De Chinese strijdkrachten zijn dinsdag begonnen aan grootschalige militaire oefeningen gericht op Taiwan. Volgens persbureau Reuters zijn zowel het leger als de marine en de lucht- en raketmacht van China bij de operatie betrokken. China zegt dat het doel is om Taiwan “vanuit meerdere richtingen” te raken.
De militaire oefeningen moeten volgens China dienen “als een krachtige waarschuwing en afschrikmiddel tegen de Taiwanese onafhankelijkheid”. Op dinsdag zijn zeker negentien Chinese oorlogsschepen in de wateren rond Taiwan waargenomen en volgens de autoriteiten in Taipei zou onder meer een vliegdekschip zijn ingezet.
‘Parasiet’
Onderdeel van de aankondiging van de militaire operatie is een serie video’s die het Chinese leger op socialemediaplatform Weibo heeft geplaatst. Daarin wordt de Taiwanese president Lai Ching-te een “een parasiet” genoemd.
China ziet het onafhankelijk bestuurde Taiwan als een afvallige provincie, en zegt het eiland desnoods met militaire middelen te willen innemen. De afgelopen jaren heeft China het aantal patrouilles en oefeningen rond Taiwan opgevoerd.
De oefeningen kunnen mogelijk op een scherpe veroordeling vanuit de Verenigde Staten rekenen. Eerder op maandag schreef de Washington Postover een geheime beleidsmemo van de Amerikaanse regering, waarin zou staan dat Trump groot belang zou hechten aan het afschrikken van China en het tegenwerken van diens ambities met Taiwan.
Films over het klassieke Griekenland zijn er te over. Meestal zijn ze gezellig, met Griekse helden in fantasie-wapenrusting, ronddartelend in fotogeniek mediterraan gebied: azuren zee, mooie meiden, mooie jongens. Ik denk aan de plofkraak-Achilles van Brad Pitt, de pestkoppige Helena van Irene Papas. Favoriet is Homerus’ Odysseus, de staalgespierde, de godgeplaagde, de snaaksgebreinde – om het maar eens zogenaamd-homerisch te zeggen.
Ook The Return draait om Odysseus, en ik denk, dat weet ik wel, ik sla deze maar eens over.
Maar ja, Juliette Binoche speelt Penelope, mevrouw Odysseus. Binoche ligt me na aan het hart. Ze is zo goed, ik stel er een eer in om elke nieuwe film met haar te zien, wat het ook is.
Dus ik ga toch naar de bioscoop.
Gelukkig, want ik zie een meesterlijke film. Zonder wonderen, zonder monsters, geen Cycloop in zicht. Zonder hedendaags-getinte glamour. Met inactieve goden – ze worden wel aangeroepen maar god geeft nooit thuis, dat is bekend. Natuurlijk is er geweld en smerig ook, maar het is onspectaculair.
Wel voldoet The Return aan de piketpaaltjes. Odysseus’ ouwe hond die zijn baas terugziet en dan sterft (brekende ogen, check). De bejaarde voedster die hem herkent aan een litteken (haar verbijstering, check). Het huwelijksbed dat Odysseus sneed uit de stam van een olijfboom (check, maar alleen te zien als je goed oplet).
Juliette Binoche als Penelope in ‘The Return’ van Uberto Pasolini
Foto Fabio Zayed
Lees ook
het interview met regisseur Uberto Pasolini over ‘The Return’
Kalm ontrolt zich een huwelijksdrama met oude liefde en gerijpte woede, met inachtneming van Homerus’ timeline: Odysseus voer naar Troje, hij komt terug naar Penelope en nu zijn we twintig jaar verder. Beiden zijn rond de zestig, beiden zijn overlevers. Hij schaamt zich. En zij? Zij herkent hem niet. Althans, ze doet alsof en Juliette Binoche speelt dat weergaloos. Ze houdt Penelopes gezicht in de plooi, tegelijk laat ze ons voelen dat Penelope best weet wie die man met die ouwe kop is. En ook dat ze het hem niet gemakkelijk gaat maken. Homerus kon schrijven wat hij wilde, The Return gaat over haar. Ik zie een film over een oudere vrouw, met een Griekse held in de bijrol.
Wat hij deed in die oorlog, wil ze weten. Deed hij als de mannen die haar een huwelijk in wilden terroriseren?
Odysseus’ vrijersmoord? Check. (Hoezo ‘vrijers’? Dit zijn zedendelinquenten). De twintig ‘dienstmaagden’, op gezag van Odysseus op een rijtje opgeknoopt, als „lijsters met hun lange vleugels”? Check? Hé, ze ontbreken.
Odysseus verdenkt deze gedienstigen van seksuele diensten aan de vrijers. Alsof ze een keuze hadden. „Zij spartelden nog met hun voeten, eventjes, maar niet lang.” Die zin van Homerus pakte schrijfster Margaret Atwood op en schreef Penelopiad, een hartverscheurende en Homerus-aanvullende roman.
The Return is incompleet zonder de meisjesmoord (meisjes? Nee, vrouwen). Homerus laat Penelope er vanaf weten en erover zwijgen. Dat is essentieel. Trouwens, Binoche kan vast prachtig wetend zwijgen. Nu zie ik niet langer een meesterlijke film, nu is hij meesterlijk-min. Helaas.
„Are you ready?”, vraagt Martijn Crins het publiek. Die clichématige opening van zijn cabaretprogramma ondermijnt hij meteen door na een paar ‘yeahs’ van het publiek rustig uit te leggen dat we eigenlijk niet weten waarvoor we ready zijn. En dat we dat niet toegeven omdat „Ik weet het niet” zo moeilijk is om uit te spreken. Terwijl het zo mooi is, en het enige dat we met zekerheid weten, stelt hij. Daarom is het zijn mantra: „Ik weet het niet, ik snap het niet, ik kan het niet.”
Hij legt zelf het verband niet, maar die twijfel kun je plakken op het opvallende carrièreverloop van Crins (1984). Hij kwam net van school, de Academie voor Drama in Eindhoven, toen hij in 2009 de cabarettalentenwedstrijd Cameretten won. Hij achtte zichzelf nog niet rijp genoeg, en in plaats van een praktijk als cabaretier op te zetten, maakte hij jarenlange omzwervingen als muzikant en acteur. Pas twee jaar geleden debuteerde hij als cabaretier, met de voorstelling Mesthoop.
Nu is er een tweede show, Hè Fijn, en etaleert hij het vak onder de knie te hebben. Grotendeels, want evengoed kan hij als veertiger nog wel stappen in zijn ontwikkeling maken.
Lef
Interessant is de lef waarmee hij lange verhalen durft op te zetten, waarbij je je lang afvraagt waar het heen gaat, voordat de clou komt. Zo begint hij een absurde fantasie over wat er zit achter een opmerking die hij hoort in de trein: „Daar moet je Anja niet op zetten.” Door de uitgebreide opsomming van mogelijkheden komt het antwoord alsnog als een geestige verrassing.
De keren dat de clou minder sterk is, levert een tussentijdse grap of een zijpad een mooi stukje op. Zoals bij een verhaal over een gift aan de voedselbank, waarbij zijn onbaatzuchtigheid naar zijn zin onvoldoende wordt gewaardeerd. Halverwege slaat hij af naar de lol van het staan popelen: waarom „popelen” we niet vaker, waarom is het geen sport, een teamsport, en zo verder, alsmaar gekker.
In dat opgeschroefde absurdisme ligt zijn kracht. Ook als hij dat fysiek uitspeelt, zoals in een memorabele imitatie van het vertrokken gezicht van zijn vader als die klaarkomt. Maar als hij probeert veel grapjes achter elkaar te plakken, zoals in een lang verhaal over het kopen van een auto, dan worden die geforceerd en flauw. Terwijl het wel prachtig is hoe hij bij de autodealer met zijn dochter verzeild raakt in de speelhoek en helemaal opgaat in zijn legokunstwerk, en haar daarbij afblaft.
Wat strakker kan, zijn pogingen een thematisch verband te leggen tussen alle anekdotes. Het „Ik weet niet” uit het begin, dat de mens als falend wezen kenschetst, hangt er verder wat bij, net als passages waarbij hij zich afvraagt hoe hij zijn driften en frustraties moet bedwingen.
Daar staat tegenover dat hij een verdwaald verhaal over een Amazone-documentaire knap weet te verknopen aan een poëtisch einde, over opmerkzaam kijken naar wat echt belangrijk is in het leven. Zo rijst uit deze bonte avond al met al het beeld van een laatbloeier, die zijn plek op het podium heeft gevonden.
Alles glimt in de vitrines van de tentoonstelling Suit Yourself in het Rijksmuseum in Amsterdam. Er hangen jasjes, gilets en kamerjassen van glanzend zijde en fluweel, bijna allemaal volgeborduurd met bloemenprints van glanzend draad en versierd met knopen vol grote glanzende stenen. Het zijn Nederlandse mannenkleren uit de periode 1750 tot 1850. Een nogal flamboyante periode waarin kleren vooral welvaart moesten etaleren.
De tentoonstelling, of nou ja, met slechts twee vitrines is het meer een presentatie, is het debuut van Vanessa Jones, sinds een jaar kostuumconservator bij het Rijksmuseum. Haar voorganger Bianca du Mortier ging in 2023 na 43 jaar met pensioen. Als Britse – hiervoor werkte Jones bij de Leeds Museums and Galleries – bekijkt ze Nederlandse mode van een afstandje.
„Ik wilde heel graag laten zien dat Nederlanders in die tijd enorm creatief waren en hun eigen ding deden”, zegt ze. „Daar staan Nederlanders namelijk totaal niet om bekend. Bij Nederlandse mode denken de meeste mensen alleen aan de sobere, zwarte kleding uit de zeventiende eeuw.”
Terwijl de meeste Europeanen naar Italië keken, haalden Nederlanders hun inspiratie van over de hele wereld.
In de achttiende en negentiende eeuw kleedden mannen in heel Europa zich flamboyant, maar Nederlanders deden dat volgens Jones op eigenzinnige en inventieve wijze. In de archieven van het Rijksmuseum kwam ze kledingstukken tegen die haar verbaasden. Zoals een blauw jasje waarin karton verwerkt is om het torso langer en platter te laten lijken. En een gilet van katoen waar zilverdraad doorheen geweven is waardoor het zijde lijkt. „Zoiets heb ik oprecht nog nooit eerder gezien.”
Hergebruikte, handbeschilderde zijde uit China. Nu een gilet, maar oorspronkelijk een damesjurk. Foto Rijksmuseum
Invloed van de VOC
Terwijl de meeste Europeanen in die tijd vooral naar Italië keken, haalden Nederlanders hun inspiratie van over de hele wereld. De VOC bracht stoffen als zijde, katoen en linnen naar Nederland. In de vitrine staat een gilet met bloemenborduursels geïnspireerd op een palempore: een handbeschilderde bedsprei uit India. Er zijn lange kamerjassen met overduidelijk uit Japan afgekeken kimonomouwen. Een knalrood jasje is versierd met een dessin vol Turkse invloeden. Dat jasje geldt als klederdracht en werd gedragen op het platteland. Bijzonder, want vaak is alleen de kleding van de stedelijke elite – die het zich konden permitteren hun kleren niet tot de laatste draad af te dragen – bewaard gebleven.
Het is verfrissend om te zien hoe traag de mode in honderd jaar veranderde, zeker nu trends tegenwoordig vaak al binnen een paar maanden afgedankt worden. En áls de mode veranderde, kwam dat door historische keerpunten als de Franse Revolutie, die ervoor zorgde dat de mode een stuk ingetogener werd. Rijkdom werd nog steeds geëtaleerd, maar nu subtieler. Niet meer met weelderige bloemenprints in een rijk kleurenpalet, maar bijvoorbeeld met een overbodige tweede rij knopen op een gilet. Soldaten in uniform golden als hét toonbeeld van mannelijkheid, waardoor er steeds meer militaire invloeden terugkwamen in alledaagse mannenkleren.
Jas geïnspireerd door typisch Franse hofkledij.
Foto Rijksmuseum
Machinaal
Ook de industrialisatie was van grote invloed. Toen die in de negentiende eeuw goed op stoom kwam, werden stoffen steeds vaker machinaal geborduurd of geweven. Kleren werden niet meer uitsluitend op maat gemaakt door kleermakers, maar hingen voortaan kant-en-klaar in warenhuizen. Het aanbod werd groter en toegankelijker.
Wat opvalt is dat veel kleding in de tentoonstelling gerepareerd of vermaakt is. Een gilet gemaakt van Chinese zijde waar met de hand bloemetjes op geschilderd zijn, blijkt geüpcycled: eerst was het een damesjurk. In een jasje is een zijpand van een andere stof genaaid, omdat de eigenaar dikker is geworden of omdat het jasje is doorgegeven aan iemand met een grotere maat. „Heel duurzaam”, zegt Jones. „Maar puur uit noodzaak. Zeker niet om morele of ethische redenen. Textiel was zó kostbaar dat mensen er wel zuinig op móésten zijn. Zelfs als je steenrijk was, had je nog geen vijftig kledingstukken. Eerder tien. How times have changed.”
Suit Yourself is t/m 15 maart 2026 te zien in het Rijksmuseum in Amsterdam. Info: rijksmuseum.nl