Het Iraakse parlement heeft dinsdag een amendement doorgevoerd op de familiewet uit 1959. Die schrijft voor dat kinderen vanaf achttien jaar mogen trouwen. Met de aanpassing van de wet is die leeftijd teruggeschroefd naar negen jaar voor meisjes en dertien jaar voor jongens. De stemming verliep zeer chaotisch waardoor er nog onduidelijkheid is over de geldigheid van de wet, zo meldt persbureau AP.
Mensenrechtenorganisatie Amnesty International waarschuwde in oktober vorig jaar al voor de gevolgen van de herziening van de wet. Amnesty stelt dat deze de weg vrij maakt voor kindhuwelijken. Daarnaast zouden vrouwen geen rechten meer hebben bij een echtscheiding of erfenis.
„Kindhuwelijken beroven meisjes niet alleen van hun opleiding, maar getrouwde meisjes zijn ook kwetsbaarder voor seksueel en lichamelijk misbruik. Het is alarmerend dat deze amendementen op de familiewet zo fel worden doorgedrukt”, aldus Razaw Salihy, Irak-expert van Amnesty International.
Stemming
AP meldt dat de stemming over de wet dinsdag chaotisch verliep. Volgens een parlementslid werd er luid geprotesteerd en zou een podium in de zaal zijn beklommen kort na de stemming. Ook zou de helft van de parlementariërs geen stem hebben kunnen uitbrengen – wat dit betekent voor de geldigheid van de wet is daardoor onzeker. Amnesty International gaf woensdag aan nog te wachten op een officieel bericht of de stemming wel of niet geldig was.
De nieuwe wet zou zijn gebaseerd op sjiitische geschriften uit de achtste eeuw. De Iraakse regering kent een sjiitische religieuze meerderheid, ruim 60 procent van de bevolking is sjiitisch, een stroming binnen de islam. Voorstanders van de wet zeggen dat het een middel is om de islamitische principes wettelijk te verankeren en zo de westerse invloed op de Iraakse cultuur te reduceren.
De wet raakt aan de kern van de politieke tegenstellingen in Irak, waar religieuze sjiitische conservatieven de regering vormen en vanuit die rol religieuze opvattingen aan de samenleving opleggen. Vorig jaar probeerde een blok van 25 vrouwelijke parlementsleden de stemming over het wetsvoorstel al te stoppen, wat ook toen op hevige weerstand uitliep.
De verstrekkende stikstofuitspraak in de zaak-Greenpeace van woensdag is eigenlijk heel simpel: een rechtsstaat moet zich aan zijn eigen wetten houden, en nu handelt de staat „onrechtmatig”. Regering en parlement hebben zelf bepaald dat de helft van de kwetsbare natuur in 2030 moet zijn hersteld, de rechtbank Den Haag dwingt ze nu dat daadwerkelijk te bewerkstelligen.
Zo niet, dan moet de staat over vijf jaar eenmalig een dwangsom van 10 miljoen euro betalen. Op zich een groot bedrag, al is het natuurlijk niets op een Rijksbegroting met 457 miljard euro aan uitgaven dit jaar.
Maar het feit dát de rechtbank de Staat der Nederlanden een dwangsom heeft opgelegd, is veelzeggend. ‘In beginsel’ gebeurt dit niet, omdat zowel burgers als rechters moeten kunnen vertrouwen op de overheid, zei de rechtbank. Van een overheid mag dus ook worden verwacht dat zij rechterlijke uitspraken naleeft.
Verwijtbaar
Maar hier is het „verwijtbaar” dat de staat al „vele jaren” onvoldoende maatregelen neemt om het „absolute minimum van de wettelijke stikstofdoelen te halen”, zei de rechter. Tussen 2015 en 2019 heeft de staat zelfs ‘op de pof’ stikstofruimte vergund, wetende dat het beruchte Programma Aanpak Stikstof (PAS) in strijd was met Europese normen.
Ook oordeelde de rechtbank hard over het rechtse kabinet-Schoof van PVV, NSC, VVD en BBB, waarbij de voorzitter nog opmerkte dat het in beginsel niet aan rechters is een oordeel over de politiek te vellen. Het vorige kabinet -Rutte IV had juist 24 miljard euro uitgetrokken om doelen rond natuur, stikstof, water en klimaat te halen. Dit kabinet heeft dat ‘Nationaal Programma Landelijk Gebied’ (NPLG) geschrapt en het geld voor landbouw en natuur teruggebracht naar 5 miljard euro.
Lees ook
Greenpeace versus de staat: vandaag doet de rechtbank uitspraak in stikstofzaak – met potentieel grote gevolgen
Het zijn geen nieuwe feiten, maar ze hebben wel mede tot deze uitspraak geleid, met waarschijnlijk grote maatschappelijke gevolgen. De vraag is of de staat vergunningen moet intrekken van veehouders of industriële bedrijven, of dat bouwprojecten geblokkeerd gaan worden in deze tijd van grote woningnood.
De pijn zal zeker gevoeld gaan worden rond de Veluwe met alle intensieve veeteelt, het gebied met veel kwetsbare natuur dat rood kleurt op een kaartje van Nederland dat aan de uitspraak was toegevoegd. Anders dan nu gebeurt, draagt de rechtbank de staat op om voorrang te geven aan de meest kwetsbare natuur. Ook moet de staat direct in actie komen, ongeacht de mogelijkheid om in beroep en cassatie te gaan.
De natuur moet worden gered, daarna kan de boel van het slot
Opluchting
Bij Greenpeace was in de zaal blijdschap en opluchting: de bodemprocedure gaat terug tot juli 2023 en een eerder kort geding met dezelfde inzet had de milieu-organisatie vorig jaar verloren. „De natuur trekt in Nederland altijd aan het kortste eind. Eindelijk zegt een rechter nu: zo kan het niet, de overheid overtreedt zijn eigen regels”, zei directeur Andy Palmen. Tegelijkertijd heeft de uitspraak een keerzijde, erkende hij. „Ik realiseer mij welke impact de uitspraak heeft op mensen en bedrijven. De natuur moet worden gered, daarna kan de boel van het slot.”
In de uitspraak veegde de rechter het verweer van de staat grotendeels van tafel, en daarmee ook een aantal argumenten die je vaker hoort van met name rechtse partijen zoals BBB. Niet alleen eerdere kabinetten, juist ook het huidige kabinet-Schoof heeft nog geen overtuigende stikstofaanpak. Er komt stikstof uit het buitenland Nederland binnen, maar vanuit Nederland gaat vier keer zoveel de grens over dan andersom. Natuurverslechtering komt ook door verdroging, verslechterde waterkwaliteit en versnippering – maar dat is geen reden om de stikstof niet terug te brengen. Stikstof komt niet alleen van boeren, maar bijna 80 procent van de neerslag op kwetsbare natuur wel.
Op bepaalde punten ging de rechtbank wel mee in het verweer van de staat, en niet in de argumenten van Greenpeace. Zo is er geen reden om aan te nemen dat er binnen afzienbare tijd een „point of no return” aanbreekt voor kwetsbare natuurgebieden. En het wettelijke stikstofdoel voor 2025 om 40 procent van de kwetsbare natuur te herstellen is onrealistisch, dus dat kreeg de staat niet opgelegd van de rechtbank.
Nog steeds zit er een groot gat tussen de oorspronkelijke eis van Greenpeace en de uitspraak van de rechtbank: de milieuorganisatie vroeg zelf herstel van 80 procent van de kwetsbare natuur, en dat al in 2030.
‘Haalbaar en betaalbaar’
Wat volgens de rechtbank wel mogelijk is, is het vastgelegde doel voor 2030, om te zorgen dat 50 procent van de kwetsbare natuur niet verder verslechtert. „Dat reductiedoel is ambitieus, maar haalbaar en betaalbaar”, citeerde de rechtbank uit de toelichting bij de Wet stikstofreductie en natuurverbetering uit 2020. „De betreffende percentages en jaartallen heeft de wetgever zelf vastgesteld”, zei de voorzitter daarover.
Dit is niet de uitspraak waarop ik had gehoopt
Die Nederlandse stikstofdoelen zijn gebaseerd op de Europese Vogel- (1979) en Habitatrichtlijn (1992), voor bescherming van vogels, dieren en planten. Op basis daarvan heeft Nederland in de periode 2008-2010 zelf in totaal 162 beschermde Natura 2000-gebieden aangewezen. De stikstofgevoelige natuur in deze gebieden mag niet onder de zogenoemde ‘kritische depositiewaarde’ (KDW) komen, een norm die bepaalt hoeveel stikstof de natuur per jaar zonder schade kan verdragen. Zoals de wet stelt, heeft de rechtbank nu bevolen dat de helft van die gebieden in 2030 onder de KDW moet zitten.
„Dit is niet de uitspraak waarop ik had gehoopt”, was de eerste reactie van landbouwminister Femke Wiersma (BBB). „We kunnen immers niet het onmogelijke vragen van mensen en bedrijven.” Het kabinet heeft besloten een ministeriële commissie op te richten en zegt de uitspraak te gaan bestuderen, ook de mogelijkheden voor hoger beroep.
Lees ook
Nieuwe stikstofuitspraak dreigt meer projecten te dwarsbomen, kabinet stelt speciale commissie in
Als systeembeheerder Daniël Kollmer (51) naar zijn werkplek loopt, komt hij langs de voormalige bibliotheek op de tweede verdieping van het Amsterdamse onderzoeksinstituut Nikhef. In plaats van rekken met boeken staan daar tegenwoordig servers, achter een glaswand. Uit de computerkasten komen gele, groene, blauwe en rode kabels.
Kollmer moet er af en toe iets controleren, maar gaat de ruimte zo min mogelijk in. De temperatuur is er als in een bejaardenwoning. Via roosters in de vloer wordt lucht langs de kasten geblazen voor de koeling. De rekenkracht van de zoemende servers is voor de wetenschappers van het Nikhef, die onderzoek doen naar deeltjesfysica.
Vanuit hun werkkamers kijken Kollmer en afdelingshoofd Ronald Starink (53) op een bruine toren zonder ramen, een datacentrum op het Amsterdam Science Park. Aan de andere kant zit het Centrum Wiskunde en Informatica, dat in 1988 als eerste in Nederland aansluiting kreeg op het prille internet. Alles hier ademt data, rekenkracht en internetgeschiedenis.
Onderdeel van Kollmers werk is het beheer van de eigen mailserver van Nikhef. Hij vindt dat de gewoonste zaak van de wereld. Kollmer doet het ook voor zijn vriendengroep, die al sinds 1997 een server deelt.
Daarmee is hij een uitzondering geworden onder de systeembeheerders. E-mails ontvangen, versturen en vooral ook bewaren is bijna overal uitbesteed aan grote leveranciers van software en cloudopslag. Voor particulieren is dat in de regel Gmail van Google. Bedrijven en overheden doen het massaal bij Microsoft.
Kwetsbaar
Afgelopen week sloeg de Algemene Rekenkamer alarm. De Nederlandse overheid is in korte tijd te zwaar gaan leunen op commerciële buitenlandse clouddiensten en maakt zich daarmee kwetsbaar, vindt die. Hoe e-mailverkeer tegenwoordig wordt afgehandeld, illustreert die trend.
Lees ook
De Nederlandse overheid is gevaarlijk afhankelijk van buitenlandse clouddiensten, constateert de Rekenkamer
Statistieken zijn complex bij dit onderwerp. Het maakt nogal uit of je het aantal e-mails telt – de pakketbezorgdienst kan voor één bestelling meerdere mails op een dag sturen – of het aantal ontvangers van een en dezelfde mail, legt zelfstandig ict-expert Bert Hubert uit. Hubert waagt zich niettemin aan de voorspelling dat „ergens in 2026 Microsoft en Google 98 procent van onze e-mail in handen hebben”. Ook het e-mailarchief van het parlement staat inmiddels in de Microsoft-cloud, geeft hij aan.
In een rapport uit 2024 signaleert Clingendael, instituut voor internationale betrekkingen, een ‘naderend e-mailprobleem’. Veel overheden gebruiken Outlook van Microsoft, maar draaien die mailsoftware op eigen servers. Ze staan echter op het punt te verhuizen naar cloudservers van het Amerikaanse concern. Clingendael waarschuwt dat de communicatie van de overheid daarmee een nog verleidelijker doelwit voor hackers wordt.
Maaike Okano-Heijmans, verbonden aan Clingendael als onderzoeker naar geopolitieke aspecten van technologie en digitalisering: „Voor de gemiddelde slager en kapper is het waarschijnlijk prima. Maar als de overheid massaal zou overstappen, en dan ook nog naar één dienstverlener, gaat dat uiteindelijk ten koste van de nationale veiligheid.”
Internet begon als een ‘vrije ruimte’: de mensen die het bouwden, spraken met elkaar protocollen af waardoor digitale diensten met elkaar konden ‘praten’. Door deze protocollen worden bijvoorbeeld e-mails overal op dezelfde manier verwerkt. Alsof iedereen wereldwijd dezelfde taal spreekt en dezelfde munteenheid gebruikt – handig bij het zakendoen.
Bij e-mail is die taal SMTP, het Simple Mail Transfer Protocol uit 1980. Dit protocol vormt de basis voor alle maildiensten, of ze nu gebouwd zijn door een gigant als Microsoft of een hobbyist op een zolderkamer. Mensen met een beetje verstand van internet konden dankzij dit protocol allemaal een eigen mailserver laten draaien.
Spam voorkomen
De protocollen bestaan nog steeds, maar de praktijk van dat vrije internet is aan erosie onderhevig. Zelfs het vrije e-mail, met een van de oudste protocollen, heeft het moeilijk.
Kollmer legt uit hoe dat werkt. Het is in de loop der jaren steeds complexer geworden een server zo in te regelen dat criminelen die niet kunnen misbruiken om spam en phishingmails te versturen. Dat is nodig, want als bij de ontvangende server ook maar de geringste twijfel is over een afzender, komen mails die je verstuurt niet meer aan.
De eisen zijn niet onredelijk, vindt Kollmer. „Spam en phishing zijn nu eenmaal grote problemen en continue dreigingen. Je wilt niet dat jouw server daaraan bijdraagt.” Dat dit vroeger anders was, komt vooral doordat veel minder mensen een e-mailadres hadden, wat phishing minder lonend maakte voor criminelen.
Met zijn decennialange ervaring vond Kollmer het niet zo ingewikkeld de server van Nikhef zo in te regelen dat die ontvangers een bewijs afgeeft waaruit blijkt dat de server te vertrouwen is. Hij legt uit: „In wezen moet je aantonen dat een e-mail echt afkomstig is van waar hij zegt dat hij vandaan komt – in ons geval dus echt van de server van Nikhef. En dat ik een gebruiker ben die daar legitiem gebruik van maakt. De ontvanger kan dat bewijs opvragen.” Hij vergelijkt het met naar het postkantoor gaan met een identiteitsbewijs als je een brief wilt posten, in plaats van gewoon iets in een brievenbus gooien.
Is dat automatische bewijs van een ‘schone reputatie’ niet op orde, dan worden mails teruggekaatst. Ze komen niet aan bij de ontvanger of belanden in de spambox. Het kan behoorlijk frustrerend zijn erachter te komen dat je daardoor geen antwoord kreeg. En het is tijdrovend ervoor te zorgen dat je van lijsten met verdachte afzenders wordt afgehaald.
Als je de afhandeling van e-mail uitbesteedt aan een grote softwareaanbieder, heb je dat probleem niet meer. Zulke bedrijven kunnen meer investeren in geavanceerde beveiliging. Mail met een Gmail-adres zal minder snel als verdacht worden behandeld dan die van een kleine, onbekende server.
Uitbesteden
Daarom hebben ict-beheerders de afgelopen jaren massaal voor uitbesteden gekozen. En dat heeft de positie van de grootste bedrijven in het e-mailuniversum verder versterkt. Heer en meester zijn Outlook van Microsoft, Gmail van Google en Mail van Apple.
Lees ook
Onderzoekers kiezen voor een alternatieve cloud: ‘Ik wil zelf kunnen kiezen met wie ik mijn bestanden deel’
Dat wereldwijd zoveel mensen e-mailadressen van Google, Apple en Microsoft hebben, geeft die concerns ook een voorsprong bij het trainen van hun spamfilters. En ze kunnen eisen stellen; tegenwoordig bepalen die grote bedrijven de facto waaraan een e-mail moet voldoen om hun beveiligingslagen te passeren. Als hun programma’s je mail weigeren, is je eigen mailserver vrijwel nutteloos. In de brontekst van je e-mails – de tekst die de computer leest – moet bijvoorbeeld te zien zijn dat je een bepaald spamfilter gebruikt. En de ontvanger moet identificatiekenmerken kunnen opvragen. „Je moet door het stof”, omschrijft Kollmer.
Nikhef heeft al decennia een eigen mailserver met een goede, veilige reputatie, én de capaciteit dat zo te houden; de ict-afdeling telt 26 man. Het instituut hanteert ook zwarte lijsten met malafide afzenders, wier mails worden geweerd. Daar staan vooral veel afzenders op die eindigen op .ru, zegt Kollmer grinnikend. Voor beheerders bij kleinere bedrijven en de meeste amateurs is een eigen mailserver geen optie meer.
Het besluit een eigen mailserver aan te houden, heeft Nikhef weloverwogen genomen, vertelt afdelingshoofd Starink (53). Dat hangt samen met het type onderzoeken dat er wordt gedaan. Die duren al snel tientallen jaren. Ondersteunende ict moet dus ook lang houdbaar zijn, om te voorkomen dat data tijdens lopend onderzoek moeten migreren. Dat brengt risico op verstoringen van het onderzoek met zich mee. Dan valt de keuze al snel op zelf doen.
Principieel ding
Behalve praktisch is het ook een ‘principieel ding’ om ict-toepassingen in eigen hand te houden, zegt Starink. Nikhef wordt gefinancierd uit publieke middelen. Daarom heeft het meer verantwoordelijkheid voor het bewaken van de publieke ruimte dan een commercieel bedrijf, vindt hij. En daarom werkt het onderzoeksinstituut zoveel mogelijk met software waarvan de broncode openbaar is. Het voorkomt afhankelijkheid van één bedrijf dat zijn code afschermt.
Starink gebruikt termen die je ook hoort in discussies over klimaat en landbouw. Er is behoefte aan diversiteit en keuzevrijheid, monocultuur is kwetsbaar. „We willen niet gebonden zijn aan één partij. Want commerciële partijen blijven nooit lang innovatief. Op een gegeven moment gaan ze vooral proberen geld te verdienen. Als je dan je databeheer aan ze hebt uitbesteed, kun je niet meer weg. Dan ben je in een fuik gezwommen.”
Ict is bij Nikhef een integraal onderdeel van de research. Energiefysica bestuderen zonder goede ict is onmogelijk, omdat er zoveel data bij worden verzameld en geanalyseerd. Dat maakt z’n werk leuk, zegt Kollmer. Hij is ‘al’ zeven jaar in dienst – een persoonlijk record. „Ict is iets wat bedrijven moeten doen, maar niet willen doen. Ik heb dat vaak genoeg meegemaakt: je mag als ict’er niet te veel vinden.”
Starink en hij begrijpen best dat kleinere bedrijven met andere prioriteiten andere keuzes maken. Starink: „Als je weinig medewerkers hebt en niet met gevoelige data werkt, vind je het zonde als je een ict’er in dienst moet nemen.”
Je geeft én je data uit handen, én je verliest expertise om het later nog eens terug te kunnen halen
De verleiding om ict-taken uit te besteden is bovendien groot: softwarebedrijven bieden voortdurend handige integrale oplossingen. Omdat enkele giganten de markt domineren, kúnnen die vaak ook heel goede producten tegen een aantrekkelijke prijs bieden. Het is best fijn vertoeven in hun cloud. Starink: „Maar je geeft én je data uit handen, én je verliest expertise om het later nog eens terug te kunnen halen.”
Kollmer is nog wat uitgesprokener: „Als je een instantie van enige omvang bent en niet zelf je systemen onderhoudt, vind ik dat je onvoorzichtig bezig bent.”
Beiden benadrukken dat een e-mailarchief, zeker als dat decennia teruggaat, ook veel persoonlijke informatie bevat. Die moet je dus goed beschermen.
Cloud Act
De Rekenkamer en Clingendael wijzen op de geopolitieke dimensie van al te grote afhankelijkheid van buitenlandse bedrijven. In dit geval betreft het hoofdzakelijk Amerikaanse softwarebouwers. Ook een groot deel van de data van de Nederlandse overheid staat bij Amerikaanse partijen.
Dit aspect weegt bij Nikhef ook mee. „Want die partijen kunnen wel zeggen dat ze er niets mee doen, maar er is ook zoiets als de Cloud Act”, zegt Kollmer. Die Amerikaanse wet bepaalt dat de Amerikaanse overheid toegang tot die data kan eisen, ook als de computers niet fysiek in de VS staan.
Zo’n principiële opstelling en het blijven hameren op behoud van autonomie en keuzevrijheid leiden geregeld tot irritatie bij systeembeheerders die andere afwegingen maken, blijkt uit discussies op LinkedIn. Net als het dorp van Asterix en Obelix eigenwijs standhouden tegen de machtige Romeinen wordt dan vooral gezien als een achterhoedegevecht. Starink, stoïcijns: „De buitenwereld kijkt wel eens wat meewarig.” Met die eigen e-mailserver, is dan de opvatting, maken hij en Kollmer het zichzelf alleen maar moeilijk. Bovendien ontzeggen ze zich de nieuwste snufjes, want die krijg je erbij als je behalve de server ook het softwareprogramma afneemt van de grote aanbieder.
„Dan proberen we uit te leggen wat onze overwegingen zijn”, zegt Starink. En Kollmer wenst anderen „succes om je data er nog uit te krijgen als de tarieven omhooggaan”.
Er zijn inmiddels honderden soorten ‘designerdrugs’: speciaal gefabriceerde drugs die door hun samenstelling door de mazen van het juridische net vallen. Een verbod op groepen chemische stoffen moet een einde maken aan het kat-en-muisspel tussen overheid en producenten. Komende dinsdag stemt de Eerste Kamer over het wetsvoorstel van het vorige kabinet. Vijf vragen, en antwoorden, over designerdrugs en het wetsvoorstel.
1Wat zijn designerdrugs?
Designerdrugs zijn qua werking vergelijkbaar met traditionele illegale drugs zoals xtc: ze geven een euforisch, empathisch en wakkerder gevoel. Ze zijn speciaal ontworpen om het verbod op harddrugs te omzeilen. Het is immers pas verboden om een drug te produceren, te verhandelen of te bezitten als deze op de ‘Opiumlijst’ staat.
Producenten van deze zogenoemde Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) kunnen sjoemelen met de chemische samenstelling: toen 4-MMC (straatnaam ‘miauw miauw’) in 2012 verboden werd, veranderden producenten een molecuultje om vervolgens 3-MMC op de markt te brengen. Een nieuwe en dus legale drug, maar qua werking en mogelijke schadelijkheid vrijwel identiek. Toen ook 3-MMC op de Opiumlijst kwam, herhaalden producenten hun kunststukje. Opvolger 2-MMC is nog altijd legaal en te koop via websites en in smartshops.
Het gebruik van designerdrugs in Nederland nam de afgelopen jaren fors toe, vooral onder 20- tot 29-jarigen, bleek uit het Grote Uitgaansonderzoek van het Trimbos-instituut uit 2023. Vooral 3-MMC is populair: een derde van de uitgaande jongeren gebruikte het in 2023. Daarmee was het de op twee na meest gebruikte drug, na mdma en cannabis.
Het jaaroverzicht over 2023 van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum wees uit dat het aantal meldingen van vergiftigingen met 3-MMC in 2023 was verdubbeld tot 202 vergeleken met het jaar ervoor, ondanks het verbod.
Lees ook
Wat designerdrugs met je doen: eerst de euforie, dan de psychoses. ‘Ik werd er schuw en achterbaks van’
2Wat houdt de nieuwe wet in?
Onder de nieuwe wet, waarover de Eerste Kamer dinsdag stemt, worden designerdrugs wanneer deze schadelijk blijken te zijn niet langer los op de Opiumlijst geplaatst. In plaats daarvan zijn voortaan drie volledige stofgroepen verboden: synthetische cannabinoïden, fentanylen en fenetylamines. Onder die laatste groep vallen honderden designerdrugs. Fentanylen zijn toegevoegd om te voorkomen dat de problemen met die stofgroep, zoals nu in de Verenigde Staten, overwaaien naar Nederland. In onder meer België en Duitsland zijn al vergelijkbare wetten.
3Waarom een strenger verbod?
In 2022, nadat de politie en het Openbaar Ministerie er al jarenlang voor hadden gepleit, dienden de toenmalige ministers van Volksgezondheid, Ernst Kuipers (D66), en Justitie, Dilan Yesilgöz (VVD), het wetsvoorstel in. Voor de politie kan de wet de samenwerking met buurlanden verbeteren. De Nederlandse politie kan landen als België en Duitsland niet helpen bij rechtshulpverzoeken in internationale onderzoeken zolang een drug in Nederland niet verboden is.
Designerdrugs zijn volgens de politie bovendien een gevaar voor de volksgezondheid omdat jongeren vaak niet weten wat ze gebruiken. Een verbod moet de indruk wegnemen dat legale designerdrugs minder schadelijk zijn dan andere verboden drugs. „Je klikt, bestelt en krijgt het thuisbezorgd”, zegt Peter Jansen, materiedeskundige drugs bij de politie op de website van de politie. „Dat normaliseert drugsgebruik.”
Er is ook nog een praktisch argument voor een verbod: volledige stofgroepen verbieden bespaart de regering tijd, omdat elke nieuwe designerdrug dan niet meer apart onderzocht hoeft te worden.
4Wat vinden politieke partijen?
Een ruime meerderheid in de Tweede Kamer was in januari 2024 al voor de wet. SP, DENK, ChristenUnie, VVD, SGP, CDA, NSC, PVV en BBB stemden voor, GroenLinks-PvdA, Volt, PvdD, D66 en FVD waren tegen. JA21 was tijdens de stemming niet aanwezig.
In de Eerste Kamer zijn BBB, VVD, CDA en SP al zeker voor de wet. Voor die partijen wegen gezondheidsrisico’s en het tegengaan van de productie en handel het zwaarst. Andere partijen, zoals GroenLinks-PvdA, D66, plaatsten tijdens het plenaire debat afgelopen dinsdag vooral vraagtekens bij niet-schadelijke stoffen die mogelijk ook op de Opiumlijst terechtkomen. Om dat te voorkomen werd eerder al een stof als aspartaam (dat in cola-zero zit) uitgezonderd. Meerdere partijen uitten serieuze twijfels over handhaving en preventie.
Juist daardoor ben je je eigen proefkonijn voor wat je gebruikt
5 Wat zijn de gevolgen voor de volksgezondheid?
Daarover lopen de ideeën uiteen. Volgens Laura Smit-Rigter, coördinator van het Drugs Informatie en Monitoring Systeem bij het Trimbos-instituut, is er nog weinig onderzoek gedaan. „Juist daardoor ben je je eigen proefkonijn voor wat je gebruikt”, zegt ze telefonisch.
Kaj Hollemans, adviseur van de campagne ‘Normaal over drugs’ pleit al langer voor regulering van harddrugs. Hij noemt het wetsvoorstel „ondoordacht en onzorgvuldig” omdat met een verbod volgens hem sneller vervuilende middelen in omloop kunnen komen. „Websites en smartshops hebben nog enige verantwoording over hun producten af te leggen. Maar illegale straatdealers, die de verboden designerdrugs voortaan zullen verkopen, hebben geen klantenservice waar je verhaal kunt halen. Wij verwachten juist meer incidenten.”
Hollemans benadrukt dat de groep designerdruggebruikers in Nederland ondanks de toename klein is [in 2023 1,3 procent van de volwassen Nederlanders] en dat drugs niet minder gebruikt worden als ze illegaal zijn. „Dat weten we al vijftig jaar. Kijk naar cocaïne, cannabis, xtc. Allemaal verboden, maar honderdduizenden Nederlanders gebruiken het.” Hollemans wijst ook op de verdubbeling van het aantal vergiftigingen door 3-MMC, nadat de drug werd verboden. „Dus zeg het maar, heeft dat verbod wel of niet geholpen?”
Smit-Rigter staat positiever tegenover het wetsvoorstel. Zij verwacht dat het verbieden van designerdrugs potentiële gebruikers er makkelijker van weerhoudt om NPS te gebruiken. „Naast de signaalfunctie zullen de drugs minder makkelijk beschikbaar zijn. Dat verhoogt de drempel.”
Lees ook
Wat designerdrugs met je doen: eerst de euforie, dan de psychoses. ‘Ik werd er schuw en achterbaks van’