hebben dat nog niet.”
Dat is wel heel makkelijk over de schutting gooien.
„Het is een decentraal stelsel. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdzorg, maar ik ben natuurlijk verantwoordelijk voor het stelsel. Dit is een gezamenlijk opgave. Ik zie ook wel dat er een probleem is. Maar dat is wat anders dan dat gemeenten denken: ‘Wij hebben een probleem en het Rijk lost het wel op’. Al die facturen naar mij sturen? Allemaal leuk en aardig, maar zo werkt het niet.”
Vlak voordat Karremans staatssecretaris werd, rondde hij als wethouder de Rotterdamse voorjaarsnota af. De stad was vele miljoenen extra aan jeugdzorg kwijt. Dat ging ten koste van onderhoud aan wegen, onkruidbestrijding, vrijwilligersorganisaties en zelfs de grote vuurwerkshow – dat leverde toch weer 1 miljoen euro op. „We moesten overal schrapen. De kinderboerderij sluiten stond ook op de bezuinigingslijst, maar die hebben we weten te redden.”
In Rotterdam had Karremans jeugdzorg niet in zijn portefeuille – wel mobiliteit, handhaving, buitenruimte, integratie en samenleven. Maar elke dinsdag bespraken de wethouders alles uit alle portefeuilles. „Omdat jeugdzorg zorgde voor grote tekorten, ben ik daar ingedoken. Ook uit eigenbelang. Want als je dat niet beteugelt, heb je ook in je eigen portefeuille een probleem.”
Wat hij maar wil zeggen: „Ik wéét wat bezuinigen betekent. Dat snap ik echt.”
Hij wijst ook op de deskundigencommissie onder leiding van Tamara van Ark, die nu de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd en de financiële consequenties evalueert, en begin volgend jaar met een advies komt.
Als die commissie zegt dat gemeenten er geld bij moeten krijgen, komt dat er dan? Gemeenten stemmen vrijdag tijdens een vergadering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over een voorstel om u daar zo nodig juridisch toe te dwingen.
„Dat moeten we zien bij de Voorjaarsnota. Er zijn veel bewindslieden die daar een financiële claim neerleggen, ik natuurlijk ook als er iets uit de commissie komt. Maar elke keer geld erbij is uiteindelijk geen oplossing. We zullen toch harde keuzes moeten maken.”
Lees ook
Hervormingen in de jeugdzorg: ambities volop, maar wie gelooft er in?