Digital Twin Ocean moet burgers en beleidsmakers laten zien hoe ‘alles met elkaar verbonden is’

De infrastructuur van de Digital Twin Ocean. Video Mercator

In Nice kun je deze dagen niet alleen een duik nemen in de Middellandse Zee, ook alle andere zeeën en oceanen ter wereld zijn er te bezoeken – zij het virtueel. Dit kan via de zogenoemde Digital Twin Ocean, gemaakt door de Franse non-profitorganisatie Mercator Océan International (MOi). Op een paviljoen dat onderdeel is van de derde Oceanenconferentie van de Verenigde Naties, die van 9 tot en met 13 juni plaatsvindt in de Zuid-Franse stad, is het model te vinden.

De Digital Twin Ocean is via grote schermen te ‘bezoeken’. Nieuwsgierigen kunnen via de met AI aangedreven modellen simulaties opvragen van de oceanen – in het verleden, het heden en de toekomst. Over talloze thema’s zijn modellen op te vragen: van de hoogte van de zeespiegel tot de biodiversiteit op de zeebodem, de staat van het zee-ijs, kusterosie en turtle drift: hoe bedreigde schildpaddensoorten zich in het water bewegen. En er zijn eindeloos veel parameters waaraan te draaien is: van visserij en zeetransport tot de impact van grote klimaatverdragen.

„Wat nieuw is aan dit model, is dat we concrete ‘wat als’-scenario’s kunnen opvragen”, zegt Alain Arnaud, die als Digital Ocean Director leiding geeft aan het project. „Dat geeft ons de mogelijkheid om te onderzoeken wat de impact is van acties die we kunnen ondernemen. Bijvoorbeeld: als de plastic vervuiling van de rivier de Rhône met 50 procent afneemt, wat betekent dat voor de gezondheid van de Middellandse Zee?”

Lees ook

Lees ook: De mens heeft veel aan de oceaan te danken, maar wat kan de mens voor de oceaan doen?

Koraalriffen, zoals hier bij Mayotte in de Indische Oceaan, hebben zwaar te lijden onder klimaatverandering.

Data verzamelen

De data waarmee de Digital Twin Ocean wordt gevoed, komen van onderzoeksprojecten wereldwijd. „Denk aan metertjes die in de oceanen zitten, betaald door staten, door Europa, door internationale samenwerkingsprojecten.” De informatie is niet nieuw: „maar de data waren verspreid over platformen en projecten. Dan vind je bijvoorbeeld informatie over de watertemperatuur, maar alleen op een bepaalde diepte.” Ook zijn dit soort data voor leken niet altijd goed leesbaar. „Wij willen alle data samenbrengen op één platform en ze visueel maken.”

Het model laat bijvoorbeeld zien hoe plastic afval zich over de oceanen verspreidt en zich ophoopt op bepaalde plekken. Video Mercator

De bedoeling is dat burgers, bedrijven en beleidsmakers de digitale oceanen kunnen gebruiken om beter geïnformeerde beslissingen te maken. „Dat een jongere ziet dat als hij hier in Nice een plastic flesje in het water gooit, dat 1.000 kilometer verderop invloed heeft. Hetzelfde geldt voor beleidsmakers: je kunt het model bijvoorbeeld vragen wat voor invloed de bouw van een dijk heeft op de waterkwaliteit en de vissen die er leven.”

Ook moet het bijdragen aan meer internationale kruisbestuiving. „In Italië, waar veel kusterosie is, kunnen ze bijvoorbeeld kijken naar maatregelen die zijn getroffen in de Noordzee: het model kan laten zien wat voor impact dezelfde maatregelen in de Middellandse Zee zouden hebben.”

Lees ook

Lees ook: Speuren naar blauwvintonijn in de steeds warmere Middellandse Zee

Door de ‘tropicalisering’ van de Middellandse Zee zijn er inmiddels 126 niet-inheemse vissoorten te vinden, waaronder goudmakrelen, koraalduivels en barracuda’s.

Klimaatontkenners

Het model kent ook zwaktes. Omdat de data van allerlei verschillende partijen komt, is het moeilijk die wetenschappelijk te checken. „Het werkt een beetje zoals bij Google en sociale media: we kunnen mensen niet tegenhouden data te delen en het is ingewikkeld om al die data te onderwerpen aan wetenschappelijke controles.” Er zijn wel een aantal veiligheidschecks ingebouwd en uiteindelijk wil Mercator naar een systeem waarbij data worden gelabeld. „Dan kunnen gebruikers zien: ‘gouden’ data is geverifieerd en goedgekeurd, andere data hebben wij niet gecheckt dus daarbij moet je voorzichtiger zijn.”

Maar helemaal waterdicht is het nog niet. Het grootste risico hierbij is volgens Arnaud dat het model misbruikt kan worden door climatosceptiques: mensen die ontkennen dat er een door de mens gecreëerde klimaatcrisis is. „Mensen kunnen expres bepaalde parameters niet aanvinken en het model conclusies laten presenteren die niet kloppen – bijvoorbeeld dat de oceanen over een paar decennia weer koeler zullen worden. Het is lastig om achteraf te zien welke parameters zijn weggelaten – we hebben bijvoorbeeld met Dieselgate [de fraude met uitstootwaarden van autofabrikant Volkswagen red.] gezien hoe makkelijk systemen te manipuleren zijn.”

Alain Arnaud, Digital Ocean Director
Foto Xavier Boymond

De Digital Twin Ocean is deze dagen in Nice te bekijken en moet vanaf 2028 helemaal operationeel zijn. In de Zuid-Franse stad hoopt MOi meer fondsen aan te trekken en zich om te vormen tot een intergouvernementele organisatie. „Alles voor onze raison d’être: het verbeteren van de gezondheid van onze oceanen. We willen laten zien hoeveel impact menselijke handelingen hebben, dat alles verbonden is met elkaar.” Wetenschappers weten dat, maar burgers, bedrijven en beleidsmakers zouden daar meer van overtuigd moeten worden willen zij meer ingrijpende maatregelen treffen om de oceanen te beschermen.

Ook op de oceanenconferentie zelf, zegt Arnaud: „het lastige is dat de gevolgen van de besluiten die op dit soort bijeenkomsten worden genomen, niet meteen zichtbaar worden” – hij hoopt met de simulaties van de Digital Twin Ocean in dat gat te kunnen springen. De eerste dagen op het paviljoen verliepen in elk geval zoals gewenst. „Gisteren hadden we Franse middelbare scholieren en een afgevaardigde van het [belangrijke Europese onderzoeksbureau] DG RTD die tegelijkertijd met ons model speelden”, zegt Arnaud glunderend. „Dat was heel leuk: we maken de oceaan toegankelijk voor iedereen.”


Amerikanen ontwikkelen quantummechanische methode om veilige random getallen te produceren

Video Getty Images

God dobbelt niet, zei Albert Einstein, omdat hij niet geloofde dat in de quantummechanica, de natuurkunde van het allerkleinste, het toeval werkelijk een rol speelt, zoals zijn collega’s vermoedden.

Maar daarin had Einstein ongelijk, en inmiddels hebben meerdere, steeds ingenieuzere quantummechanische experimenten aangetoond dat toeval en onvoorspelbaarheid juist diep ingebakken zitten in de quantumnatuurkunde.

Natuurkundige Gautam Kavuri van de University of Colorado en collega’s, hebben deze fundamentele onvoorspelbaarheid nu ingezet om op commando willekeurige, of random, getallen te leveren, op een manier die ook nog eens compleet controleerbaar is. Ze publiceren hun gegarandeerde, controleerbare quantum-randomgetallengenerator in een artikel in Nature.

Hun generator is sinds 9 mei operationeel: op de website is iedere minuut een nieuwe gegarandeerd reeks van 512 bits op te halen voor alle partijen die behoefte hebben aan gegarandeerde, controleerbare, quantummechanische willekeur. Ook beweegt er een bizon, de mascotte van Colorado University, honderd procent willekeurig over een virtueel American Football-veld.

Placebo-groepen

Gegarandeerde random-getallen worden breed toegepas: om proefpersonen in medische trials toe te wijzen aan placebo-groepen, voor willekeurige steekproeven in accountancy-controles, en ook in een groot aantal technische en wetenschappelijke toepassingen zoals computersimulaties en tests voor quantumcomputers.

Daarbij is het belangrijk dat de getallen echt willekeurig zijn en beschermd tegen hacken of andere pogingen van kwaadwillenden die de random getallen naar hun hand willen zetten. Voor dat laatste is het fijn als je achteraf kunt controleren dat de generatie netjes volgens het boekje is gegaan. Kavuri presenteren daarvoor een schema van apparatuur en protocollen, met de naam CURBy (wat staat voor Colorado University Beacon of Randomness).

Het schema begint met het opsplitsen van een foton, een deeltje laserlicht, in twee lichtdeeltjes die quantummechanisch met elkaar verstrengeld zijn: de polarisaties van de lichtdeeltjes zijn altijd tegengesteld. Beide verstrengelde deeltjes worden op 110 meter afstand van elkaar gemeten op onafhankelijke meetopstellingen.

Met een optische tafel worden verstrengelde fotonen geproduceerd waarmee controleerbare willekeurige getallen kunnen worden gegenereerd.
Foto Rebecca Jacobson/NIST

Nep-quantum-opstelling

De uitkomsten van zulke quantummechanische metingen zijn willekeurig en dus onvoorspelbaar. Maar ze zijn wel op een quantummechanische, precies omschreven manier met elkaar gecorreleerd. Deze zogenaamde Bell-correlaties worden ook vastgelegd, samen met een tijdsstempel. Dat garandeert achteraf dat er niet gewerkt is met een nep-quantum-opstelling (die de Bell-correlaties en de onafhankelijke vastgelegde meetresultaten nooit zo zou kunnen reproduceren).

Het idee daarbij is ook dat onafhankelijkheid van de twee meetstations het proces beschermt tegen manipulatie. Het CURBy schema gebruikt uiteindelijk drie onafhankelijk werkende stations die data vastleggen, maar dat aantal kan uitgebreid worden om de verantwoordelijkheid verder te verdelen.

Het vastleggen van alle gegevens gebeurt met een reeks hashes, een korte digitale vingerafdruk van een datapakket. Iedere hash wordt als input gebruikt bij het berekenen van de volgende hash, en ook bij het berekenen volgende hashes op andere meetstations. Zo wordt het vrijwel onmogelijk om gegevens met terugwerkende kracht te veranderen, omdat je dan alle hashes op alle onafhankelijke meetstations zou moeten aanpassen.


Neushoorns onthoornen is een ‘noodzakelijk kwaad’ om stroperij te voorkomen, zeggen onderzoekers

Stropers doden nog steeds geregeld neushoorns in wildreservaten in Zuid-Afrika om hun hoorn op de zwarte markt te verkopen. Door de waardevolle hoorn van neushoorns preventief af te zagen, kunnen natuurbeheerders stroperij met bijna 80 procent terugdringen. Dat blijkt uit nieuw onderzoek, gepubliceerd in Science. Het brengt voor het eerst de effectiviteit van deze omstreden praktijk in kaart.

In hun studie analyseerden biodiversiteitswetenschapper Tim Kuiper van de Nelson Mandela University en zijn collega’s gegevens van elf reservaten in en rond het Krugerpark. Ze vergeleken gebieden waar neushoorns regelmatig werden onthoornd met reservaten waar dat niet gebeurde. Het verschil bleek groot: in de reservaten met onthoornde dieren werden aanzienlijk minder stroopslachtoffers geteld. Op basis van hun bevindingen ziet Kuiper de aanpak als een „noodzakelijk kwaad”, zei hij tegen persbureau AP.

Tussen januari 2017 en december 2023 werden in de onderzochte reservaten zo’n 2.000 neushoorns onthoornd. De dieren worden eerst verdoofd en krijgen oogkleppen en oordoppen om stress zoveel mogelijk te verminderen. Vervolgens wordt de hoorn met een kettingzaag verwijderd. Het hele proces duurt slechts tien minuten; daarna kan de neushoorn zonder hoorn zijn leven hervatten in en rond het Krugerpark – een gebied dat een kwart van de wereldwijde neushoornpopulatie herbergt en bijzonder kwetsbaar is voor stroperij.

Het welzijn van de dieren

Deze methode om stroperij te vermijden is niet onomstreden. Dierenrechtenactivisten en natuurbeschermers uiten kritiek op het welzijn van de dieren en vragen zich af hoe een toekomst met steeds meer hoornloze neushoorns eruit zal zien. Kuiper benadrukt tegen AP: „Het is een groot deel van wat een neushoorn is, het hebben van een hoorn.”

Vanessa Duthe, een neushoornonderzoeker die niet bij de studie betrokken was, vertelde aan AP dat neushoorns hun hoorns gebruiken om zich te verdedigen tegen roofdieren, om territorium te verdedigen en – in het geval van zwarte neushoorns – om voedsel te zoeken. Toch, zegt ze, heeft eerder onderzoek aangetoond dat het verwijderen van de hoorn geen negatieve invloed heeft op de voortplantings- of sterftecijfers van neushoorns.

De auteurs van de nieuwe studie erkennen dat de langetermijneffecten van onthoornen op de biologie van neushoorns nog onvoldoende bekend zijn. Maar volgens Kuiper spreken de resultaten voor zich: „Het is heel effectief en heeft ongetwijfeld honderden neushoorns het leven gered.”

Een complicerende factor is dat de hoorn van een neushoorn teruggroeit, waardoor de dieren elke één à twee jaar opnieuw moeten worden onthoornd. Dat verklaart ook waarom hoornloze neushoorns niet volledig veilig zijn: sommige stropers blijven jagen op dieren met teruggegroeide hoorns of kleine hoornresten.

Het toont aan dat alleen onthoornen niet voldoende is om stroperij te stoppen. Andere maatregelen worden al toegepast, zoals de inzet van rangers, speurhonden neushoorns, toegangscontroles en detectiecamera’s. Daarin is zo’n 65 miljoen euro geïnvesteerd. Desondanks documenteerden de onderzoekers tussen 2017 en 2023 de dood van 1.985 neushoorns door stroperij – een jaarlijks verlies van 6,5 procent van de populatie.

Statistische tests

Hebben deze antistroperijmaatregelen dus geen effect? Kuiper en zijn collega’s onderzochten met statistische tests of er een direct causaal verband bestaat tussen zulke maatregelen en een afname van stroperij. Ze vonden geen overtuigend bewijs dat ze daadwerkelijk tot minder stroperij leiden.

Niettemin maken deze ingrepen het stropen lastiger. Tijdens de onderzoeksperiode werden met behulp van onder meer camera’s en speurhonden zo’n 700 stropers gearresteerd. Maar zolang de vraag naar hoorns groot blijft en armoede wijdverspreid is, zal het probleem niet verdwijnen. „Er is een grote groep kwetsbare en gemotiveerde mensen die zich, ondanks de risico’s, aansluiten bij criminele netwerken of voor hen gaan stropen”, schrijven de auteurs.

De onderzoekers zien hun bevindingen als een uitdaging voor overheden, financiers, de private sector en ngo’s om hun strategieën tegen wildlifecriminaliteit te herzien. „Hoewel het opsporen en arresteren van stropers essentieel blijft, kunnen strategieën die zich richten op het verminderen van de kansen en beloningen van stroperij effectiever zijn”, benadrukken zij.


Doen gierzwaluwen aan echolocatie?

Een prachtig junibeeld: gierzwaluwen die als straaljagers door het luchtruim jagen, hoog tegen de wolkenlucht of laag tussen de daken. Altijd op zoek naar insecten – ook ’s nachts. Wanneer ze niet broeden, negen maanden per jaar, blijven ze zelfs non-stop in de lucht. Hoe zit dat? Ze lijken wel wat op vleermuizen, met hun jaaggedrag en hoge, schrille roep. Doen gierzwaluwen wellicht ook aan echolocatie?

Je weg of je prooi vinden dankzij geluid dat je zelf uitzendt en weer opvangt, is een waanzinnige adaptatie in het dierenrijk. Vleermuizen en tandwalvissen hebben de kunst geperfectioneerd. De meeste soorten gebruiken geluid dat zo hoog is dat wij het niet kunnen horen. Vleermuizen maken die geluiden veelal met hun stembanden; sommige soorten klikken met hun tong. Dolfijnen en orka’s klikken en fluiten met hun blaasgat. Zonder te kijken kunnen ze op afstand feilloos vormen en zelfs texturen onderscheiden.

Dat zou ook superhandig zijn voor de snelle, wendbare gierzwaluwen. Zeker ’s nachts. Maar doen ze het ook? We bellen met stadsbioloog Remco Daalder, auteur van het boek De gierzwaluw, dat in 2014 de Jan Wolkersprijs won.

„Waarschijnlijk niet”, is zijn antwoord. „Echolocatie is wel degelijk bij vogels vastgesteld, bij zestien soorten. Een daarvan is de vetvogel, uit Midden- en Zuid-Amerika. De rest zijn allemaal salanganen, nauwe verwanten van de gierzwaluw.”

De salanganen die aan echolocatie doen, leven in Zuidoost-Azië, Australië en de eilanden van Oceanië. „Ze broeden in donkere grotten, en dat verklaart de echolocatie”, vertelt Daalder. „Een van die soorten is de eetbaar-nestsalangaan, die zijn nest van speeksel maakt. Dat is waar de Chinezen hun vogelnestsoep van maken.”

De salanganen maken klikgeluiden die ook voor ons hoorbaar zijn. Daarmee vinden ze hun weg in hun pikdonkere grotten, maar ze kunnen er geen prooien mee lokaliseren. „Daarvoor heb je hogere frequenties nodig”, weet Daalder. „Daarnaast heeft hun gehoororgaan niet de speciale aanpassingen die vleermuizen en dolfijnen wel hebben.”

Naast het binnenoor – en de onderkaak, waarmee dolfijnen de terugkomende geluiden opvangen – zijn ook de hersenen belangrijk voor echolocatie: die moeten de binnenkomende informatie verwerken tot een bruikbaar beeld. Daalder: „Voor zover ik weet is dat bij deze salanganen niet onderzocht – en zelfs bij vleermuizen niet.”

Dat zou ook heel lastig zijn: je hebt er een fMRI-scanner voor nodig, een enorm apparaat waarmee je hersenen in actie kunt zien. Dat gaat niet bij vliegende of zwemmende dieren. Bij mensen is het wel gedaan: er zijn diverse blinde mensen die zichzelf echolocatie hebben aangeleerd, en als de beste kunnen fietsen – je vindt er filmpjes van op YouTube. Deze mensen blijken allerlei aanpassingen in hun hersenschors te hebben.

Maar ‘onze’ gierzwaluwen dan? „Daarbij is echolocatie nooit aangetoond”, zegt Daalder. „Ik denk dat ze het niet doen – maar ze hebben het ook niet nodig. Overdag jagen ze op het zicht. Ze hebben fenomenale ogen: als ze jagen op een zwerm bijen, dan pikken ze feilloos alleen de darren eruit. Want die steken niet.”

’s Nachts jagen gierzwaluwen ook: met tienduizenden tegelijk, op grote hoogte. „Dan vliegen ze gewoon met open bek door grote wolken dansmuggen heen. Daarvoor hebben ze geen echolocatie nodig.”

Botsen ze dan niet? „Dat weten we eigenlijk niet. Dat hele nachtleven van die gierzwaluwen… ook dat vliegend slapen, met steeds maar één hersenhelft tegelijk… Dat is zó fascinerend. Ik zou het dolgraag eens onderzoeken.”


Peruaanse regering wekte woede van archeologen door bescherming van beroemde Nazca-lijnen in te perken

Toch maar niet. Het leek de Peruaanse regering zo’n goed idee, eind mei. Het reservaat waarbinnen de 1.500 jaar oude Nazca-lijnen beschermd werd een Unesco-werelderfgoed van het hoogste belang, kon best wel kleiner. Dat zou meer ruimte geven aan goudwinning, belangrijk voor de altijd moeizame economie van het Andesland. Het beschermde Nazca-gebied zou van 5.600 km2 naar 3.200 km2 worden teruggebracht. En heus op basis van ‘studies naar de werkelijke erfgoedwaarde’, bezwoer de Peruaanse regering.

Het is niet de gemakkelijkste tijd voor Peru. Het land wordt geteisterd door politieke corruptie en een groeiende macht van criminele bendes. De geplande inkrimping van het Nazca-reservaat was onderdeel van een plan om de illegale goudwinning in het gebied te legaliseren.

Maar de Peruaanse regering had buiten de archeologische gemeenschap gerekend. De Nazca-lijnen zijn een belangrijke getuigenis van de cultuur en vaardigheden van indiaanse cultuur van voor de tijd dat de Spaanse kolonisatoren het continent op zijn kop zetten Miljoenen indianen stierven door oorlogen en infectieziekten. De lijnen in vallei van de Nazca-rivier geven pelgrimsroutes aan naar oude tempelcomplexen en worden omringd door grote en kleinere figuren van dieren en planten. Ze zijn duizend tot tweeduizend jaar geleden gevormd door de donkere bovenlaag van de woestijngrond te verwijderen, waardoor de lichte ondergrond zichtbaar wordt. In het droge woestijngebied blijven die lijnen ook zonder onderhoud eeuwenlang zichtbaar.

Een storm van protest stak op toen de plannen van het Peruaanse cultuurministerie duidelijk werden. „Het gebied dat ze willen afsnijden van het reservaat is precies het deel waar volgens ons onderzoek de oudste rituelen plaatsvonden”, brieste Ana María Cogorno Mendoza tegen The Guardian. Zij is voorzitter van de in Lima gevestigde Maria Reiche International Association, die tot doel heeft de Nazca lijnen te beschermen. „Ze proberen de geschiedenis uit te wissen.”

Culturele waarde

En de jurist César Ipenza schamperde in The Guardian dat er helemaal niet genoeg onderzoek is geweest om vast te stellen welke gebieden geen culturele of archeologische waarde zouden hebben. De voormalige cultuurminister en Nazca-archeoloog Luis Jaime Castillo zei tegen de Britse krant: „Dit gebied behoort tot onze voorouders, en het verdient echte bescherming en geen politiek opportunisme.”

Afgelopen week werd het regeringsbesluit weer ingetrokken, maar helemaal van de baan is het niet. Een ‘technisch panel’ van regeringsvertegenwoordigers, archeologen, academici en leden van internationale organisaties (waaronder Unesco) zal aan een consensusvoorstel werken over zones van bescherming en landgebruik in het gebied. Ondertussen gaat de illegale mijnbouw in het gebied gewoon door. „Die illegale mijnbouw vormt de belangrijkste bedreiging voor de Nazca-lijnen”, zo zei tegen het persbureau Reuters Pieter Van Dalen, voorzitter van de Peruaanse vereniging van archeologen.


‘Die bereidheid om in actie te komen voor de oceanen, daar word ik wel vrolijk van’

Het was weliswaar niet zo’n megacongres als de jaarlijkse wereldwijde klimaatconferentie, maar de derde VN-Oceanenconferentie (UNOC3), afgelopen week in het Franse Nice, trok toch maar liefst zesduizend deelnemers. Vanuit de hele wereld kwamen ze bijeen om te praten over „snellere actie en meer samenwerking om de wereldzeeën beter te beschermen en duurzamer te gebruiken”.

Een hele mond vol, en geen overbodige luxe: de oceanen staan onder grote druk door klimaatverandering, overbevissing en vervuiling. Nu al zijn er zorgwekkende veranderingen in de mariene biodiversiteit, maar ook in de regulering van het klimaat en de voedselvoorziening van naar schatting drie miljard mensen.

Wetenschap was een belangrijke pijler van UNOC3. Voorafgaand aan de conferentie vond er een groot wetenschappelijk congres plaats. Han Dolman, directeur van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), ging erheen.

Wat is eigenlijk het nut van dit soort megaconferenties? Ook het wetenschappelijk congres had maar liefst tien thema’s op de agenda…

„Je hebt natuurlijk ook kleinere, specialistische wetenschapsconferenties. Daar gaat de wetenschap het meest vooruit, denk ik. Maar zo’n algemeen congres brengt het totaalplaatje in beeld. Al die thema’s die nu spelen, hangen natuurlijk met elkaar samen. Die moet je dus in hun totaliteit zien, en daarom is het heel goed dat al die experts elkaar hier tegenkomen.”

Han Dolman.
Foto Anneke Hymmen/NIOZ

Die ontmoetingen zijn misschien wel het nuttigste aspect in Nice?

„Ja, dat denk ik wel. Hier kunnen we als wetenschappers verbindingen leggen, werken aan ons netwerk en ideeën opdoen van buiten ons eigen vakgebied. En we kunnen overleggen over dingen als: wat doen we nu er zóveel Amerikaanse financiering wegvalt. Wie gaat dat gat opvullen? En ten slotte helpt dit soort congressen het belang van oceanen veel breder onder de aandacht te brengen.”

Is dat dan nog nodig?

„Jazeker. Neem nu de duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN, de SDG’s. De SDG die betrekking heeft op de oceanen, nummer 14, krijgt verreweg de minste financiering van allemaal. En dat irriteert natuurlijk wel, als je kijkt naar het enorme belang van de oceanen. De problemen zijn voor veel mensen te ver van hun bed. Ze hebben geen idee.”

Kan wetenschap helpen die problemen op te lossen?

„Ja. Aan de basis van élke goede oplossing liggen feiten en kennis. Als je niet weet wat er precies aan de hand is, en hoe dingen met elkaar samenhangen, dan kun je ook geen effectieve oplossingen bedenken. Je moet weten wat er met een voedselweb gebeurt als je daaruit elementen weghaalt. Je moet weten wat er gebeurt met de zuurgraad van het water als de oceaan meer CO2 gaat opnemen – en wat dat vervolgens betekent voor het zeeleven. Daar heb je wetenschap voor nodig. Daarom vind ik het heel mooi dat wetenschap hier zo prominent op de agenda staat.”

Komt die wetenschap voldoende bij de beleidsmakers terecht?

„Dat is nog wel een zorg. Als wetenschappers mogen we daarin wat beter ons best doen. We moeten ons beter realiseren dat ons werk niet ophoudt bij een publicatie in Nature of Science. Ik pleit er ook voor dat we eerder in het proces om tafel gaan zitten met de beleidsmakers en andere partijen: dan kunnen we helpen in eerste instantie al de juiste onderzoeksvragen te formuleren. Nu gebeurt het vaak andersom: dat we achteraf kijken hoe onze resultaten toepasbaar zijn.”

Ziet u daar al wel verbetering in?

„Jawel. Ik vind het geweldig om te zien dat er een nieuwe generatie opstaat die veel energie en tijd steekt in oceaanonderzoek in die brede context – dus ook de sociaal-economische aspecten – en die ook investeert in wat wij ocean literacy noemen: een bredere bekendheid van deze problemen en oplossingen bij het brede publiek en bij beleidsmakers. Die mensen zie je nu prominent hier in Nice. Die actiebereidheid, daar word ik wel vrolijk van. En ook van al die hoopgevende verhalen die zij vertellen over hoe je de oceaan wél op een goede manier kunt beschermen. Die verhalen zijn op zo’n conferentie veel nuttiger dan wéér zo’n politieke slotverklaring.”

Sabine GollnerDe nog onbekende schatten van de diepzee

Op de oceaanbodem, zo’n vier- tot vijfduizend meter diep, bevinden zich waardevolle metaalafzettingen die interessant zijn voor de industrie. Bijvoorbeeld ertsen van mangaan, nikkel, kobalt en koper – in trek voor de batterij- en elektronica-industrie. Al jarenlang zijn landen aan het overleggen over regels voor mijnbouw in die gebieden.

Sabine Gollner.

„Overeenstemming is er nog niet”, vertelt marien ecoloog Sabine Gollner. „In de tussentijd hebben tientallen landen al exploratievergunningen gekregen om te onderzoeken waar de ertsen liggen en of diepzeemijnbouw technisch haalbaar is.”

In Nice gaf Gollner, die bij het NIOZ werkt, een presentatie over mogelijke schade aan ecosystemen door diepzeemijnbouw. Zij onderzoekt mangaanknollen: metalen knollen van ongeveer tien centimeter doorsnede die in sommige regio’s los op de oceaanbodem liggen. Ze zijn in de loop van miljoenen jaren gevormd door het neerslaan van metalen uit zeewater. Bedrijven willen die dolgraag ‘oogsten. Dat gebeurt met zuig-, graaf- of borstelmachines.

In 2022 nam Gollner deel aan een expeditie naar een enorm diepzeegebied tussen Hawaï en Mexico, waar al diverse landen naar deze knollen zoeken. „De knollen zijn van groot ecologisch belang”, vertelt Gollner. „Ze vormen de enige harde ondergrond in een verder zanderige omgeving en bieden leefruimte aan allerlei organismen. Op de knollen groeien sponzen en koralen, waarop weer andere dieren leven, zoals borstelwormen en slangensterren. In de scheuren wonen aaltjes en roeipootkreeftjes.”

De ecosystemen op en rond die knollen zijn nog grotendeels onbekend. „Alleen al in de laatste vijf jaar zijn daar vijfduizend nieuwe soorten ontdekt: allerlei wormen, kreeftachtigen, zeekomkommers. Dat geeft aan hoe divers die plekken zijn. Bij alles wat we naar boven halen, denken we: wat zullen we nu weer voor nieuws vinden?”

Al deze informatie is cruciaal om de effecten van die mijnbouw te kunnen inschatten, benadrukt Gollner. „Op welke schaal verandert bijvoorbeeld het dierenleven als je die knollen weghaalt, en hoe werkt dat door in het ecosysteem? Hoeveel sediment wordt er opgewoeld, en hoe schadelijk is dat?”

De knollen zijn onvervangbaar, benadrukt Gollner: hun vorming duurde miljoenen jaren. „Toch onderzoeken wij of herstel mogelijk is”, zegt ze. „Bijvoorbeeld door kunstmatige structuren te plaatsen als vervanging van de knollen.”

We weten nog lang niet genoeg om het zeeleven doeltreffend te kunnen beschermen, concludeert Gollner. „Wat zijn bijvoorbeeld de drempelwaardes voor verstoring? Hoeveel knollen kun je weghalen voordat je een kantelpunt bereikt en belangrijke functies verdwijnen of soorten uitsterven? Dat moeten mensen weten, voordat ze beslissingen kunnen nemen over deze mijnbouw.”

Guido LeursBeschermde gebieden voor haaien en roggen

Wereldwijd staan haaien en roggen onder druk. Hun aantallen zijn sinds 1970 gemiddeld met circa de helft afgenomen. Voor de soorten van de open oceaan is dat zelfs ruim 70 procent. En circa 30 procent wordt met uitsterven bedreigd . De oorzaken zijn overbevissing (door zowel gerichte vangst als bijvangst), habitatverlies en klimaatverandering.

Guido Leurs.

Guido Leurs, bioloog van Wageningen UR, onderzoekt in hoeverre beschermde gebieden op zee (zogeheten marine protected areas, oftewel MPA’s) kunnen helpen haaien en roggen te beschermen. Over dat laatste gaf hij een presentatie in Nice. „In het West-Afrikaanse consortium PRCM, waaraan overheden en lokale organisaties meedoen, onderzoeken we wat nodig is om de haaien en roggen in de kustwateren te beschermen. Dat moet je weten als je een effectieve MPA wilt instellen. Haaien en roggen foerageren bijvoorbeeld op bepaalde plekken, maar planten zich ergens anders voort, en vervolgens zijn wéér andere plekken belangrijk voor de opgroeiende vis. Als je daar niet voldoende van weet, dan kan het zijn dat je juist de belangrijke gebieden níét beschermt.”

De haaien en roggen van de West-Afrikaanse kustwateren staan onder druk van de lokale visserij. „Grote industriële schepen zijn er natuurlijk ook, bijvoorbeeld uit Europa, maar die vissen vooral op open zee. Die kleine lokale schepen vangen per schip veel minder, maar ze hebben wel een grote impact omdat het er zovéél zijn.”

Alle landen met kustwateren hebben zich verplicht om vóór 2030 minstens 30 procent van hun wateren te hebben aangewezen als MPA. „Een goede ontwikkeling”, zegt Leurs, „maar we weten dus nog niet waaraan die MPA’s precies moeten voldoen om voor haaien en roggen echt effect te hebben. En het lastige is: dat verschilt ook per soort.”

Voor pijlstaartroggen zijn bijvoorbeeld vooral zandbanken belangrijk; voor stierhaaien zijn dat riviermondingen en voor hamerhaaien baaien en mangrovebossen. En dan zijn er nog de verschillende levensstadia. „Jonge haaien en roggen en kleinere soorten hebben aan kleine gebieden genoeg. Voor volwassen dieren die over langere afstanden trekken, moet je écht grote MPA’s aanwijzen.”

Het project van Leurs gaat niet alleen over biologie. „Het mooie is: er zit ook een heel ontwikkelingsprogramma aan vast. Daarin gaan we op zoek naar alternatieve manieren van levensonderhoud voor de lokale bevolking.” De vangst van haaien en roggen is nu een substantieel deel van hun levensonderhoud. Mogelijke alternatieven zijn bijvoorbeeld visserij gericht op minder kwetsbare soorten, selectievere vismethoden die bijvangst verminderen, aquacultuur en teelt van gewassen, maar ook ecotoerisme.


Lekker cijferen met kunstkerosine: hoeveel wind is er nodig om een vliegtuig vol te tanken?

Het zullen de toeristen zijn geweest die op de drugs en stroopwafels afkwamen. Op de vroege vrijdagavond voor Pinksteren trok een eindeloze stoet laagvliegende vliegtuigen over Amsterdam, stuk voor stuk al met het neuswiel uitgeklapt. Soms telde je er wel zes of zeven per tien minuten. Veertig per uur? Zoiets. Er zit een grens aan wat een landingsbaan kan verwerken want vliegtuigen mogen niet door elkaars kielzog vliegen.

Hoeveel vliegtuigen zou Schiphol gemiddeld per etmaal verwerken? De buitenstaander komt met zijn natte vinger op zo’n 400 vertrekkende machines, het is immers niet altijd spitsuur en er zou toch ’s nachts minimaal gevlogen worden, maar het Nederlandse totaal blijkt 1.400 te zijn. Het zal aan de vliegvelden Zestienhoven en Beek liggen.

Hoeveel kerosine zouden al die vliegtuigen per jaar innemen? Daar kun je ook een slag naar slaan. Ga bijvoorbeeld uit van een gewogen gemiddelde van de brandstofcapaciteit voor de vier meest gebruikte vliegtuigen. Dat is 18.200 kg. Neem aan dat de vliegtuigen voor vertrek van Schiphol steeds hun tanks voor de helft bijvullen dan kom je op 4,65 megaton kerosine per jaar. Het CBS weet wat het werkelijk is: 3,8 megaton in het laatste pre-coronajaar, dus de vliegtuigen tanken kennelijk wat minder. Het gaat vandaag om het plezier van het cijferen.

3,8 megaton kerosine per jaar: dat is genoeg voor een emissie van 12 megaton CO2 en het is dus een geweldig geluk dat we het niet hoeven mee te tellen van het IPCC. Samen met de zware olie van de scheepvaart zouden we anders zijn aangeslagen voor 47 megaton CO2-equivalenten, ongeveer een derde van de uitstoot die we wél meerekenen (144 megaton equivalenten in 2024). Maar het hoeft niet van het IPCC.

Verplicht mengen

Het komt allemaal goed want ‘Europa’ heeft de lidstaten verplicht duurzame kerosine door de fossiele brandstof te gaan mengen. In 2034 moet er al 6 procent ‘sustainable aviation fuel’ (SAF) doorheen, in 2039 20 procent en zo verder. Nederland zelf wil nog sneller.

Met wat geluk gaan in Rotterdam zelfs twee bedrijven SAF maken: Neste wil er onder meer afgewerkte frituurolie voor gebruiken en Power2X en Advario gaan uit van methanol dat van elders wordt aangevoerd. Er zijn wel tien verschillende manieren om SAF te maken maar de methanol-route heeft op dit moment de voorkeur. De bedoeling is dan methanol te maken uit een reactie tussen elektrolytisch geproduceerde (‘groene’) waterstof en CO2 die werd geïsoleerd uit industriële rookgassen. In een tweede stap moet het methanol dan in een reeks reacties waarbij ook weer wat waterstof wordt opgenomen als het ware aangroeien tot de lange koolwaterstofketens die kenmerkend zijn voor kerosine. Daarbij ontstaat trouwens verbazend veel water.

Stel dat we álle vliegtuigbrandstof, dus de hele 3,8 megaton kerosine, uit CO2 en groene waterstof zouden willen maken, hoeveel elektrische stroom en hoeveel vierkante kilometer windpark zou je dan nodig hebben? Dat is ook leuk om uit te rekenen. Er is genoeg literatuur die de verschillende wegen naar SAF beschrijft, vaak aan de hand van simulaties, en daaruit sprokkelt de thuisrekenaar makkelijk de gegevens bij elkaar die hij nodig heeft. En hij hoopt dan maar dat hij de juiste bronnen gebruikt.

Uit het aanbod werden twee artikelen gekozen die het algoritme van Google Scholar naar boven bracht: een Duitse simulatie uit 2024 die vooral de gang van ‘Methanol-to-Kerosene’ (MtK) onderzoekt en een Italiaanse uit 2023 die de voorafgaande vorming van methanol uit CO2 en waterstof simuleert. Het is het handigst om van achteren naar voren te werken. Het Duitse onderzoek kwantificeerde de gang van waterstof en koolstof (op molaire basis) door de MtK-installatie. Voor de bereiding van 3,8 megaton SAF (voor de gelegenheid voor te stellen als de rechte koolwaterstofketen C12H26) blijkt in de tweede stap maar 0,045 megaton waterstof nodig. Een probleem is dat maar driekwart (76 procent) van de methanol wordt omgezet in kerosine, de rest belandt in te korte of te lange koolwaterstofketens. Het betekent dat 11,3 megaton methanol nodig is voor de vorming van 3,8 megaton SAF.

Favoriete installaties

Uit een samenvattende tabel (nr.7) in de Italiaanse studie valt af te leiden dat voor de vorming van die 11,3 megaton methanol uit de reactie tussen waterstof en CO2 in totaal 2,35 megaton waterstof nodig is. Dat brengt het totaal op 2,4 megaton waterstof.

In de momenteel favoriete elektrolyse-installaties van het type PEM is vooralsnog minstens 50 kWh elektrische energie nodig voor de productie van 1 kilogram waterstof. Wat hier wel en niet wordt meegeteld is niet altijd duidelijk, er moet bijvoorbeeld ook water worden gezuiverd. De Italianen rekenen met 56 kWh per kg H2. Wie dat ook doet komt op een behoefte aan elektrische energie van 134,4 TWh (134.400 GWh).

Nu gaan we naar de Noordzee, naar de windparken Borssele 1 en 2 om precies te zijn. Die doen vandaag dienst als referentie. Op een effectief oppervlak van 112 km2 komen de twee samen tot een gemiddelde jaarproductie van 3.210 GWh, dat is 28,7 GWh per km2. Dat kunnen we, gezien de transport- en transformatorverliezen, straffeloos afronden naar 28 GWh per km2.

Koelbloedig doorcijferend stellen we vast dat er 4.800 km2 Noordzee-oppervlak nodig is voor alle SAF. Of, nee, we maken er 5.000 km2 van, het oppervlak van Brabant, want de SAF-fabrieken verbruiken ook nog veel elektriciteit voor het verpompen en comprimeren van tussenproducten. Buiten de berekening blijft de waterstof die de fabrieken misschien in plaats van aardgas gaan gebruiken voor de verhitting van hun ketels en kolommen. Na dit alles zou je bijna vergeten dat de koolstof in de kunstkerosine natuurlijk gewoon nog ouderwets fossiel is.


Kauwen? De reusachtige titanosaurussen waren hap-slik-wegdino’s

Goed kauwen was er niet bij voor de reusachtige dinosaurus Diamantinasaurus matildae. Dat concluderen Australische paleontologen uit de analyse van de maaginhoud van een fossiel van dit dier dat zo’n 100 miljoen jaar geleden in Australië leefde. Er zaten duidelijk herkenbare afdrukken in van conifeernaalden, bladeren en vruchtlichamen van zaadvarens. Die moeten zijn afgescheurd of afgebeten en in hun geheel zijn doorgeslikt. Deze dino moet een weinig kieskeurige veelvraat zijn geweest, die van elke willekeurige plant die hij tegenkwam de sappige toppen afhapte.

‘Judy’ noemden de onderzoekers de waarschijnlijk elf meter lange jonge diamantinasaurus die zij in het noordoosten van Australië opgroeven.

De vondst van een versteende maag-darminhoud, een zogeheten ‘cololiet’, is heel zeldzaam. Eerder zijn er slechts drie cololieten van dinosauriërs gevonden, maar die waren van andere soorten, in de familie van de stegosaurus en de ankylosaurus. Nu is er voor het eerst zo’n fossiel ontdekt in de familie van de titanosaurussen, schrijven de onderzoekers in Current Biology.

De vondst bevestigt vermoedens dat titanosaurussen niet kauwen. Dat leidden zij af uit de lichaamsbouw: reusachtig lijf, relatief kleine kop. Nu is er direct bewijs.


Vrouwelijke rolmodellen zijn hard nodig bij de exacte vakken, zegt deze hoogleraar

Opgegroeid in het Italië van de jaren 70 had de Duits-Italiaanse natuurkundige Petra Rudolf geen idee dat wiskunde, scheikunde en natuurkunde een paar landen verderop als „jongensvakken” werden beschouwd. Op haar middelbare school stonden vrouwelijke natuurkundedocenten voor de klas, op de universiteit in Rome zag ze evenveel mannen als vrouwen om zich heen. Dus toen ze in 1980 naar de Verenigde Staten vertrok voor een stage en omringd werd door mannen, bekroop haar een „vreemd gevoel”.

Ook later in Nederland bleek haar vakgebied a mans world. Toen ze in 2003 aantrad als hoogleraar experimentele fysica bij het Zernike Institute for Advanced Materials van de Rijksuniversiteit Groningen, was ze daar de eerste vrouwelijke hoogleraar natuurkunde. In heel Nederland waren er op dat moment drie. Nu ze 22 jaar later afzwaait aan diezelfde universiteit, laat ze 27 vrouwelijke hoogleraren achter op de faculteit Science & Engineering. De plek „ademt een andere sfeer”, zegt ze daags na haar afscheidsrede in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen. Daar hield Rudolf een vurig pleidooi voor meer vrouwen op faculteiten exacte wetenschappen. „Mensen met verschillende achtergronden interesseren zich voor verschillende onderzoeksvragen. Universitair onderzoek wordt dus beter als de onderzoekers meer divers zijn.”

U vindt dat meer meisjes enthousiast gemaakt moeten worden voor exacte vakken, maar hoe?

„Het komt allemaal neer op de vraag wie je rolmodellen zijn. You cannot dream what you cannot see. In het algemeen zouden meer academici uit de exacte hoek voor een baan als docent moeten kiezen, want de gemiddelde leeftijd van natuurkundeleraren stijgt ieder jaar. Maar zéker vrouwelijke docenten kunnen het verschil maken. In Nederland krijgen meisjes nog te vaak, ook vanuit huis, te horen dat een exacte studie „wel erg moeilijk” is. In Italië is het juist cool als je als meisje voor natuurkunde kiest. Veel Italiaanse vrouwen kiezen daarna voor een baan als docent, omdat het makkelijker te combineren is met een gezinsleven dan de academische wereld. Daardoor krijgen meisjes het idee dat natuurkunde óók voor hen is.”

Éen op de drie natuurkundestudenten is inmiddels vrouw, waarom ligt het percentage vrouwelijke hoogleraren dan toch een stuk lager?

„Meisjes enthousiasmeren voor de studie is stap één, maar het aandeel vrouwen in de hogere academische posities neemt nog altijd sterk af per stap op de carrièreladder. Sinds vijf jaar vraagt onze faculteit de leden van de sollicitatiecommissie om de verantwoordelijkheid dragen voor een diversiteit aan sollicitanten. Ik ben soms dagen bezig geweest om talentvolle vrouwen aan te schrijven en hen actief aan te moedigen om te solliciteren. We krijgen ook trainingen waarin we leren over onze eigen impliciete aannames in het sollicitatieproces. Het kost tijd en moeite, maar het helpt! Meer dan de helft van de sollicitanten voor mijn positie die nu vrijkomt was een vrouw.”

Bent u een voorstander van quota?

„Nee, absoluut niet. We moeten vrouwen aanmoedigen om te solliciteren, maar de beste wint!”

Wat helpt wel?

„Divers worden gaat niet vanzelf. Zware inspanningen helpen dus, en formele procedures instellen ook. Ik heb een faculteit zonder vrouwen meegemaakt, dat is als een slang die in zijn eigen staart bijt: als er geen vrouwen zijn, komen ze ook niet. Geen vrouw wil werken op een plek waar alleen maar mannen zijn. Dat is gewoon niet zo leuk. Je hebt speciale programma’s voor vrouwen nodig om de scheve balans bij te sturen. Met ons Rosalind Franklin fellowship, een programma om vrouwelijke promovendi te laten doorgroeien tot hoogleraar, heeft de faculteit sinds 2002 55 talentvolle vrouwen kunnen aannemen. Pas dan worden hun behoeften ook gehoord. Ik heb me ervoor ingezet dat de faculteit de kinderopvang betaalt als mensen naar een congres in het buitenland moeten, geen heidagen meer op woensdagmiddag en na vijf uur ’s middags wordt geen les meer gegeven door docenten met kleine kinderen. Ik ben er bijzonder trots op dat onze faculteit het hoogste percentage vrouwelijke promovendi heeft van alle wetenschapsfaculteiten in Nederland. Toen ik een paar jaar geleden aan een sollicitant uit het buitenland vroeg waarom ze voor een functie bij ons koos, zei ze: Groningen is goed voor vrouwen. Toen dacht ik: we hebben het gehaald, ze weten wat we hier doen. Als het je eenmaal lukt om vrouwen binnen te krijgen, komen er steeds meer vrouwen bij.”

Toch geeft u aan vrouwelijke onderzoekers in uw vakgebied nog vaak het advies: kies je partner verstandig. Waarom?

„Een carrière aan de top van de academie is zwaar. Je hebt een partner nodig die ruimte wil en kan maken voor jouw carrière, en daarvoor soms zelf een stap opzij wil zetten. Dat geldt voor mannen én vrouwen. Ik heb dit pad kunnen bewandelen omdat mijn partner mijn carrière altijd op één heeft gezet.

„Ik vind Nederlanders in dat opzicht nog behoorlijk conservatief. Veel kandidaten die we aantrokken vanuit ons fellowship vertrokken na een tijdje weer, omdat hun partner een goede baan kreeg in het buitenland. Op veel Amerikaanse universiteiten is het heel normaal om de partner ook een baan aan te bieden. Onze technische faculteiten scoren fantastisch op internationaal niveau, maar voor dit soort programma’s hebben wij geen geld. Daar moet echt wat aan gebeuren als we aantrekkelijk willen zijn voor vrouwelijke wetenschappers.”

Op welke punten is wat u betreft nog meer werk aan de winkel?

„Ik maak me zorgen over wangedrag en intimidatie in de academie, zoals ook blijkt uit onderzoek van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren. Een systeem waarin je afhankelijk bent van anderen om door te groeien is per definitie vatbaar voor machtsmisbruik.

„Als er íets is dat ik de afgelopen jaren heb geleerd, is dat het belang van trainingen aan wetenschappers in leidinggevende posities. Hoe voer je hier gesprekken over? Ik was zelf als hoofd van een onderzoeksgroep in de positie waarin ik een vrouwelijke promovendus moest beschermen in een onveilige situatie. Als ik geen training had gekregen over hoe je zulke gesprekken voert, had ik dat absoluut verkeerd aangepakt. Natuurlijk, want we zijn wetenschappers, geen psychologen.”


De mens heeft veel aan de oceaan te danken, maar wat kan de mens voor de oceaan doen?

Alles aan de oceaan is allemachtig groot. Hij beslaat zo’n 70 procent van het aardoppervlak en neemt ruim een kwart van alle koolstofemissies op, onder meer met zijn minuscule planten en bacteriën. De oceaan ontvangt ongeveer 90 procent van de extra warmte op die mensen met de uitstoot van broeikasgassen veroorzaken. De wouden van de Amazone worden vaak ‘de longen van de wereld’ genoemd, maar dat is niet terecht. Die eer komt de oceaan toe. Hij levert de helft van alle zuurstof op aarde.

Daarnaast heeft de oceaan een enorme economische betekenis. UNCTAD, de VN-organisatie voor handel en ontwikkeling, becijferde een paar jaar geleden dat de aan de oceaan gerelateerde industrie een jaarlijkse waarde vertegenwoordigt van ruim 2.500 miljard dollar. Meer dan drie miljard mensen zijn voor het grootste deel van hun voedselvoorziening afhankelijk van de oceaan.

Daarom lijkt het heel vanzelfsprekend om zuinig te zijn op de oceaan. Maar dat valt vies tegen. In een notitie van de Verenigde Naties ter voorbereiding van UNOC-3, de grote oceanenconferentie die deze week wordt gehouden in het Zuid-Franse Nice, wordt een opsomming gegeven van de vele bedreigingen. Het water verzuurt door de toenemende concentratie aan kooldioxide. Jaarlijks wordt ruim 11 miljoen ton plastic in de oceaan gedumpt, dat is bijna twee vuilniswagens vol plastic afval per minuut. Op de rode lijst van bedreigde dieren staan maar liefst 13.000 vissoorten. En steeds meer landen laten hun oog vallen op de grondstoffen op de oceaanbodem – ook al is nog totaal onduidelijk wat de gevolgen van diepzeemijnbouw voor het ecosysteem betekenen.

Daar komt bij dat het deel van de oceaan dat aan niemand toebehoort, de zogeheten volle zee, juridisch slecht beschermd is. Het gaat om ongeveer 61 procent van de oceaan, zo’n 43 procent van het aardoppervlak. Het oceaanverdrag dat in 2023 werd gesloten, waarin afspraken zijn vastgelegd over de bescherming van deze internationale wateren, wordt pas van kracht als ten minste zestig landen het hebben geratificeerd – op het moment van schrijven zijn dat er 31. Voor president Emmanuel Macron is het binnenhalen van voldoende ratificaties een belangrijk doel van de conferentie.

Die bescherming vereist behalve steun van genoeg landen ook veel extra geld. Op dit moment ontbreekt het daaraan. Wetenschappers becijferden in 2020 dat jaarlijks ongeveer 170 miljard dollar nodig is om de oceaan gezond te houden. Bijvoorbeeld om te monitoren op illegale visserij. Vorig jaar werd door landen iets meer dan 11 miljard toegezegd.

En zo dreigt van het veertiende duurzame ontwikkelingsdoel, dat gaat over ‘het leven onder water’, weinig terecht te komen. De meeste fondsen voor de zeventien doelen kampen met tekorten, maar bij geen van alle zijn ze zo groot als voor doel 14. Terwijl juist geld voor de oceanen volgens Niki Natarajan van ‘impact investeerder’ Phenix Capital heel goed kan bijdragen aan andere duurzame doelen, zoals het elimineren van honger (doel 2) en het voorkomen van klimaatverandering (doel 13).

Maar behalve geld lijkt vooral de politieke wil te ontbreken om internationaal samen te werken. De Amerikaanse president Donald Trump heeft inmiddels besloten zich niets aan te trekken van multilaterale afspraken. De oceaan is in zijn ogen een reservoir van kritieke grondstoffen die de VS hard nodig hebben voor hun nationale veiligheid en economie. Waarom zou je ze daar laten liggen?

Genoeg dus om te bespreken op de conferentie in Nice. Dit zijn vier opvallende thema’s.

1Beschermde gebieden

De oceaan rondom Antarctica is beschermd gebied.
Foto Cyril Gosselin

Ruim twintig jaar is er onderhandeld over een verdrag dat de oceanen moet beschermen, voordat in 2023 in New York een akkoord werd bereikt. Laura Meller van milieuorganisatie Greenpeace noemde het destijds „een teken dat in een verdeelde wereld de bescherming van natuur en mensen kan zegevieren over geopolitiek”.

Of Meller dat vandaag nog steeds zou zeggen, is de vraag. De belangrijkste afspraak in het akkoord is de bescherming van 30 procent van de internationale wateren waar geen land zeggenschap over heeft in 2030 – nu is dat minder dan 1 procent. Maar daar is nog niets van terechtgekomen. De gebieden die een beschermde status zouden moeten krijgen zijn nog niet aangewezen. En sancties of andere maatregelen tegen landen die zich er niet aan houden zijn er niet.

Vorige week pleitten wetenschappers in een analyse in het tijdschrift Nature voor drastischer maatregelen. Alleen een volledige bescherming van alle internationale wateren – geen enkele vorm van visserij of winning van grondstoffen – kan onherstelbare schade aan biodiversiteit voorkomen, helpen om het klimaat te stabiliseren en bijdragen aan internationale rechtvaardigheid (omdat alleen rijke landen de financiële middelen en technologie hebben om die gebieden te exploreren).

De wetenschappers beseffen heel goed dat hun pleidooi niet erg kansrijk is. Maar ooit is het gelukt, bij de bescherming van Antarctica.

2Diepzeemijnbouw

Mineralen op de bodem van de Atlantische Oceaan. Het winnen hiervan kan grote impact hebben op de omgeving.
Foto NOAA Ocean Exploration

Alle besluiten die in Nice worden genomen dienen wetenschappelijk onderbouwd te zijn. Dat zei de Franse president Emmanuel Macron in maart op SOS Oceans, een bijeenkomst in Parijs ter voorbereiding van de conferentie in Nice. Hij uitte kritiek op de VS die vrijwel alle financiering van milieuonderzoek aan banden hebben gelegd en sprak de hoop uit dat Nice de „toewijding aan wetenschappelijk werk” zou bevestigen.

Macron verwees expliciet naar diepzeemijnbouw, waarvan veel wetenschappers zeggen dat het grote risico’s met zich meebrengt voor onbekende en daardoor kwetsbare ecosystemen diep in de oceaan. Hij pleit voor een verbod. Anderen willen op basis van het voorzorgsprincipe dat de Verenigde Naties in veel milieukwesties een moratorium hanteren tot zeker is dat de risico’s beperkt zijn.

Bij diepzeemijnbouw kunnen zogeheten mangaanknollen worden gewonnen die cruciale grondstoffen voor de energietransitie bevatten, behalve mangaan ook kobalt, nikkel en koper. Verschillende landen, variërend van China en Rusland tot Zuid-Korea, India en Noorwegen, zeggen dat ze graag willen beginnen, maar ze hebben nog geen toestemming. Die moeten ze krijgen van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA), op basis van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties dat in 1994 van kracht werd.

De ISA heeft alleen tot nu toe alleen een beperkt aantal vergunningen gegeven voor exploratie. De landen verwijten de organisatie dat die treuzelt met het geven van toestemming voor commerciële winning. Zeker nu de VS, die als een van de weinig landen het Zeerechtverdrag niet hebben ondertekend, aanstalten maken om met diepzeemijnbouw te beginnen.

3Bodemberoerende visserij

Sporen in het zeebed achtergelaten door een vissersboot bij het Griekse eiland Fourni.
Foto AFP PHOTO

Wetenschappers wereldwijd zijn al sinds 2021 fel met elkaar in discussie na een wetenschappelijke publicatie in Nature. Door het loswoelen van de zeebodem komt uiteindelijk CO2 in de atmosfeer. Dat komt doordat koolstof die millennialang is opgeslagen in de resten van dode dieren en planten loskomt van de bodem en in het zeewater reacties aangaat. De hoeveelheid CO2 die loskomt door de zware visserssleepnetten, is vergelijkbaar met de totale uitstoot van de scheepvaart, becijferden onderzoekers in Nature. Een paar jaar later werd berekend dat ruim de helft van de CO2 losgemaakt door sleepnetten binnen tien jaar uit het water sijpelt, de lucht in. Maar op de eerdere berekeningen uit 2021 kwam veel kritiek. Koolstof in die dode resten in de bodem zou niet makkelijk oplossen in het zeewater en dus weer neerdwarrelen. De impact op het klimaat zou zwaar overschat zijn. Zeker is wel dat het woelen van de bodem klimaatimpacht heeft, en dat dee speciale schepen om dat te doen zelf meer CO2 uitstoten dan andere vissersschepen: het kost meer brandstof om vooruit te varen als je een zwaar net over de bodem achter je aansleept. Afhankelijk van het soort schip, kunnen bodemberoerende schepen meer dan het dubbele aan brandstof gebruiken dan andere vissersschepen.

Maar zelfs als de klimaatimpact meevalt, is de schade van het bulldozeren over de bodem immens. De sleepnetten vangen onderweg vrijwel alles wat ze tegenkomen, wat tot veel schade aan ecosystemen leidt. Er zijn al technieken om zeeschildpadden, die wereldwijd worden bedreigd, met speciale luikjes een uitgang te geven. Daar zal vermoedelijk ook over worden gesproken op de top.

Sommigen partijen, zoals het WNF, pleiten voor een geleidelijke maar uiteindelijk volledig verbod op bodemberoerende visserij. „Wel met voldoende tijd voor vissers om over te stappen op andere technieken”, zegt Nathalie Houtman, onderzoeker bij het Wereldnatuurfonds (WWF). Zij willen, net als geschreven in een overeenkomst van de World Trade Organization, dat subsidies op schadelijke visserstechnieken stoppen. Landen moeten nog hun handtekening onder de overeenkomst zetten. Houtman: „Die subsidies zijn er vaak in de vorm van compensaties voor de hogere brandstofkosten voor vissers, veroorzaakt door het zware sleepwerk.”

Dit thema laat ook de sociaal-economische ongelijkheid in die reusachtige oceaan zien. Als in het ene gebied wordt gevist met gigantische sleepnetten door een land dat de benodigde schepen kan bekostigen, blijft op de andere plek minder over voor landen die niet beschikken over zulke schepen. Volgens het WWF is 37,7 procent van de commerciële visbestanden overbevist.

4Plasticvervuiling

Aan de kust van de Arabische Zee is een grote hoeveelheid plastic aangespoeld.
Foto Rafiq Maqbool/AP

Plastic zal ook een belangrijk thema zijn tijdens de oceaantop. Al sinds 2022 proberen landen hierover afspraken te maken, onder meer om de de hoeveelheid plastic die in de oceaan terechtkomt onder controle te brengen. Afgelopen december liepen onderhandelingen hierover in Zuid-Korea op niets uit; een akkoord over het terugschroeven van de plasticproductie kwam er (voorlopig) niet. Olieproducerende landen als Saoedi-Arabië waren tegen. Komende augustus zullen de onderhandelingen worden hervat.

Plasticvervuiling is tot nu toe een thema waar vooral veel over wordt gepraat, maar waar wat betreft internationale afspraken weinig tegen gebeurt. Ondertussen belandt steeds meer plastic in de oceaan. Plastic waar dieren in stikken, of dat in de vorm van microplastics hoog in de voedselketen terechtkomt, uiteindelijk ook in mensen.

Behalve de oceaan als een kwetsbaar wezen dat landen moeten beschermen tegen uitputting en vervuiling, zal de oceaan op de top ook worden beschouwd als machtige machine die bescherming biedt tegen (de gevolgen van) klimaatopwarming. „Zeegras neemt drie tot vijf keer zoveel CO2 op als een stuk bos op land van vergelijkbare grootte”, zegt Houtman. „En zeegrassen kunnen landen beschermen tegen de gevolgen van extreme stormen door kusterosie tegen te gaan.” Dit zou daarom de belangrijkste conclusie van de conferentie moeten zijn: de gezondheid van de oceaan bepaalt mede de gezondheid van de gehele planeet.