Universiteiten zijn in de VS al jaren een mikpunt van rechts maar dit is een revolutie

Ze moeten honderden miljoenen dollars aan bezuinigingen ophoesten, duizenden banen schrappen, geen ‘genderideologie’ meer verspreiden en moeten keihard optreden tegen pro-Palestijnse demonstraties op de campus. Intussen krijgen ze hoon en haat te verstouwen op X, het medium van Elon Musk.

Amerikaanse universiteiten sidderen van angst door de weergaloze aanval die de regering-Trump de afgelopen weken op hen heeft ingezet. Een anonieme bestuurder – iedereen houdt zijn hoofd nu omlaag – vertelde The New York Times dat hem was aangeraden persoonsbeveiliging te nemen. Hij had „nog nooit zoveel angst gezien” bij collega’s.

Meer dan vijftig universiteiten zijn doelwit van onderzoek door de federale overheid, die met financiële druk aandringt op het navolgen van nieuwe richtlijnen over ‘gevoelige’ onderwerpen. Voor Trump en zijn radicaal-rechtse supporters is dat onderdeel van een wraakzuchtige afrekening met universiteiten die studenten geen vaderlandsliefde bijbrengen maar nationale zelfhaat. Daaronder valt het denken – en spreken – over gender, discriminatie en racisme, klimaat en het opkomen voor ‘gemarginaliseerde groepen’.

Het fanatisme waarmee nu de staatsmacht wordt gebruikt, is revolutionair en nieuw, de aanval zelf niet. Die kent een lange historische aanloop. Traditionele Amerikaanse afkeer van elites speelt een rol, maar veel belangrijker is de jarenlang opgebouwde kritiek op de ‘linkse’ hegemonie in het hoger onderwijs door Republikeinse politici en alt-rightactivisten. Met culture wars over feminisme en racisme wisten zij bij veel Amerikanen het beeld te vestigen dat universiteiten beheerst worden door ‘marxisten’ die op ‘gewone’ Amerikanen neerkijken en minderheden voortrekken. De groeiende inkomenskloof in de VS en de extreem hoge collegegelden van excellente universiteiten hielpen ook mee (een jaar Harvard kostte in 2024/25 zo’n 60.000 dollar alleen al aan collegegeld, nog los van huisvesting en boeken, een jaar Yale zo’n 70.000 dollar).

De campagne van Trump richt zich niet alleen tegen wat volgens hem de universitaire ‘ideologie’ is, maar ook tegen hun demografie. Sinds de jaren zestig, toen de academische bevolking nog overwegend wit was, zijn de universiteiten door beurzen en diversiteitsbeleid veel diverser geworden. Volgens gegevens van het nationale instituut voor onderwijsstatistiek (NCES) was in 1980 81 procent van de bachelorstudenten wit, in 2020 was dat gedaald tot 54 procent. DEI-beleid (diversiteit, gelijkheid, inclusie) heeft daar een belangrijke rol in gespeeld, een doorn in het oog van rechts dat terug wil naar de oude ‘all-American’ universiteit die louter zou zijn gebaseerd op ‘verdienste’.

Spectaculaire nieuwe instroom

Progressieve critici werpen tegen dat zeker tot halverwege de twintigste eeuw afkomst en vermogen eerder bepaalden wie aan welke universiteit terecht kon. De GI Bill (1944), bedoeld om veteranen na de Tweede Wereldoorlog op weg te helpen, leidde tot een spectaculaire nieuwe instroom in het hoger onderwijs van vooral witte veteranen – de wet pakte in de praktijk discriminatoir uit. De uitspraak van het Hooggerechtshof in 1954 dat segregatie aan openbare scholen strijdig is met de Grondwet opende de weg voor meer zwarte Amerikanen naar de universiteit.

Onder invloed van de Koude Oorlog stak in de jaren vijftig tegelijk wantrouwen van ‘communistische’ academici de kop op, tijdens de heksenjacht van senator Joe McCarthy. Maar een harde breuk met mainstream Amerika kwam pas met de massale studentendemonstraties van de jaren zestig tegen de Vietnamoorlog. Bij protesten op Kent State University in Ohio schoot de Nationale Garde in 1970 vier studenten dood – geweld dat door veel Amerikanen niet werd afgekeurd en door sommige tegendemonstranten werd begroet met vier in de lucht gestoken vingers. De studentenbeweging, gelieerd aan radicale politiek, gaf voeding aan de rechtse verdenking dat universiteiten ‘marxistische’ broeinesten waren geworden.

Marxistisch of niet, veel docenten en onderzoekers die aantraden toen de studentenaantallen toenamen waren in elk geval progressief, liberal, vooral in de sociale en geesteswetenschappen. Een onderzoek onder 1.417 Amerikaanse hoogleraren wees in 2007 uit dat het overgrote deel van hen zich liberal noemde (44 procent) of gematigd (46 procent), slechts 9 procent conservatief.

Het begin van de afrekening kwam na het aantreden van Ronald Reagan in1980. Niet alleen oudere conservatieven trokken nu van leer tegen linkse hegemonie in de Academie, ook een jonge garde Republikeinen. In Illiberal Education (1991) fulmineerde publicist Dinesh D’Souza tegen het hoger onderwijs, volgens hem geobsedeerd door ras en sekse. D’Souza, die allengs radicaliseerde tot complotdenker, sprak later ook van de „nazi-wortels” van links Amerika. Eenmaal politiek actief en veroordeeld wegens gesjoemel met donaties, kreeg hij in 2018 prompt gratie van president Trump.

Veel invloedrijker was de filippica van de classicus Allan Bloom tegen verslonzing van de universiteit in zijn boek The Closing of the American Mind (1987), dat een bestseller werd. Volgens Bloom waren studenten ten prooi gevallen aan moreel relativisme, door toedoen van linkse academici die het geloof in waarheid zouden hebben opgegeven. Tot zijn eigen verrassing werd Bloom een superster met het boek, een teken dat kritiek op de universiteiten breed ingang had gevonden.

Een wezenlijk algemeen belang

Toch is nu alles anders. Ook tijdens die eerste golven van kritiek stond niet het idee ter discussie dat universiteiten een wezenlijk algemeen belang vertegenwoordigen en de overheid afstand moet houden. Toen het Amerikaanse Congres Richard Nixon in 1969 voorstelde federale subsidie te schrappen aan universiteiten die Vietnam-protesten op hun campus toestonden, weigerde de Republikeinse president resoluut – de staat moest daarbuiten blijven. „De federale overheid moet niet treden in de handhaving van academische vrijheid of rust op de campus”, aldus Nixon, „dat is de taak van universiteitsbestuurders”. Nu schrapt Washington 400 miljoen dollar steun aan Columbia University in New York, als straf voor lakse bescherming van Joodse studenten, en 800 miljoen bij Johns Hopkins in Baltimore, met tweeduizend ontslagen in de VS en elders tot gevolg.

Nieuw is ook de campagne van steenrijke tech-magnaten tegen de universiteiten. Elon Musk wil alles wat er ‘woke’ is uitbannen, PayPal-oprichter Peter Thiel hekelde het hoger onderwijs als een „sociopathische bubbel”. Investeerder en miljardair Marc Andreessen noemde de universitaire wereld in een interview „versteend en corrupt” en bepleit de ontmanteling ervan.

Pro-Palestijns studentenprotest in de stad New York, vorig jaar april.
Foto Getty Images

Keerpunt was de Gaza-oorlog. Tijdens de hevige pro-Palestijnse protesten van studenten eind 2023 dreigden eerst al rijke donateurs hun steun aan universiteiten als Harvard in te trekken. Het Huis van Afgevaardigden begon hoorzittingen over oplevend antisemitisme op de campus. De Republikeinse afgevaardigde Elise Stefanik – overtuigd Trump-aanhanger en alumnus van Harvard – legde bestuurders van Harvard, MIT en de Universiteit van Pennsylvania genadeloos op de pijnbank. Het drietal putte zich uit in ontwijkende antwoorden en juridische nuances – olie op het vuur – en twee van de drie zagen zich genoopt af te treden.

Dat succes gaf de aanval uit de rechterhoek nieuwe brandstof. De rechts-revolutionaire activist Christopher Rufo verspreidde berichten over plagiaat door de nog overgebleven bestuurder, Claudine Gay, de eerste zwarte vrouw aan de top van Harvard – ook zij stapte op. Rufo, een gast van Trump in Mar-a-Lago, is een media-bewuste aanjager van de aanval op de universiteiten. Zijn kritiek is niet dat universiteiten te elitair zijn, maar dat een verkeerde – linkse – elite er de dienst uitmaakt, die nu moet worden opgeruimd.

Sommige oudere liberals geven de universiteiten er ook zelf de schuld van dat ze de boksbal zijn geworden van radicaal-rechts. Historicus Michael Ignatieff klaagde vorig jaar op bezoek in Nederland over het eenzijdig linkse en posmoderne karakter van de Amerikaanse geesteswetenschappen. Het heeft universiteiten tot een gemakkelijke prooi gemaakt voor rechtse activisten, meent hij.

Anderen wijzen erop dat universiteitsbesturen zich door het neoliberalisme steeds fanatieker zijn gaan toeleggen op bedrijfsvoering en intellectueel engagement hebben verwaarloosd. Ze zagen niet aankomen dat het Trump nu menens is. Gevolg is dat nu een angstige verlamming de universitaire wereld heeft getroffen. Massale protesten tegen de kneveling van de academische vrijheid zijn vooralsnog uitgebleven.


Deense onderzoekers verslikken zich in ultrabewerkt voedsel

Op het eerste gezicht lijkt het een sympathiek onderzoek. De Deense wetenschappers van de Universiteit van Kopenhagen en de Novo Nordisk Foundation willen in een tweejarig project op zoek naar een alternatieve definitie voor (ultra)bewerkt voedsel. Een nieuw classificatiesysteem zou consumenten kunnen helpen gezondere keuzes te maken. Bovendien zou het huidige systeem gebreken vertonen en aan verandering toe zijn.

Maar het onderzoek dreigt juist de publieke gezondheid te ondermijnen, schrijven meer dan negentig onafhankelijke voedingswetenschappers in een open brief. Het oorspronkelijke systeem, genaamd Nova, is een standaard in de voedingswetenschap en populariseerde de term ‘ultrabewerkt voedsel’. Deze voedingsmiddelen worden industrieel samengesteld met diverse toegevoegde stoffen, en bevatten doorgaans meer vetten, suiker en zout, en minder voedingsstoffen dan onbewerkte producten. Nova wordt in tal van studies gebruikt om een verband te leggen tussen ultrabewerkt voedsel en gezondheidsproblemen als obesitas, diabetes type 2, hart- en vaatziekten en psychische aandoeningen. Daarnaast wordt Nova door de Wereldgezondheidsorganisatie en de Verenigde Naties gehanteerd om de wereldwijde dieetkwaliteit te monitoren.

De Deense onderzoekers willen de nieuwe classificatie Nova 2.0 noemen. „Die naam suggereert ten onrechte dat hun classificatie een verbeterde versie is van Nova”, zegt voedingswetenschapper Jaap Seidell, die de brief ondertekende. De nieuwe classificatie zou de legitimiteit van het eerdere onderzoek kunnen ondermijnen, en twijfel zaaien.

Verwarring als doel

Volgens de bezorgde wetenschappers is verwarring juist het doel van het Deense project. Het lijkt op een poging om een systeem te promoten waar producenten van ultrabewerkt voedsel van profiteren, schrijven ze. „De Deense onderzoekers hebben warme banden met de farmaceutische- en voedingsindustrie”, zegt Seidell. „Het is alsof door de voedingsindustrie gesponsorde wetenschappers een Schijf van Vijf 2.0 zouden uitbrengen, zonder dat het Voedingscentrum of de Gezondheidsraad daarbij betrokken zijn.”

Het onderzoek wordt medegefinancierd door Novo Nordisk, de farmareus die dankzij de verkoop van afslank- en diabetesmedicijnen Wegovy en Ozempic onlangs tot het waardevolste bedrijf van Europa uitgroeide. Volgens de onderzoekers is het „uiterst problematisch” dat een bedrijf met financiële belangen in obesitas en diabetes het classificatiesysteem wil herdefiniëren.

De voedingsindustrie levert al langer kritiek op het Nova-systeem. Critici vinden de classificatie te simplistisch en arbitrair. Zo zou sojamelk evengoed in de categorie ‘ultrabewerkt’ vallen als gefrituurde snacks of cookie-dough ijs, terwijl deze producten qua voedingswaarden sterk verschillen. Belangenorganisaties pleiten al langer voor een nieuw systeem.

Het is onzeker of dit nieuwe systeem er gaat komen. In reactie op de open brief verwijderden de Deense onderzoekers alle verwijzingen naar Nova 2.0 en de term ‘ultrabewerkt voedsel’ van hun website. Het onderzoek wordt onder een andere naam voortgezet.


Waardoor is tandsteen zo hardnekkig?

Je poetst braaf twee keer per dag, je flost en ragert erop los. Maar toch duikt het steeds de kop op: tandsteen. Die harde randjes, wit of donkerder, bijvoorbeeld langs je ondertanden. De tandarts of mondhygiënist haalt het weg met een ultrasoon apparaat, een haakje of allebei. Niet prettig, ook niet voor de portemonnee. En een halfjaar later moet het wéér. Hoe zit dat?

De voorloper van tandsteen is tandplak, vertelt Dagmar Else Slot, hoogleraar preventie in de mondzorg aan de Universiteit van Amsterdam, en ook nog altijd zelf actief als mondhygiënist. Tandplak is een dun, onzichtbaar, kleverig laagje ‘biofilm’ van mondbacteriën en voedselresten. „Als je elke dag goed poetst, ook met een tandenstoker of ragertje tússen de tanden en kiezen, dan haal je die tandplak weg. Tandsteen ontstaat alleen op plaatsen waar de tandplak te lang blijft zitten.”

Na ongeveer 24 uur begint tandplak te verharden. Uiteindelijk zetten zich er mineralen uit je speeksel in af, met name calciumfosfaat en calciumcarbonaat. „Je tandplak verhardt en verkalkt, en dan noemen we het tandsteen”, zegt Slot. „Het lijkt een beetje op het ketelsteen in je waterkoker of fluitketel, en op de kalkrandjes in je douchekop.”

En dan? „Zelf krijg je dat tandsteen niet meer weg”, zegt Slot. „Je moet het door een professional laten verwijderen. Als het tandsteen nog boven het tandvlees zit, dan kan een preventie-assistent dat doen. Als het diep onder het tandvlees zit, dan moet de mondhygiënist eraan te pas komen.” In dat laatste geval is er vaak ook een ernstige tandvleesontsteking, merkt ze op. Die kan leiden tot tandbederf en het verlies van de tand of kies.

Goed schoonhouden

Beter is het natuurlijk het ontstaan van tandsteen te voorkomen, benadrukt Slot. Door je gebit zelf elke dag goed schoon te houden, dus. „Eigenlijk zou iedereen regelmatig een persoonlijke instructie en bijsturing moeten krijgen”, zegt ze. „Ieder gebit is anders. Iedere tand en kies staat onder een andere hoek in je mond. Hoe moet je in jóuw gebit de borstel precies op de tand zetten? Welke tanden en kiezen zijn in jóuw gebit een speciaal aandachtspunt?”

Bij veel mensen staan de tanden heel dicht op elkaar, en een beetje scheef, waardoor je er op bepaalde plekken niet goed bij komt. Andere mensen hebben achter de tanden een draadje van een orthodontische behandeling: allemaal ‘plakretentiefactoren’. „Maar daar is dan altijd wel een passend hulpmiddel voor, zoals kleine borsteltjes”, zegt Slot.

Hebben sommige mensen niet een erfelijke aanleg voor tandsteen, dus een grotere kans om het te krijgen? „Jawel, er zijn wel minimale genetisch bepaalde componenten, bijvoorbeeld hoeveel speeksel je produceert en hoeveel calcium daarin zit. Maar dat is nooit het excuus. Er hóéft geen tandsteen te ontstaan, als je de tandplak maar goed genoeg weghaalt.” Ze benadrukt nog even heel streng en stellig: „Mensen die ergens tandsteen hebben, die maken hun gebit daar gewoon niet goed genoeg schoon.”

Haar boodschap is ook van belang voor ouderen, en voor mensen die bepaalde medicatie gebruiken, waaronder antidepressiva: zij hebben vaak een wat drogere mond, waardoor de tandplak sneller verhardt. Naast een goede mondhygiëne is dan het devies: regelmatig water drinken. „En dat geldt natuurlijk eigenlijk voor iedereen.”

Lees ook

Vergeet het flosdraad en poets vóór het ontbijt. Zestien tips voor een stralend gebit

Vergeet het flosdraad en poets vóór het ontbijt. Zestien tips voor een stralend gebit


Verloren gewaande kikker duikt na 130 jaar ineens weer op – mét beha

Als een verloren zoon haalden Chileense biologen hem binnen. Honderddertig jaar lang was de stekelborstkikker zoek. Hoogleraar plant- en dierkunde Rodolfo Amando Philippi beschreef het dier in 1902 als nieuwe soort, maar daarna is de kikker nooit meer gezien. Speciaal op touw gezette expedities in 1995, 1996 and 2002 leverden niets op. Het dier stond te boek als ‘kritisch bedreigd’ en zou mogelijk zelfs al uitgestorven kunnen zijn.

Philippi (1808-1904) beschreef tijdens zijn leven vele nieuwe soorten: 3.300 planten, 2.500 weekdieren en nog eens 800 insecten. Hij onderscheidde soorten op basis van de kleinste details. Die ontdekkingswoede heeft de tand des tijds niet goed doorstaan; slechts 1.670 soorten die hij beschreef, de meeste planten, zijn nu nog valide soorten. De vrees bestond dat Philippi zich ook met de stekelborstkikker te rijk had gerekend.

Nauwgezet historisch onderzoek zette biologen van de universiteit van Concepción echter toch weer op het juiste spoor om het dier terug te vinden. Ze reconstrueerden de route die verzamelaar Phillibert Germain moest hebben afgelegd in 1893, toen hij ook de kikker verzamelde die hij later aan Philippi gaf. Nieuwe expedities langs deze route leverden maar liefst vijf plaatsen op waar de illustere kikker voorkomt en waarschijnlijk al die tijd al heeft gezeten. Het viel op dat de soort sterk kan variëren in uiterlijk, met soms wel en soms niet een lichte streep op het midden van zijn rug. Maar onmiskenbaar was de stekelborst bij volwassen mannetjes, die eruit ziet als een soort witte beha met spikes.

Met ongerepte populaties, kan de beschermingsstatus van het dier afgeschaald naar ‘bedreigd’, opperen de biologen in hun publicatie over de herontdekking in het blad Zookeys.


Rupsen zijn de echte sterren in deze biografische film

Je moet het maar durven: je film openen met een minutenlange close-up van een etende rups. Geen voice-over, geen toelichting: alleen die larve die zich langzaam volvreet en dan, tergend traag, verandert in een pop – om uiteindelijk uit te groeien tot een vlinder.

Regisseur Pim Zwier durft het. Niet voor niets wordt zijn biopic Metamorfose, over kunstenares Maria Sibylla Merian (1647-1717) omgeschreven als mengeling van ‘natuurdocumentaire, kostuumdrama en kunstproject’: de film kent zijn weerga niet. Neem alleen al het oude Nederlands dat consequent gesproken wordt door de acteurs: Zwier riep speciaal de hulp in van historische taalkundigen voor een realistisch script. Of zie hoe de acteurs (onder wie Carly Wijs en Pierre Bokma) zich langzaam losmaken uit de schilderijen om het levensverhaal van Merian te verbeelden.

‘De eerste ecoloog’ wordt de van oorsprong Duitse Maria Sibylla Merian wel genoemd. Ze beschreef en tekende als eerste insecten in hun natuurlijke omgeving, met de planten die ze als voedselbron hadden. Raupen ofwel rupsen waren haar specialiteit: in 1679 bracht ze het eerste deel uit van haar Raupenbuch (dat ze later, in 1713 in het Nederlands vertaalde als Der rupsen begin, voedzel en wonderbaare verandering. Die vertaling naar het Nederlands was niet toevallig: al in 1685 was ze met haar moeder en dochters (maar zonder haar echtgenoot) naar het Friese Wieuwerd verhuisd, om zich aan te sluiten bij de religieuze commune van de labadisten.

Later verhuisde ze naar Amsterdam en reisde van daaruit voor twee jaar naar Suriname. Met het boek dat ze daar maakte, Verandering der Surinaamsche insecten, werd ze wereldberoemd. Ze verwerkte alle stadia van een insect in één afbeelding, van ei tot rups tot pop tot volgroeid insect, samen met de kenmerkende planten waarop de soort voorkwam

Naast een getalenteerde tekenaar was Merian ook een gewiekste zakenvrouw: vaak drukte ze haar kopergravures die ze samen met haar dochters maakte ook in spiegelbeeld af, om ze als ‘unieke’ exemplaren te verkopen.

Toch zijn de échte hoofdpersonen van de film de rupsen. Zwier geeft ze alle ruimte: steeds weer komen de fraaie, dikke, rustig doorknagende rupsen pontificaal in beeld, mét de plant waar ze van leven. Jammer is dat de rupsen en planten nergens bij naam worden genoemd, terwijl juist dat een meerwaarde zou zijn. Wel zijn er fraaie observaties van Merian, zoals de poppen die ze vergelijkt met „dadelpitten” en „gebakende kindekes”. Ook beschrijft ze hoe ze door schade en schande leerde dat de rupsen doodgaan als ze niet bij de juiste plant worden gezet.

Goed nieuws voor wie nieuwsgierig is naar het werk van Merian: het merendeel bevindt zich in de collectie van het Britse koningshuis, maar er zijn ook prenten aanwezig in de Amsterdamse Artis Bibliotheek. En haar Surinaamse insectenboek schittert tot eind maart in het Rijksmuseum.


Sandra Harding was ervan overtuigd dat kennis niet tijdloos is

Wetenschappelijke kennis kan alleen ‘streng’ objectief zijn als ook de perspectieven van vrouwen en andere onderdrukte groepen worden erkend en serieus genomen. Hun standpunten zijn cruciaal voor inzicht in de wetenschappelijke en sociale werkelijkheid.

Dat was de overtuiging van de invloedrijke Amerikaanse feministische en postkoloniale filosoof Sandra G. Harding, die begin maart op 89-jarige leeftijd in de VS overleed.

Begin jaren tachtig werd Harding een belangrijke stem in het opkomende vakgebied ‘feministische epistemologie’ (kennisleer). Dat onderzoekt hoe kennis, gender, kleur en sociale context samenhangen, een geëngageerde vorm van onderzoek met zowel empirische als normatieve inzet, gericht op emancipatie.

In The Science Question in Feminism (1986) onderscheidde Harding drie benaderingen van feministische kennisleer: empirisch, ‘standpunt theoretisch’ en postmodern. De eerste wil bestaande wetenschap verbeteren door patriarchale vooroordelen te bestrijden, de tweede benadrukt het ‘standpunt’ van vrouwen en andere gemarginaliseerde groepen, de derde wijst het idee van objectieve wetenschappelijke waarheid af.

Dat zijn ook nu nog herkenbare posities in feministische filosofie en sociale wetenschap, al zijn inmiddels vele varianten en vertakkingen gegroeid. Ook in haar eigen werk combineerde Harding diverse epistemologische benaderingen.

Hegel en Marx

Rode draad bleef Hardings overtuiging dat ook wetenschappelijke kennis niet tijdloos is maar ‘sociaal gesitueerd’, het product van een sociale gemeenschap. Dat speelt al in het begin van onderzoek, de context of discovery: wie betaalt het, welke vragen worden gesteld? Harding wees het idee van objectiviteit niet af, maar ‘sterke objectiviteit’ ontstaat pas als ook kennisposities worden opgenomen uit de ‘levende ervaring’ van vrouwen, niet-witte minderheden en gekoloniseerde volken.

Zij hebben volgens Harding vaak scherper inzicht in de sociale werkelijkheid dan dominante groepen, een idee dat schatplichtig is aan het denken van Hegel over de dialectische relatie tussen ‘meester en knecht’ of (bij Marx) tussen sociale klassen. De ‘knecht’ ontwikkelt een ‘dubbel bewustzijn’ omdat hij zichzelf en zijn meester ziet als subject, terwijl die hem reduceert tot een object.

Sandra Harding werd in 1935 geboren in San Francisco, in een gezin dat gebukt ging onder de economische crisis van de jaren dertig. Tijdens haar studie aan Rutgers University voorzag ze in haar levensonderhoud als serveerster en telefoniste. Na haar huwelijk, met een filosoof die ze aan de universiteit had ontmoet en met wie ze twee dochters kreeg, gaf ze wiskundeles en werkte ze als eindredacteur van teksten.

Begin jaren zeventig hervatte ze haar studie, in1973 promoveerde ze op de kennisleer van de Amerikaanse filosoof Quine. In die jaren werd Harding gegrepen door de vrouwenbeweging. Aan de University of Delaware, waar ze in 1986 tot hoogleraar werd benoemd, zette ze een programma op voor vrouwenstudies. In de jaren negentig vertrok ze naar de University of California in Los Angeles, waar ze hoogleraar gender en educatie werd en leiding gaf aan het Centrum voor Vrouwenstudies.

Ook buiten de universiteit zette Harding zich in voor feministische en post-koloniale wetenschap. Ze zat vanaf de jaren tachtig in de redactie van het vooraanstaande feministische tijdschrift Hypatia, later in die van Signs (2000-2005), adviseerde de VN en gaf wereldwijd lezingen. In 1987 verbleef ze in Nederland als gastdocent aan de Universiteit van Amsterdam. Tot haar bekendste werk horen The Scientific Question in Feminism (1986) en Whose Science? Whose Knowledge? (1991).

Weerklank en kritiek

Haar ideeën over wetenschap en ‘standpunt-theorie’ vonden breed weerklank, maar riepen tegelijk kritiek en zelfs afkeer op. In de Amerikaanse science wars van de jaren negentig over het waardevrije karakter van wetenschap, werd ze door critici als Richard Dawkins gehekeld als een verspreider van ‘slechte wetenschap’. Als bewijsstuk diende met name haar ‘lachwekkende’ typering van Newtons mechanica als een „verkrachtingshandleiding”, op grond van gewelddadige metaforen over moeder natuur die moet worden gedwongen haar geheimen prijs te geven. In feite stelde Harding in die passage in The Science Question in Feminism de provocerende maar niet bij voorbaat onzinnige vraag waarom ‘machine’-metaforen in de 17de-eeuwse natuurwetenschap door historici worden gezien als redelijk en terzake, maar die andere niet.

In de hitte van de culture wars won spot over haar werk het vaker van inhoudelijke tegenspraak. Harding stond mede model voor de ‘Sokal hoax’ (1996), een parodie op postmoderne filosofie die uit Europa naar de VS was overgewaaid en waarin volgens fysicus Alan Sokal jargon het won van analytische helderheid.

Meer inhoudelijke critici vreesden dat ‘standpunt-epistemologie’ afglijdt naar relativisme, ondanks haar notie van ‘sterke objectiviteit’. Andere kritiek luidde dat in haar werk een verborgen universalisme zat, de aanname dat alle leden van onderdrukte groepen hetzelfde perspectief hebben, een verwijt dat ze bestreed met een beroep op verschillende soorten diversiteit, ook binnen groepen.

Hardings werk heeft uitlopers gekregen in sociologie van de wetenschap en in aandacht voor inheemse perspectieven als serieus te nemen vormen van kennis en niet als fascinerende folklore. Het raakt ook aan een recente notie als ‘epistemologische rechtvaardigheid’, ontwikkeld door filosoof Miranda Fricker. Tegelijk is kritiek op ‘standpunt-theorie’ een vast ingrediënt gebleven in intellectuele en politieke culture wars, die met het aantreden van Donald Trump als president van de Verenigde Staten een nieuwe fase zijn ingegaan.

In een interview op YouTube zei Harding er acht jaar geleden dit over: „Het is opvallend dat standpunt-theorie nog steeds extreem controversieel is. Toch weet het zich nu al veertig jaar te handhaven. Het laat zien dat er iets in zit dat de moeite waard is om over na te denken.” Dat zal zo blijven, zegt ze, want: „Telkens als een nieuwe groep het podium van de geschiedenis opstapt, zeggen ze: hé, vanuit ons perspectief zien de dingen er heel anders uit.”


De angel is nog niet uit de discussie over de baanbrekende insectenstudie

Wie een wetenschappelijke twist wil uitvechten kan maar het beste een lange adem hebben – zéker als de discussie plaatsvindt op papier, in een vooraanstaand tijdschrift als Nature. Dat ondervonden de Nijmeegse onderzoekers Caspar Hallmann en Hans de Kroon en hun collega’s toen hun commentaar op een ander wetenschappelijk artikel deze week „eindelijk, na heel lange tijd” werd gepubliceerd.

Eind 2023 kregen de Nederlanders van een Duits-Zwitsers biologenteam, onder leiding van Jörg Müller, kritiek op hun baanbrekende ‘Krefeld-studie’ uit 2017. Daarin hadden Hallmann en De Kroon geconcludeerd dat de vliegende insectenbiomassa, dus het totale gewicht van alle vliegende insecten, in 27 jaar tijd met meer dan 75 procent was afgenomen. In datzelfde artikel stond ook dat er geen eenduidige oorzaak aan te wijzen was. Eerder zou het een ‘dood door duizend sneden’ zijn, waarbij versnippering van leefgebied, pesticidengebruik én klimaatverandering een rol spelen.

Onzin, oordeelden Müller en de zijnen: de afnames waren volgens hen simpelweg te wijten aan verschuivingen in weersomstandigheden. De afgelopen decennia werden de winters warmer en droger waarbij de insecten langer actief bleven (waardoor ze ten prooi konden vallen aan vijanden) of droogden de eitjes uit. Anderzijds kon de insectenstand bij toenemend natte voorjaarscondities direct weer een boost krijgen.

De Nijmeegse biologen vonden díé redenering juist weer veel te kort door de bocht. In de vallen waarin de insecten werden verzameld kwamen immers allerlei soorten samen, met heel uiteenlopende weersvoorkeuren. Het was in hun ogen nauwelijks voorstelbaar dat álle insecten zo achteruit zouden gaan door louter verschuivingen in het weer. „Haha”, reageerde Müller destijds per e-mail op de kritiek. „Dit is gewoon goede wetenschap. Al onze data en codes zijn publiekelijk beschikbaar.”

Statistisch onbetrouwbaar

Maar nu, anderhalf jaar na het stuk van Müller c.s., slaan De Kroon en Hallmann terug met een eigen publicatie in Nature. De titel: Weather anomalies cannot explain insect decline. Het gebruikte statistische model van het Duits-Zwitserse team geeft volgens hen een valse, nietszeggende relatie tussen weersveranderingen en insectenafname weer; geobserveerde toenames in insectenbiomassa zouden niet door het weer komen maar door onvergelijkbare bemonsteringslocaties en het gebruik van een ander type val.

De Kroon, in een e-mail: „Het leidt geen twijfel dat klimaatverandering effecten heeft op overleving van insecten en verschuivingen tussen soorten. Werk hieraan begint pas. Maar met deze ‘grote stappen, snel thuis’-methode zijn de effecten niet te bewijzen, en dat leidt de aandacht af van grote bedreigingen zoals pesticiden.”

Op één punt lijken alle onderzoekers het wél met elkaar eens te zijn: achteruitgang van insectenbiomassa is een complex onderwerp, en betere samenwerking is nodig. Hopelijk haalt die conclusie de angel uit de discussie.


Toen de Russen Nederland binnenvielen, strandden ze bij Castricum – in 1799

De Russen komen! Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie werd die kreet iets van vroeger tijden, toen Nederlanders piekerden of ze liever een Rus in de keuken hadden of een raket in hun achtertuin. De Rus kwam toen niet – en het is nog de vraag of Poetin straks wel komt. Toch was er een tijd, niet eens zo heel lang geleden, dat deze waarschuwing geen angstvisioen betrof, maar de daadwerkelijke nadering van Russische soldaten.

We schrijven de herfst van 1799. Ten noorden van Amsterdam werden bloedige veldslagen uitgevochten die beslisten over het lot van de Bataafse Republiek. Nederlanders en Fransen stonden tegenover Britten en Russen en na een maand strijd bleven zo’n 25.000 mannen dood of gewond achter op het slagveld.

Nederland vocht sinds 1795 aan de zijde van het revolutionaire Frankrijk. De Britten besloten daarom tot een invasie om de Nederlandse vloot onschadelijk te maken en Amsterdam te veroveren, om zo de gevluchte Oranje-stadhouder Willem V weer aan de macht te helpen. De Russische tsaar Paul I stelde 17.500 man ter beschikking om hierbij te helpen.

Zijn troepen werden getransporteerd door de Britse marine. Grenadier David Horvitz schreef over die reis (geciteerd in Latten: Invasie 1799. Onheil in Noord-Holland): „Wij Russen konden niet wennen aan de rantsoenen die onze bondgenoten ons voorschotelden; witte scheepsbeschuit, erwten, gezouten vlees en rum. Mannen van de Dnjepr gedijen bij rundvlees, rogge en wodka.”

Veldslag bij Bergen

Medio september 1799 gingen de Russen onder bevel van generaal Ivan Ivanovitsj Hermann von Fersen bij Den Helder aan land. De Britten hadden al een deel van Noord-Holland in handen en hun bondgenoten werden meteen in de strijd geworpen: bij Bergen kwam het op 19 september tot een eerste veldslag.

De opmars vanuit de duinen verliep voorspoedig en de Russen namen ’s ochtends Bergen in. De joodse Horvitz noteerde in zijn dagboek: „Zodra de roes van de overwinning in de aderen stroomt, vergeten wij onszelf. Dan ontwaakt de plunderaar in de Russische soldatenziel. Ik ben niet beter dan de anderen, maar wie ooit een pogrom heeft meegemaakt, is niet tot plunderen in staat.”

Later die dag deden de Frans-Bataafse troepen een tegenaanval, die dramatische gevolgen had voor de Russen. David Horvitz en zijn kameraden verdedigden zich bij de ruïne van een kerk. „Ik zag Ilja, onze kleine dichter, voorover vallen en Evgeni gewond raken. Bloed gutste uit een wond aan zijn borst. Mitjoesja stortte voor mijn ogen neer.”

Dit waren wilden, duivels uit de hel die voor niets terugdeinsden

Franse soldaat

De Russen sloegen op de vlucht, en 1.300 mannen werden gevangen genomen – onder wie generaal Hermann. Horvitz, die was ontkomen, concludeerde die avond: „Wie met de vijand danst, moet niet verbaasd zijn als hij op je tenen gaat staan.”

Op 2 oktober zetten de Britten en Russen een nieuwe aanval in op Bergen en Alkmaar – deze keer met succes. De Fransen en Nederlanders trokken zich terug op een linie bij Castricum, waar op 4 oktober de beslissende slag van de campagne plaatsvond. Dat was niet de bedoeling van de Britse bevelhebbers van de invasiemacht, maar lokale schermutselingen liepen door de ongedurigheid van de Russen uit de hand.

Een Franse soldaat zag de Russische kozakken op hun „kleine, schriele paardjes” op zich afkomen. Hij hoorde boven het gebulder van de kanonnen hun gegil – „afschuwwekkende keelklanken” – en stond doodsangsten uit. „Dit waren wilden, duivels uit de hel die voor niets terugdeinsden.”

Slag bij Castricum, 1799
Schilderij Charles Rochussen, Amsterdam Museum

Bataafse huzaren

Castricum veranderde die dag zes keer van eigenaar. Horvitz arriveerde in de loop van de dag bij het dorp. Hij zag „smeulende huizen, vensters als holle ogen, verminkte lijken op de grond”. Een van de nieuwelingen in zijn eenheid braakte zijn middagmaal uit. „Zenuwen. Nog even, dan zou hij zijn vuurdoop ontvangen.”

Een Bataafs regiment huzaren zorgde later die middag voor de beslissing in de slag: de Britten en Russen moesten zich met zware verliezen terugtrekken. De Russische kolonel Alexander Dubiansky werd gevangen genomen en naar de Frans-Bataafse opperbevelhebber Guillaume Brune geleid. Die verklaarde dat de Russen „als leeuwen hadden gevochten”, aldus Dubiansky in zijn memoires. „Zie deze met lijken bedekte heuvels. Uw soldaten vochten zich liever dood dan zich over te geven. En dat alles voor de Engelsen die, zoals uzelf hebt gezien, zich van de poten van een kat bedienden, om de kastanjes uit het vuur te halen.”

De slag bij Castricum betekende het einde van de geallieerde campagne. Op 18 oktober werd in Alkmaar de vrede getekend en op 30 november scheepten de laatste invasietroepen zich in. David Horvitz was niet rouwig om zijn vertrek. Veel van zijn kameraden die niet gesneuveld waren, overleden door malaria, veroorzaakt door de muggen die welig tierden in door de Nederlanders onder water gezet gebied. „Wij zijn met zovelen minder. Geen sterke taal meer, geen toespelingen op de overwinning, rijke buit of willige vrouwen.”

Het verhaal van deze invasie kent een bijzondere epiloog. Generaal Hermann, die was vrijgelaten na wekenlang te zijn gefêteerd in Amsterdam, betaalde die gastvrijheid terug in 1812, toen na de desastreus verlopen Russische veldtocht van Napoleon Nederlandse krijgsgevangen officieren bij hem werden ingekwartierd. Hij gaf de Nederlanders, zo herinnerde een officier zich later, „het meest welwillend onthaal”.

Toen ze in 1814 na Napoleons abdicatie naar huis mochten, gaf Hermann een afscheidsdiner, waar hij tot tranen toe geroerd zijn gasten te kennen gaf dat hij „de brave Hollandse natie steeds hoog zou vereren, en zijn vroeger onthaal in Holland genoten, altijd in dankbaar aandenken houden zou”.


Hoe illegaal opgegraven Grieks aardewerk in de handel kwam bij Mieke Zilverberg

De drinkschaal die werd aangeboden in de kunsthandel van Mieke Zilverberg. De polaroidfoto’s komen uit het archief van de veroordeelde kunsthandelaar Giacomo Medici en is in beslag genomen door de Italiaanse politie.

Bij Kunsthandel Mieke Zilverberg is een Griekse drinkschaal te koop. Tenminste, op de ochtend van vrijdag 28 februari is dat nog het geval. Naakte ruiters en mannen op aanligbedden zijn op de buitenkant afgebeeld. Binnen, in het midden, is een sfinx te zien. Op Zilverbergs website staat vermeld dat de vaas afkomstig is uit een Nederlandse privéverzameling en dat hij 40 jaar eerder is geveild bij Sotheby’s in Londen. Ook wordt verwezen naar een standaardwerk over zulke zogeheten Sianaschalen van klassiek archeoloog Herman Brijder.

Wat er niet bij staat: de schaal is ooit illegaal opgegraven, blijkt uit onderzoek van NRC en archeoloog Christos Tsirogiannis.

Al deze zaken bij elkaar vormen een rabbit hole: spring erin en je valt terug in de tijd waarin, als het om wetenschappelijk onderzoek naar Griekse vazen ging, kunsthistorisch onderzoek hoogtij vierde. Ook was het de tijd dat musea en verzamelaars bij gereputeerde internationale veilinghuizen zonder problemen illegaal opgegraven oudheden konden kopen. Een herkomst als ‘Sotheby’s’ was genoeg; verdere vragen over hoe bijvoorbeeld zo’n drinkschaal bij het veilinghuis was terechtgekomen hoefden niet gesteld te worden.

Mieke Zilverberg.
Foto Ester Gebuis/ANP

Brijder dacht er ook zo over, toen hij in juli 1985 een wetenschappelijk congres in Londen bezocht, als universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam en specialist in Grieks aardewerk. Een jaar voordat hij hoogleraar en directeur van het Allard Pierson Museum zou worden kon hij het congres mooi combineren met de jaarlijkse zomerveiling van oudheden bij Sotheby’s. Op de kijkdagen zag hij twee Sianaschalen die hij nog niet kende. Drie jaar eerder was hij gepromoveerd op dit type drinkschaal, dat zijn naam te danken heeft aan een vindplaats op Rhodos. Het type werd tussen 575 en 525 v.Chr. in Athene gemaakt en is te herkennen aan zijn voet, zwarte schilderingen en een opstaande rand boven de handvatten.

Hij tipte H. Pierson, een vriend van de toenmalige directeur van het Allard Pierson Museum, om één van de twee onbekende drinkschalen te kopen, namelijk die waarop twee mannen met speren tegenover elkaar stonden. Over de andere schaal, die zeer gaaf was en volgens de veilingcatalogus geen herkomstgeschiedenis had, ging het gerucht dat hij een vervalsing zou zijn. Maar Brijder was ervan overtuigd dat de schaal, met afbeeldingen van naakte ruiters en mannen op aanligbedden, wel echt was. Dus toen een andere Nederlander, verzamelaar L. van Roozendaal, hem naar de echtheid vroeg, gaf hij zijn expertmening.

Brijders tip en mening konden op den duur ook voordelig zijn voor het Allard Pierson Museum, want wie weet zou het tweetal de vazen op een dag aan het museum schenken.

Pierson en Van Roozendaal volgden Brijders goede raad en kochten elk één van de twee Sianaschalen. Van Roozendaal kocht lot 207 pas na de veiling, voor een vanwege de geruchten relatief laag bedrag. Een natuurwetenschappelijke test, die hij voor de zekerheid liet doen, bevestigde de echtheid van zijn aankoop. De drinkschaal van Pierson publiceerde Brijder in het Vriendenblad van het Amsterdamse universiteitsmuseum. Die van Van Roozendaal gaf hij in 1991 met de vermelding ‘Prov: unknown’ een plek in Siana Cups II, het vervolg op zijn proefschrift.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="De drinkschaal die werd aangeboden in de kunsthandel van Mieke Zilverberg. De polaroidfoto komt uit het archief van de veroordeelde kunsthandelaar Giacomo Medici en is in beslag genomen door de Italiaanse politie.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="De drinkschaal die werd aangeboden in de kunsthandel van Mieke Zilverberg. De polaroidfoto komt uit het archief van de veroordeelde kunsthandelaar Giacomo Medici en is in beslag genomen door de Italiaanse politie.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg.png” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/12151006/data129257236-a31b2f.png” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-7.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-5.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-6.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-7.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-8.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/CxJUuJiKtGNsPvWDrYXZYM6fyow=/1920x/filters:no_upscale():format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/12151006/data129257236-a31b2f.png 1920w”>

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="De drinkschaal die werd aangeboden in de kunsthandel van Mieke Zilverberg. De polaroidfoto komt uit het archief van de veroordeelde kunsthandelaar Giacomo Medici en is in beslag genomen door de Italiaanse politie.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="De drinkschaal die werd aangeboden in de kunsthandel van Mieke Zilverberg. De polaroidfoto komt uit het archief van de veroordeelde kunsthandelaar Giacomo Medici en is in beslag genomen door de Italiaanse politie.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-1.png” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/12151008/data129257239-4ddbcc.png” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-11.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-9.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-10.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-11.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-12.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/Ob_iU3p9ex7AgLg6QKa9C44mNfE=/1920x/filters:no_upscale():format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/12151008/data129257239-4ddbcc.png 1920w”>

De drinkschaal die werd aangeboden in de kunsthandel van Mieke Zilverberg. De polaroidfoto komt uit het archief van de veroordeelde kunsthandelaar Giacomo Medici en is in beslag genomen door de Italiaanse politie.

Toeschrijven aan een schilder

Brijders benadering van vazen was en is vooral kunsthistorisch. Dat geldt ook voor het onderzoek in Siana Cups III, dat hij in 2000 publiceerde, en dat is ook het geval in deel IV waarmee hij op 80-jarige leeftijd nog bezig is. Het wordt, zo vertelt hij over de telefoon, een catalogus met alle tot nu toe bekende Sianaschalen. „Ongeveer 2.500 in totaal.”

Naast een hoofdstuk over export van de schalen naar Griekse kolonies gaat het grotendeels om de iconografie en stijl, om het beschrijven van de afbeeldingen, het herkennen van schildershanden en het toeschrijven aan een bepaalde schilder. De meeste Griekse vazen zijn anonieme producten. Moderne onderzoekers hebben daarom hun makers (prozaïsche) namen gegeven, zoals de C Schilder, waarbij de C staat voor Corinthianiserend, omdat de stijl doet denken aan de schilderingen op Corinthisch aardewerk. De C Schilder staat ook bekend als de ‘uitvinder’ van de Sianaschaal. De maker van de schaal van Van Roozendaal wordt Taras Schilder genoemd. Brijder heeft hem ‘ontdekt’, en hij dankt zijn naam aan het feit dat de meeste van zijn vazen zijn gevonden in Zuid-Italië, bij Tarente, de vroegere Griekse kolonie Taras. Hij wordt beschouwd als een medewerker van de C Schilder, omdat zijn stijl in zijn vroegste fase sterk leek op die van zijn meester. Later werd zijn stijl losser.

Brijders manier van onderzoek past in een internationale traditie die teruggaat tot in de negentiende eeuw. Zijn opvolger als hoogleraar, Vladimir Stissi, is bij Brijder in diezelfde traditie opgeleid. Maar zijn benadering van Grieks aardewerk is anders. Terwijl klassiek archeologen van de oude stempel en de meeste verzamelaars Griekse vazen met hun afbeeldingen als een vorm van kunst zien, beschouwt Stissi de vazen als een gebruiksvoorwerp uit het verleden. In zijn proefschrift uit 2002, waarin hij de productie, verspreiding en consumptie van Grieks aardewerk onderzocht, concludeerde hij dat de vazen in de Griekse wereld een eenvoudig product waren en voor velen bereikbaar waren, maar tegelijkertijd een vorm van luxe uitdrukten en daarom gewild waren. Stissi: „Grieks aardewerk was, zoals de Engelse archeologe Lin Foxhall het omschrijft, een semi-luxury.”

In een wetenschappelijk artikel uit 2009 probeerde Stissi ook nog een antwoord te vinden op de vraag of de afbeeldingen op de vazen überhaupt een functie hadden voor de gebruikers. „In onze moderne tijd besteden we immers ook nauwelijks aandacht aan de afbeeldingen op ons aardewerk.”

Voor zijn onderzoek baseerde hij zich op de toen ruim duizend Sianaschalen die door Brijder waren bestudeerd en beschreven. „Brijders onderzoek is vooral kunsthistorisch gericht, maar hij heeft ook lijsten met belangrijke gegevens over exportaantallen, vondstlocaties en typen afbeeldingen aangelegd.” Stissi concludeerde dat het erop lijkt dat de iconografie werd bepaald door het doel waarvoor een Sianaschaal werd gebruikt. Scènes met dieren en mythen komen vooral voor op de vazen die in graven zijn gevonden, afbeeldingen van gevechten, individuen en groepjes mensen die niets speciaals doen zie je vooral terug in heiligdommen, terwijl weergaven van drinkgelagen, sport, ruiters, paarden en feestelijke optochten overal voorkomen, ook op schalen die in huizen zijn gevonden. „Waarom dat zo was, weten we nog niet.”

Context is verloren gegaan

In theorie kan het beeld nog veranderen, omdat in Stissi’s onderzoek 20 procent van de toen bekende Sianaschalen van Brijder het label ‘provenance unknown’ had gekregen – de onbekende historie van eigendom en bezit. Dat betekent bijna altijd dat ze uit een illegale opgraving komen en dat de archeologische context verloren is gegaan. Via veilinghuizen en kunsthandelaren zijn deze vazen bij verzamelaars en musea terechtgekomen.

Terwijl Stissi zich altijd tegen de handel in illegaal opgegraven oudheden heeft uitgesproken, heeft Brijder daar nooit echt moeite mee gehad. In zijn proefschrift bedankte hij verscheidene handelaren van wie nu bekend is dat ze een spil waren in de handel in illegale oudheden. En uit herkomstonderzoek dat het Allard Pierson sinds 2023 naar de museumcollectie doet, wordt duidelijk dat het museum onder meer tijdens het directeurschap van Brijder verscheidene illegale oudheden heeft verworven. Daartoe, zo bleek uit onderzoek van NRC in 2021, behoort ook de Sianaschaal van Pierson, die de verzamelaar achttien jaar na de veiling bij Sotheby’s aan het Allard Pierson had geschonken. De vaas komt voor op polaroidfoto’s in een in beslag genomen archief van de veroordeelde kunsthandelaar Giacomo Medici.

Van Rozendaal heeft zíjn Sianaschaal later niet aan het museum geschonken. In de jaren na zijn dood in 2009 is zijn collectie geveild en verkocht. De Sianaschaal is in 2020 aan Mieke Zilverberg in consignatie gegeven. Onderzoek door NRC en Christos Tsirogiannis, expert op het gebied van de handel in illegale oudheden en research fellow bij het Allard Pierson, maakt duidelijk dat de drinkschaal ook voorkomt in het polaroidarchief van Medici. Dus ook deze vaas is illegaal opgegraven.

Gevraagd om een reactie zegt Zilverberg dat ze aan Brijder als expert heeft gevraagd of de vaas authentiek was. „Hij zei dat alles in orde was.” Vandaar de verwijzing naar Brijders wetenschappelijke publicatie op haar website, die potentiële kopers vast vertrouwen zal hebben gegeven.

Bij alle internationale veilinghuizen kwam in die tijd vrijwel alles zonder herkomst rechtstreeks uit de grond

Vladimir Stissi
hoogleraar

Zeker in de jaren tachtig en negentig waren er echter innige contacten tussen archeologen als Brijder en kunsthandelaren met illegale contacten. Voor beide partijen had dat voordelen. De archeologen kregen van de handelaren de gelegenheid ‘nieuwe’ vazen als eerste te publiceren. Op hun beurt konden de handelaren door een datering en hooggeleerde toeschrijving aan een schilder een hogere prijs rekenen voor hun objecten.

De afgelopen dertig jaar is door artikelen en boeken internationaal duidelijk geworden hoe veilinghuizen, kunsthandelaren, verzamelaars en musea betrokken waren bij de handel in illegale oudheden. Brijder ziet echter geen reden, ook niet door de gang van zaken rond de twee Sianaschalen, om zijn manier van publiceren te veranderen, zegt hij. Hij zal nog steeds zonder commentaar de term ‘provenance unknown’ gebruiken in Siana Cups IV, dat hij eind dit jaar of volgend jaar hoopt te publiceren, en verwijzen naar de kunsthandel, ook al weet hij dat die is gebruikt om illegale oudheden op de markt te brengen. Hij weet ook dat veel Sianaschalen afkomstig zijn uit graven bij Tarente. „Ik ben er zelf bij geweest dat bewoners van Tarente in hun eigen kelders, gebouwd op de oude necropool, gave Sianaschalen naar boven haalden.” Toch zal hij bij dergelijke vazen volstaan met de herkomst ‘Taras (?)’. Nergens zal hij een kort zinnetje als ‘waarschijnlijk illegaal opgegraven’ toevoegen. „Dat moet iemand maar zelf beoordelen.”

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="De gerestaureerde Piersonschaal op een polaroidfoto’s uit het archief van Giacomo Medici.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="De gerestaureerde Piersonschaal op een polaroidfoto’s uit het archief van Giacomo Medici.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-3.png” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/12154248/web-1503WET_Griekvaas_pierson2-transparant.png” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-19.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-17.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-18.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-19.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/hoe-illegaal-opgegraven-grieks-aardewerk-in-de-handel-kwam-bij-mieke-zilverberg-20.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/-s8AGyLox1eLyEPYQpkSj46J13w=/1920x/filters:no_upscale():format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/12154248/web-1503WET_Griekvaas_pierson2-transparant.png 1920w”>

De gerestaureerde Piersonschaal op een polaroidfoto’s uit het archief van Giacomo Medici.

Italiaanse kunstpolitie

Intussen is de Sianaschaal niet meer bij Zilverberg te koop. Toen NRC haar vertelde dat de vaas in het Medici-archief voorkomt, heeft ze hem meteen uit de handel genomen. Wat ze ermee gaat doen? „Teruggeven aan de kinderen van Van Roozendaal.”

Anders dan Brijder vindt ze het wel een goed idee als voortaan in wetenschappelijke publicaties aan ‘provenance unknown’ de woorden ‘mogelijk illegaal opgegraven’ worden toegevoegd. Maar in het geval van de Sianaschaal heeft het simpele feit dat hij in juli 1985 bij Sotheby’s is geveild bij haar geen alarmbellen doen afgaan. „Ik zag geen reden om eerst bij de Italiaanse kunstpolitie te informeren en heb hem zonder problemen op de [de Amsterdamse kunstbeurs] PAN aangeboden.”

Stissi is er kort over: „Bij alle internationale veilinghuizen kwam in die tijd vrijwel alles zonder herkomst rechtstreeks uit de grond. Iedereen met verstand van zaken weet dat.”

Tsirogiannis voegt eraan toe: „Het is onmogelijk voor een handelaar, verzamelaar, museum of academicus om nu nog te beweren dat er niets mis is met de oudheden in deze beruchte Sotheby’s-veiling. Verschillende objecten van die veiling zijn als illegaal geïdentificeerd en naar Italië gerepatrieerd. Daarover is volop gepubliceerd. Het minste dat iemand zou moeten doen, is een object van die veiling laten controleren bij de Italiaanse autoriteiten. Als ze niet eens dat doen, is elke verdere actie van hen alleen maar opzettelijk.”


Onder de planten in West-Europa zijn veel duivels en heksen

‘Bijvoet, walnootblad, tarwe, gerst, sint-janskruid, duizendblad, boerenwormkruid…” Etnobotanicus Isabela Pombo Geertsma (33) wijst ze één voor één aan in de kroedwusj die voor haar ligt, in haar werkkamer in de botanische tuinen van de Universiteit Utrecht. Maar dit bundeltje gedroogde bloemen uit het Limburgse Susteren is niet zomaar een veldboeket. „Elk jaar op 15 augustus, tijdens de viering van Maria Hemelvaart, wordt de kroedwusj gezegend. Mensen verzamelen de planten, nemen het mee naar de kerk en hangen het na de zegening op in huis, als bescherming tegen onheil. Niet voor niets zitten er precies zeven soorten in: zeven is het heilige getal.” Een gebruik dat al in de tiende eeuw begon en plaatselijk nog altijd standhoudt.

Voor het samenstellen van zo’n beschermend veldboeket is specifieke plantenkennis nodig. „Eén keer was ik bij een kroedwusjworkshop aanwezig waar een deelnemer sint-jacobskruiskruid toevoegde naast boerenwormkruid – óók een plant met kleine gele bloemen, maar giftig voor vee. Die kreeg meteen op z’n kop, omdat het niet klopte volgens het ‘recept’ en omdat de kroedwusj van oudsher soms gemalen aan zieke koeien wordt gevoerd.”

Pombo Geertsma kwam de kroedwusj op het spoor tijdens haar promotietraject. „Ik onderzoek associaties tussen planten en hekserij in West-Europa, in het heden en verleden. En daar hoort ook de kroedwusj bij, want die zou onder andere beschermen tegen heksen – net als de gelijksoortige sint-janstros, die jaarlijks op 24 juni in enkele Brabantse dorpen wordt gemaakt.” Uit interesse heeft ze zelf ook weleens een kroedwusj gemaakt en laten zegenen. „Tijdens een fietsvakantie met mijn vriend, door Zuid-Limburg.”

Etnobotanie is het vakgebied waarin de relatie tussen mensen en planten centraal staat. „Tijdens mijn biologiestudie was ik zoekende. Toen volgde ik een vak etnobotanie in Wageningen en was ik verkocht. De combinatie van botanie en geschiedenis spreekt me aan. En in mijn promotietraject kan ik alle kanten uit. Zo heb ik vorig jaar met collega’s een artikel gepubliceerd in het Journal of Ethnopharmacology, over de vraag waarom zoveel West-Europese planten naar heksen en duivels zijn vernoemd. Denk aan groot heksenkruid, heksenmelk, duivelsklauw. Het blijken niet zozeer de hallucinogene planten te zijn die dergelijke namen dragen, maar vooral de giftige soorten en de onkruiden.”

Beschermd tegen het kwade oog

Een ander deel van haar onderzoek focust zich op moderne hekserij en de newagebeweging, waarin smudge sticks een rol spelen. „Dat zijn ook bundeltjes van gedroogde kruiden, maar dan bedoeld om een plek te zuiveren van kwade energieën.” Die sticks zijn vaak Noord-Amerikaans en bevatten soorten als veenruikgras en witte salie. Daar kleven de nodige nadelen aan, benadrukt ze. „Door de vercommercialisering worden die planten niet langer op duurzame wijze geoogst en raken ze moeilijker verkrijgbaar voor de inheemse bevolking. In Californië en Baja California rijden de trucks met witte salie af en aan. En die sticks worden echt óveral gebruikt tegenwoordig. Toen ik op skivakantie in de Alpen was kwam ik ze daar ook tegen in een winkel.”

In de Utrechtse botanische tuinen groeit de plant eveneens, naast de tabaksplant, in het vak ‘Tevreden rokers’ – op een steenworp afstand van het bordje ‘Heksenkruiden en heilige planten’.

Pombo Geertsma is geboren in Brazilië. „Mijn moeder, die zelf wis- en natuurkundige is, komt daarvandaan, mijn vader komt uit Nederland. Toen ik anderhalf was verhuisden we hierheen, maar tijdens mijn biologiestudie ben ik wel teruggeweest voor mijn scriptie. In Belém, een grote stad in het noorden van het land, heb ik toen een grote markt voor medicinale planten bezocht. Daar kon je onder andere wijnruit kopen. Als je daarvan een takje achter je oor steekt, dan zou je beschermd zijn tegen het kwade oog.”

Vroegere én hedendaagse heksen

Zelf is ze niet spiritueel of religieus. „Maar ik had er wel een romantisch idee bij. Al toen ik klein was vertelde mijn moeder over de inheemse volkeren in het Amazoneregenwoud en las ik graag boeken over medicinale planten en in mijn fantasie hadden vroegere én hedendaagse heksen een grote kennis van de kruidengeneeskunde.” De werkelijkheid bleek prozaïscher. „In de handgeschreven verslagen van historische zestiende- en zeventiende-eeuwse heksenprocessen in Nederland die ik momenteel ontcijfer spelen planten lang niet altijd een centrale rol. Een van de weinige verwijzingen die ik tot nu toe heb gevonden is een Amersfoortse man die met zijn zoons het blad van een els gebruikte in een poging het weer te beïnvloeden.”

Moderne heksen kopen hun smudge sticks heel vaak online of in een newagewinkel in plaats van zelf kruiden te verzamelen. „Zelfs bij die kant-en-klare sticks is het niet altijd makkelijk om de precieze samenstelling te achterhalen. Dan staat er bijvoorbeeld op het etiket dat er hout in zit van de mastiekboom, Pistacia lentiscus, maar dan is het heel iets anders. Ik heb er nog achteraan gebeld om te achterhalen wat voor hout het dan wél was, maar ze namen niet op, wilden niets zeggen of wisten het zelf ook niet. Ik voelde me net de Keuringsdienst van Waarde.”

In Nederland lijkt de botanische kennis vooral bij biologen te liggen, zegt Pombo Geertsma. „Een vakgebied als kruidengeneeskunde heb je hier weinig – het wordt al snel weggezet als homeopathie. En dat vind ik jammer, want planten zijn superinteressant om je in te verdiepen.”