N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ondernemerszorgen Meer dan de helft van de ondernemers zegt dat het amper of helemaal niet lukt om hun bedrijfskosten, die voornamelijk zijn gestegen door de duurder geworden energie en grondstoffen, over te hevelen naar klanten.
Meer dan de helft van de ondernemers (56 procent) ziet prijsstijgingen als de meest zorgelijke ontwikkeling voor hun bedrijf het komende jaar. Dat blijkt uit een onderzoek voor het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onder bedrijven met meer dan vijf werknemers die niet behoren tot de financiële sector. Vorig jaar was dat 44 procent.
Meer dan de helft van de ruim vijfduizend ondervraagde ondernemers zegt dat het amper of helemaal niet lukt om hun bedrijfskosten, die voornamelijk zijn gestegen door de duurder geworden energie en grondstoffen, over te hevelen naar klanten. 6 procent brengt de prijsstijgingen volledig in rekening bij de consument, en meer dan 40 procent doet dat grotendeels.
Per sector verschilt sterk of de kosten kunnen worden doorberekend. Bijna een kwart van de ondernemers die panden verhuurt of verhandelt zegt prijsverhogingen geheel zelf op te vangen, het hoogste percentage van alle sectoren. Wel berekende vorig jaar nog de helft van de onroerend goedbedrijven hun gestegen kosten niet door naar consumenten. Ook van de agriculturele en culturele sectoren zegt rond een vijfde van de bedrijven geen kosten te kunnen doorberekenen.
Werken tijdens een rit in een zelfrijdende auto lijkt futuristisch, maar in San Francisco kan het al. Sinds deze zomer zijn taxi’s zonder bestuurders daar voor iedereen beschikbaar. Verslaggever Stijn Bronzwaer stapte in een van deze voertuigen en vraagt zich af: Is dit echt de toekomst?
Opa en oma zijn op bezoek voor de feestdagen. Aan tafel komt het gesprek op genderidentiteit. De kleinkinderen leggen het gebruik van de pronouns uit. Het duurt even, maar dan begrijpt oma het. „Ik zou het fijn vinden als mensen me gewoon met ‘U’ aanspreken.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Het klinkt als een simpele oplossing: in alle steden en dorpen van Nederland gewoon „een straatje erbij” bouwen om de woningnood tegen te gaan. Het staat in het regeerprogramma van het kabinet-Schoof, naast de locaties voor grootschalige woningbouw. Ook de voorganger van woonminister Mona Keijzer (BBB), Hugo de Jonge (CDA), had het vaak over „een straatje erbij”.
Maar waar kunnen die extra straatjes worden gebouwd en hoeveel woningen levert dat uiteindelijk op?
Maximaal 95.000 woningen, heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) nu berekend. Daarmee is het „een bescheiden bijdrage” van 10 procent van de woningbouwopgave, volgens het adviesorgaan van regering en parlement. Tussen 2022 en 2030 wil het Rijk in totaal 981.000 woningen bouwen om de woningnood tegen te gaan.
Villa’s
Het idee van ‘een straatje erbij’ is niet nieuw: verspreid door heel Nederland is er al op dit soort kleinschalige manier uitgebreid, met bijvoorbeeld appartementencomplexen, villa’s of een mix van woningtypes, uit verschillende jaren. Maar door het oplopende tekort van ongeveer 400.000 woningen wordt het straatje erbij nu besproken als strategie.
„Met een straatje erbij laat je ruimtelijke ordening eigenlijk los en ga je ad hoc bouwen”, zegt Arjan Harbers van het PBL, hoofdauteur van het rapport. „Het is snel, gemakkelijk en goedkoop, want infrastructuur zoals wegen, riool en kabels hoef je niet nieuw aan te leggen.”
Er zijn ook argumenten tegen straatjes erbij bouwen. Zo hebben steden vaak nog de ruimte om te ‘verdichten’ met extra woningen op lege plekken, terwijl door extra straatjes de groene zones tussen de steden dichtslibben. Nieuwbouwwoningen aan stadsranden zijn vaak ruimer en duurder, wat het landelijke tekort aan sociale huur niet verkleint. In vergelijking met grote bouwlocaties vraagt het relatief veel planning en zijn de uitvoeringskosten hoog.
In de wereld van ruimtelijke ordening zijn er ook duidelijke tegenstanders. Lector Cees-Jan Pen van Fontys Hogeschool bijvoorbeeld noemt de „omarming” van straatje-erbij-planologie „ideeënarmoede”.
Lees ook
Zijn er wel een miljoen woningen nodig? Het kan ook minder zijn, of meer
Overstromingsrisico’s
Het PBL heeft gekeken waar ruimte is voor nieuwe straatjes van maximaal 200 meter en 49 woningen en op landbouwgrond binnen 200 meter van de bebouwde kom. Verder zijn het locaties dicht bij openbaar vervoer, zonder milieubezwaren of overstromingsrisico’s.
Zo komt het PBL uiteindelijk tot ruimte voor 95.000 woningen, verspreid over in totaal 2.100 „woonkernen”. Het zou een toename bedragen van 1,2 procent van de totale voorraad (2023) van de ruim 8.125.000 woningen in Nederland.
Hoeveel straatjes erbij gebouwd kunnen worden, verschilt per provincie, en soms is er een groot gat met de lokale behoefte aan woningen. De meeste woningen tot 2030 zijn gepland in Noord-Holland (199.500) en Zuid-Holland (239.100), maar hiervan is met straatjes erbij slechts 3 procent te realiseren.
In de Randstad zijn dus meer woningen nodig en daarom zijn hier ook grote woningbouwlocaties aangewezen, net als in stedelijk Brabant, de regio Arnhem-Nijmegen, Zwolle en Groningen. Langs acht gemeenten op de „Oude Lijn” tussen Dordrecht en Leiden bijvoorbeeld staan 170.000 woningen gepland; dat zouden héél veel straatjes erbij zijn.
Woonkernen
In sommige landelijke provincies is met de straatjes-erbij-aanpak juist wel een groot deel van de woningbouwopgave te realiseren, zoals in Friesland (59 procent) en Zeeland (73 procent), Drenthe (36 procent) en Limburg (45 procent), zegt het PBL.
Voor kleine gemeenten in de regio is een straatje erbij, naast ‘verdichten’ van de kern zelf, dus wel een oplossing. „Het zou ook niet reëel zijn om langs dorpen met vierhonderd inwoners een enorme wijk met tweeduizend woningen te bouwen”, zegt onderzoeker Harbers.
Hoe makkelijk of moeilijk het is om een straatje erbij te bouwen, verschilt van geval tot geval, zegt Harbers. De grond aan de rand van woonkernen is vaak al in handen van de gemeente of projectontwikkelaars – en dan kan het snel gaan. Maar bouwgrond vinden kan ook langer duren. Harbers: „Een straatje erbij is zeg maar één weiland. Maar ik verwacht niet dat boeren hiervoor uitgekocht moeten gaan worden.”