Sommige muizen hebben een beste vriend of vriendin, leert dit roerend mooie boekje

Muizen wassen elkaar. Meestal in twee- of drietallen. Een muis die gewassen wil worden gaat plat op de buik liggen met een wang tegen de grond. Een andere muis, die erop in wil gaan, likt dan eerst het kopje en de oren van de eerste muis en soms ook de rest van het lichaam. Vaak wast de gewassen muis daarna de wasser. Drietallen hebben vaak een wasser en twee gewassenen.

Zo hebben muizen nog veel meer sociaal gedrag waar ik niets van wist. Sommige muizen hebben een beste vriend(in). Bevriende muizen draaien als begroeting hun staarten snel even in elkaar. Een muis die wil rennen zit soms bij een bezet loopradje te wachten tot het vrij is. Een van de muizen die schrijver Eva Meijer in huis nam, draaide met de muizenhandjes mee om de snelheid van het draaiende looprad in te schatten voor ze erin sprong.

Meijer (persoonlijke voornaamwoorden hen/hun) adopteerde vanaf augustus 2020 drie keer een groepje vrouwelijke ex-laboratoriummuizen, in het kader van een project waarbij kleine proefdieren die niet in experimenten waren gebruikt, werden herplaatst bij particulieren. Het eerste groepje bestond uit tien rustige bruine moedermuizen, toen kwamen negen felle witte muizen en daarna nog eens zes timide witte muizen. Aanvankelijk had Meijer moeite de muizen binnen een groepje uit elkaar te houden, maar hen raakte al snel vertrouwd met de verschillende uiterlijke kenmerken en persoonlijkheden. Hen beschrijft ze in het roerend mooie (en mooi vormgegeven) boekje Muizenleven.

Eva Meijer is naast schrijver ook filosoof, beeldend kunstenaar en singer-songwriter en al die disciplines komen in dit boekje aan bod. Meijer heeft de muizen gefotografeerd en getekend en liedjes voor ze geschreven; een deel van die foto’s, tekeningen en liedteksten staan in Muizenleven. Hen heeft de liedjes ook voor de muizen gezongen en op de gitaar en de ukelele gespeeld, „want ze hielden wel van mijn stem”. Mijn eerste gedachte bij die zin was: o ja, hoe wéét je dat nou? Maar al snel geloofde ik het, want Meijer heeft écht goed naar de muizen gekeken en dan kun je, denk ik, weten wat een muis voelt zoals je vaak ook weet wat een ander mens voelt terwijl je niet diens hoofd in kunt.

Muizenleven beschrijft heel erg mooi gedrag en cultuur van de muizen die bij Meijer hebben gewoond (de laatste twee overleden op 18 maart 2023), en geeft daarnaast een goede introductie in niet-menscentrisch denken en de filosofie van dierenrechten en dierenbevrijding. Meijer neemt daarin een positie in die sommigen extreem zullen vinden. Hen schrijft bijvoorbeeld dat hen de muizen in Muizenleven in feite weer als proefdieren gebruikt door over ze te schrijven en misschien ook hun privacy schendt. Wie daarbij irritatie voelt, slikke die in en bedenke: dit is een boek dat het absoluut waard is om met dezelfde openheid en nieuwsgierigheid te lezen als die Meijer aan de muizen heeft gegeven.


Bergaf, de handen los van het stuur… en daar komt de fatale ‘speed wobble’

Neem een licht koord of gewoon een touwtje, bind er een zwaar voorwerp aan zoals een sleutel of stevige moer en zwaai het zaakje boven je hoofd in het rond. Doe het eerst in gedachten. Vraag je af hoe en in welke richting de sleutel weg zal vliegen als je het touwtje loslaat. Neem dan op enige afstand van breekbare inboedel de proef op de som.

De sleutel volgt een raaklijn aan de draaicirkel, want dat is conform de eerste wet van Newton. Nadat het touwtje losraakte werkten er nog maar twee krachten op de sleutel: de zwaartekracht en de luchtweerstand en die hebben binnen de korte proefduur weinig invloed op de baan. De sleutel volhardt in de beweging die hij had toen het touwtje losschoot. In 1980 liet 83 procent van de terzake door psychologen ondervraagde psychologiestudenten weten ook wel zoiets verwacht te hebben, al meende 30 procent dat de wegvliegende sleutel een kromme baan zou volgen. Dat doet hij niet, hij volgt een rechte raaklijn. Het stond in Science.

Vreemd genoeg dacht maar 6 procent van de psychologiestudenten dat de sleutel in radiale richting zou wegvliegen, dus recht uit het cirkelcentrum. Dat was nu net wat de AW-redactie in eerste instantie aannemelijk leek: de kant op die de trekkracht in het touwtje steeds had geblokkeerd. Aan intuïtie heb je niets.

Vijfentwintig jaar na de touwtjesproef vroegen Amerikaanse psychologen aan Amerikaanse psychologiestudenten welke ballen uit een verzameling even grote plastic ballen het snelst naar beneden zouden vallen: de lichte of de zware. 39 procent van de studenten, waaronder vooral veel jongenspsychologiestudenten, antwoordde dat ze even hard zouden vallen. De hemel weet waarom, een normaal mens zou toch, net als Aristoteles, veronderstellen dat de zwaarste sneller vallen. De jongensstudenten vermoedden misschien een vuiligheidje of hadden een vage herinnering aan een uitspraak van Galilei.

In werkelijkheid vallen de zware ballen wel degelijk het snelst, de luchtweerstand heeft er naar verhouding net iets minder invloed op. Maar de luchtweerstand voel je natuurlijk niet als je de ballen in je hand hebt, het gewicht wel. Ook krijg je het snelheidsverschil niet makkelijk te zien, tenzij je de ballen van een zwak hellend hellend vlak laat rollen. Maar dan komt het effect van de luchtweerstand pas tot uiting als de helling voldoende lang is. Binnenskamers wordt het niets.

Middeleeuwse opvattingen

Een mens komt niet makkelijk door louter ondervinding tot juiste en nuttige inzichten, dat is de take home message die we hier alvast bekend maken. Het wordt ook vastgesteld in het aardige vakgebied dat ‘naïeve fysica’ is genoemd. Mensen die nooit natuurkunde-onderwijs kregen grossieren bij de verklaring van de wereld in misverstanden, foute veronderstellingen en middeleeuwse opvattingen en daar probeert die fysica wat systeem in te vinden. Het is een pijnlijk gezicht.

Het is dus met enige gêne dat de volwassene die wél natuurkunde-onderwijs kreeg vandaag terugdenkt aan die keer dat hij met zijn kinderen in bergachtig gebied een lange helling af fietste, zónder daarbij te trappen, en verrast werd door de waarneming dat hij aanmerkelijk sneller vooruitkwam dan de adolescenten. De verbazing ging zover dat er zelfs van fiets is gewisseld om te kijken of het daar misschien aan lag – het waren gewone stadsfietsen. Maar genoeg hierover!

Door zich breed te maken en zoveel mogelijk rechtop te gaan zitten, waarbij hij het stuur moest loslaten, kon de volwassene-voornoemd het tempo van zijn afdaling wat temperen. Tot hij het stuur weer haastig vast moest grijpen omdat het voorwiel van zijn fiets als een razende heen en weer ging zwabberen en er gevaar van ontsporing dreigde.

Shimmy heet dat, of speed wobble, en de doorsnee-stadsfietser kent het verschijnsel misschien uitsluitend van winkelwagentjes met een hysterisch voorwiel. Maar YouTube heeft veel voorbeelden van wielrenners en motorrijders die door een shimmy worden getroffen. Vooral voor motorrijders is het fenomeen levensgevaarlijk, zij noemen een fatale shimmy een tank slapper.

Op internet schort het niet aan tips om uit een gevaarlijke shimmy te raken. Zó groot is de angst voor de shimmy dat wetenschappers hun artikelen over de shimmy van de racefiets vaak met hoogst persoonlijke adviezen afsluiten: heel behoedzaam remmen en vooral vaart minderen door overeind te komen en de luchtweerstand te vergroten. Anderen raden aan uit het zadel te gaan en de horizontale framebuis tussen de knieën te klemmen. (Het sluiten van mond en ogen is niet nodig.)

Interessant is dat van een wielerpeloton dat aan een afdaling bezig is vaak maar één renner door een shimmy wordt getroffen. Dat is wel het voornaamste kenmerk van het fenomeen: de willekeur, een wielrenner wekt niet makkelijk op commando een shimmy op. Op zijn minst moet zijn snelheid boven de 45 km/u liggen, en dan nog is het wachten op de juiste verstoring die voorwiel en vork kan ‘aanslaan’. Die kan komen van een wegoneffenheid of een verplaatsing van de rijder.

De frequentie waarmee het voorwiel gaat zwabberen ligt bij bijna alle racefietsen rond de 7 hertz (zeven schommelingen per seconde), dat is te snel om er tegenin te kunnen sturen. De rijsnelheid heeft er geen invloed op, want het shimmyen is een resonantie-verschijnsel: de frequentie is een eigenschap van de combinatie frame en berijder. De trilling wordt door de kinetische energie van de fiets in stand gehouden.

Het lijkt wel zeker dat er frames zijn te ontwerpen die onder normale omstandigheden niet zullen gaan resoneren. Het onderzoek daaraan, zoals dat bij Google Scholar in beeld komt, is van een niveau dat zelfs veel niet-naïeve fysici te hoog zal zijn.


Column | Geo-ideologische ongeletterheid

‘Maar gelóóft hij dat dan echt?” In verschillende varianten van cynisch tot hoogst verbaasd kregen Niels Drost en ik de afgelopen maanden deze vraag te horen. Wanneer? Elke keer, onherroepelijk en onvermijdelijk popte deze vraag op, direct in de discussiesessie na afloop van ons avondvullende college over het poetinisme en de aanloop naar de inval in Oekraïne. We lieten elke avond tal van voorbeelden de revue passeren, hoogstpersoonlijk op beeld en band uitgesproken en uitgedragen door Poetin himself. Zonder twijfel, Poetin heeft uren denk- en schrijfwerk in zijn leer van het poetinisme gemaakt, door hemzelf samengevat als de triade van ‘orthodoxie, nationalisme en autocratie’ – daarmee teruggrijpend op de basis die door tsaar Nicolaas I rond 1830 was gelegd.

En dan toch steeds weer die vraag. „Gelóóft hij dit allemaal echt?” Een echo daarvan hoorden we de afgelopen maanden in de vele commentaren en analyses over Trumps optreden op het wereldtoneel. Aanvankelijk nog wat relativerend, „het zal toch allemaal wel meevallen” (zie Maarten van Rossem in de Volkskrant). Daarna in toenemende mate geschokt en cynisch: „Trump is een fascist, een nazi, hij is gek geworden.” De vraag naar wat Trump, en vooral de mensen om hem heen, dan echt geloven, is daarmee beantwoord: doet er niet toe, want ontoerekeningsvatbaar (of ‘ziek’) en sowieso buiten de orde.

In verval raken

Wat we om ons heen in realtime zien gebeuren is de afbrokkelende cognitieve dissonantie van de aanhangers van onze liberale orde, in Nederland en daarbuiten, die dacht dat wat wij geloofden en meenden geen geloof was, maar een aangeboren default positie. Misschien niet het einde van de geschiedenis, maar dan toch ten minste de correcte uitkomst of de kern ervan. In die whiggish interpretation of history moest het altijd wel zo komen dat de mensheid vrijheid, zelfbeschikkingsrecht, mensenrechten, inclusiviteit en dialoog zou omarmen. Steven Pinker, een van die aanhangers, waarschuwde in 2011 in het in Nederland kritisch ontvangen The Better Angels of Our Nature al wel voorzichtig dat dat geloof in vooruitgang (door hem uitgedrukt in een lagere kans op geweld van mens tegen mens) precies dat was: een geloof dat gelovigen nodig heeft, en dat ook in verval kan raken. En Jürgen Habermas meende in 2022 in een genuanceerd essay, Ein neuer Strukturwandel der Öffentlichkeit, eveneens dat met de komst van de socials en de techgiganten er betonrot in de pijlers van dat liberale regime was gekropen. Maar toch. Het gelóóf in die orde bleef nog wel overeind.

Maar het rare is dat veel mensen in Nederland behoorlijk chagrijnig worden als je ze aanspreekt op het feit dat zij zelf altijd ook gelovigen zijn. Ook atheïsten moeten een leap of faith nemen om hun waarden en uitgangspunten te omarmen (zie Rik Peels, Leven zonder God). Omgekeerd zijn veel mensen ook blind voor het geloof dat anderen beweegt, als dat niet heel expliciet en sektarisch wordt uitgedragen. Ja, de christenen en de moslims die herkennen we inmiddels aan hun symbolen en retoriek, en die hebben we een ongemakkelijk plekje kunnen geven in de smalle marge van onze liberale tolerantiecultuur. Maar hoe kijken we aan tegen mensen die dingen geloven die zo raar en fantastisch zijn, dat het niet eens meer in ons denkraam past? En wat als die mensen niet zomaar onschuldige zeloten in een hoekje zijn, maar leiders en influencers van onze gebroken liberale en in toenemende mate multipolaire wereldorde?

Aan de kaak stellen

Dat brengt mij bij het punt van deze column: het is een luxe om te blijven zwelgen in onze geo-ideologische ongeletterdheid in een wereld die in toenemende mate door die ideologische winden van leer wordt aangedreven. Eerder al heb ik aangeschopt tegen de strategische ongeletterdheid, maar ik denk dat we toch nog een stap verder moeten gaan, en ook ons religieuze en ideologische analfabetisme aan de kaak moeten stellen. Want strategie is niet genoeg om de geopolitiek te verklaren (sorry, Rob de Wijk). De inval in Oekraïne was immers al niet rationeel of heel strategisch gedacht (zie Caroline de Gruyter). En Trumps grillige tariefpolitiek is dat al helemaal niet. Of tenminste, die acties en besluiten volgen niet de rationaliteit die de onze is, maar een rationaliteit die gedreven wordt door heel andere principes en uitgangspunten, onder meer de notie van een eeuwige, onverzoenlijke en metafysische strijd. En dat hebben we te weinig scherp onder ogen gezien.

Want weet u waarom de notie van de katechon voor Poetins buitenlandse beleid cruciaal is? Of waarom het idee van een koning Kores, een duizendjarig rijk (nee niet dat van Hitler!), en een manifest destiny zulke mobiliserende narratieven zijn voor de miljoenen white christian nationals die Trump in zijn binnenlandse en buitenlandse beleid tot het bittere einde zullen volgen? En om het nog obscuurder te maken: wat te denken van het longtermism van Peter Thiel? Het transhumanisme van Elon Musk? Of de dark enlightenment van Curtis Yarvin? We hadden het ons eerder kunnen afvragen, maar ik zal daar de komende tijd zeker op terugkomen, in colleges en geschriften.

Maar waarom moeten we dit weten, vraagt de licht cynische liberale lezer zich af. Want hoe weten we nu zeker dat Poetin, Vance c.s. dit allemaal echt geloven?

Het antwoord op die vraag is om meerdere redenen irrelevant. Niet ’t minst omdat die geo-ideologie allang van grote invloed is, wat wij er nu van denken of niet. De echte vraag is natuurlijk vele malen belangrijker: weet u nog waarin u zelf echt gelooft? Waartegen u ten strijde trekt? En waarom het waard is die strijd te strijden?

Beatrice de Graaf is hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen in Utrecht.


De hele Nederlandse ondergrond ligt op een bedrijventerrein in Zeist

‘Een snoepwinkel voor geologen”, roept geoloog Geert-Jan Vis verheugd uit. Met een weids armgebaar wijst hij op de rijen stellingkasten met bakken vol gesteente. Ingeklemd tussen een autogarage en een kleine keukenhandel op een bedrijventerreintje in Zeist ligt het belangrijkste geologisch depot van Nederland: het Kernhuis. Niets wijst er buiten op dat de inhoud van dit onopvallende pandje voor de wetenschap van onschatbare waarde is. „En dat is misschien ook wel de bedoeling”, aldus Vis. „Het zou tientallen miljarden euro’s kosten om dit opnieuw te verzamelen.”

Vorige maand verscheen de nieuwe, tweede editie van Geology of the Netherlands, het standaardwerk over de Nederlandse ondergrond. Het brengt de geologie van de laatste 420 miljoen jaar in kaart. Sinds de eerste versie uit 2007 hebben de geologen dankzij meer data, betere technologieën en nieuwe interesses hun kennis over de ondergrond flink uitgebreid: het boek werd bijna drie keer zo dik. Geologen Johan ten Veen en Geert-Jan Vis, twee van de redacteuren, vertellen over de ontwikkelingen in de geologie.

In de grond

In de ‘bibliotheek van de ondergrond’ ligt materiaal opgeslagen dat de laatste honderd jaar verzameld is. De Geologische Dienst Nederland, sinds 1997 onderdeel van TNO, beheert het archief. Duizenden boorkernen en andere gesteentemonsters – zakjes zand, gruis, stukken steenkool – liggen er netjes opgeslagen. „Als je naar de Alpen gaat, dan zie je de geologie die het land gevormd heeft gewoon zelf”, legt Ten Veen uit. „Maar Nederland is vlak: de geologie zit onder de grond. Het meeste wat wij ervan weten, is dankzij materiaal dat door boringen in de ondergrond naar boven is gehaald.” Die boringen doen onderzoekers zowel op land als in het Nederlandse deel van de Noordzee en variëren van een paar meter tot kilometers diepte. Van de ondiepe boringen zijn er honderdduizenden gedaan, van de diepere, met name door olie- en gasbedrijven op zoek naar velden, zo’n zesduizend.

Van vele duizenden daarvan ligt een monster hier: de Mijnbouwwet schrijft voor dat een deel van het materiaal dat bij boringen uit de ondergrond komt, wordt afgegeven aan de Geologische Dienst. Voordat het pand in Zeist zo’n dertig jaar geleden het Kernhuis werd, was het een opslag voor dranken. „Dat is wel een voordeel; het heeft een goede fundering”, aldus Vis, die gebaart naar de onafzienbare rijen stellingkasten gevuld met stenen. Droogjes: „Het is namelijk erg zwaar.” Geologen, studenten en amateurgeologen kunnen er terecht om een gesteentemonster aan een van de werktafels te bestuderen – „meenemen mag niet”, haast Van Veen zich te zeggen.

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

Foto Simon Lenskens

” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

Foto Simon Lenskens

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/02163134/data129590255-f76722.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-14.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-12.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-13.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-14.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-15.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/43-1nylM6wHMz4D-0drjP77gZeg=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/02163134/data129590255-f76722.jpg 1920w”>

Foto’s Simon Lenskens

Twee houten pallets vol boorkernen uit Amsterdam zijn net binnengekomen. De langwerpige gesteentemonsters zitten in houten dozen met op de zijkant ‘AMS’ in zwarte stift, netjes genummerd en gestapeld. Een paar honderd meter van de Johan Cruijff Arena onderzoekt Energie Beheer Nederland samen met TNO de mogelijkheden voor aardwarmte. „De vraag is of het warm genoeg is om een deel van de stad Amsterdam daarmee te verwarmen”, legt Vis uit. „Daarvoor moet je toch echt de stenen omhooghalen. Om te kunnen zien of de poriën van het gesteente niet verstopt zitten met mineralen, waardoor er geen water doorheen kan stromen.”

Ondergrondse opslag

Onderzoek naar aardwarmte levert de laatste jaren veel nieuwe informatie over de ondergrond op: gebieden die voor de olie- of gaswinning niet interessant waren, zijn dat voor geothermie wel. Heel Midden-Nederland eigenlijk, aldus Ten Veen. „Plekken waar we weinig over wisten, brengen we nu voor het eerst goed in kaart.”

Ook de toenemende interesse in ondergrondse opslag drijft veel van de geologische ontwikkelingen van pakweg de afgelopen twintig jaar. Waar de Nederlandse ondergrond tot eind vorige eeuw vooral gezien werd als interessant om er olie en gas of grondstoffen als zout uit te halen, richt onderzoek zich tegenwoordig veel op dingen erín stoppen. CO2 bijvoorbeeld, of radioactief afval. „De overheid wil kijken of we radioactief afval over honderd jaar permanent in de grond kwijt kunnen”, vertelt Ten Veen.

Maar ook de tijdelijke opslag van energie is een mogelijkheid, om het fluctuerende aanbod van duurzame energie te kunnen opvangen. Zodat bijvoorbeeld zonne-energie ook ’s winters benut kan worden. Dat gebeurt nu vooral nog boven de grond, maar daar is de ruimte schaars. Ondergronds energie opslaan zou kunnen in de vorm van warmte, waterstof, mechanische energie (bijvoorbeeld in de vorm van gecomprimeerde lucht) of potentiële energie (met hoogteverschillen). Allemaal futuristische systemen waarvoor geologisch onderzoek erg belangrijk is.

Geologen Geert-Jan Vis (links) en Johan ten Veen.
Foto Simon Lenskens

260 miljoen jaar jong

Het duo loopt naar een werkbank in het midden van de ruimte. Een deel van de ronde Amsterdamse kernen is al uitgepakt en in plakken gesneden. „Het is zandsteen, heel grof”, zegt Vis terwijl hij op de ruwe, rode steen wijst. „Net schuurpapier, voel maar.” Ten Veen vist een loepje uit zijn zak: „Je ziet dat het allemaal uit korrels bestaat waar een beetje ruimte tussen zit.” Net als in een gasbel, trouwens, legt Vis uit. Dat een gasbel een grote holte in de grond is die gevuld is met gas, is een hardnekkig misverstand. Gas of olie zit, net als water, in gesteente, tussen de poriën.

Hoe oud dit gesteente is? „Zo’n 260 miljoen jaar”, aldus Vis. „Voor ons is dat relatief jong.” Naast warmte, zou water uit de ondergrond misschien ook een bron van bepaalde metalen kunnen zijn, vertelt hij. Onlangs opende het Nederlands Materialen Observatorium, dat inzicht moet bieden in de beschikbaarheid van kritieke grondstoffen in onze ondergrond, haar deuren. Nog een nieuwe ontwikkeling: meer grondstoffen winnen in eigen land. „Maar dat is nog echt een nieuwe tak van sport in Nederland”, aldus Vis.

Opeens ga je heel anders naar de dingen kijken

Johan ten Veen
geoloog

Behalve de diepe boringen, bestuderen geologen ook de ondiepere ondergrond. Achter de werkbank hangt een metershoge glazen lijst tegen de muur, met een oranje, korrelig profiel erin. Erdoorheen lopen kronkelende lijnen – het lijkt wel een kunstwerk. Het is een lakprofiel, legt Vis uit. Een imprint van de geologie uit een diepe kuil. Met een speciaal soort kunsthars, een doek en een nachtje uitharden kan daarmee een directe doorsnede van de grond gemaakt worden. „We zijn een keer met de hele afdeling naar zo’n groeve gegaan”, vertelt Vis. „Toen hebben we allemaal een eigen afdruk gemaakt, een kleintje, voor thuis.” Hij trekt een lakprofiel van een kleiner formaat uit een rek en wijst op de rijen schelpjes. „Dit is ook een mooie, deze is in de buurt van het strand gemaakt. Geologen zijn er altijd op gespitst als ergens een gat gegraven wordt: daar komen ze als vliegen op stroop op af.”

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

Foto Simon Lenskens

” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

Foto Simon Lenskens

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/02163137/data129590192-5975ac.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-21.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-19.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-20.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-21.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-22.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/yIqQrwLD3Ba-VyJIfccjGUVK9ac=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/02163137/data129590192-5975ac.jpg 1920w”>

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

Foto Simon Lenskens

” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

Foto Simon Lenskens

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/02163128/data129590210-9c53fb.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-25.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-23.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-24.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-25.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/de-hele-nederlandse-ondergrond-ligt-op-een-bedrijventerrein-in-zeist-26.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/R__cQSalRYfYtmDOELuHOsbN6OE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/02163128/data129590210-9c53fb.jpg 1920w”>

Foto’s Simon Lenskens

De geologen lopen een stalen trap op, nog een verdieping met een doolhof van stellingkasten. Vis trekt lukraak een bak uit een kast. Zand, wijst hij. Een paar gangpaden verder is de zoutafdeling. Vooral strooizout wordt ondergronds gewonnen, aldus Vis. Maar ook keukenzout en zout voor de chemische industrie. Ten Veen diept een flink cilindervormig stuk op uit een bak, met een grijsoranje kleur: „Je kunt je tong erop leggen.” De geologenmethode om te verifiëren dat het inderdaad om zout gaat.

Verder langs de schappen, „veel steenkool, van exploratieboringen van honderd jaar terug. Maar dat hebben we dus nog. Dat is de onschatbare waarde van dit Kernhuis”, aldus Ten Veen. „De afgelopen jaren zijn een hoop thema’s de revue gepasseerd waar wij geologen ons in verdiept hebben: schaliegas, opslag, geothermie…” somt hij op. „De geologie blijft hetzelfde, maar opeens ga je heel anders naar de dingen kijken.” Boringen die in de vorige eeuw gedaan werden voor steenkool-, gas- of oliewinning en al decennia liggen te verstoffen, trekken geologen nu letterlijk weer uit de kast voor onderzoek naar aardwarmte of ondergrondse opslag.

De steenkoolmonsters zitten in een beetje verweerde ouderwetse houten kisten. Van Veen trekt er eentje uit een stellingkast, er zit een stuk hout in. „Vroeger stopten ze een houten paal in de plaats van een monster dat ze uit een boring haalden”, legt Vis uit. Om aan te geven: hier mist een stuk, zodat het de geologische tijdlijn niet in de war schopt. „Tegenwoordig gebruiken we daar pool noodles voor, zo’n gekleurd ding van schuim waarmee je kunt drijven in het zwembad.” Vergeleken met andere landen heeft Nederland relatief veel inzicht in de ondergrond. „Dat komt vooral door de Mijnbouwwet die dat mogelijk maakt’, aldus Ten Veen. „En de datavoorziening is bij ons erg goed geregeld.” Beschrijvingen van de boringen zijn ook digitaal gearchiveerd en de geologische kaarten zijn online te bekijken.

Razend druk

Terug naar beneden, via een andere trap, twee keer links. Vis zoekt een van zijn favoriete kernen. Na even speuren pakt hij een kartonnen doos en legt hem voorzichtig op de grond. Erin zitten dunne, langwerpige stukken van een grijze steen, met allerlei stukken gekleurde andere steensoorten erdoorheen. „Moet je kijken hoe mooi”, wijst hij, „dit is van een ondergrondse dode vulkaan in de Waddenzee, de Zuidwal, die een olie- en gasbedrijf in 1970 toevallig vond. En niet zomaar uit een lavastroom, maar echt uit de kraterpijp.” Er werd gezocht naar gas, maar ze stuitten meter na meter alleen maar op vulkanisch gesteente. Ten Veen: „Dat was een flinke domper, want daar hadden zij niets aan. Maar voor ons is het erg waardevol: het is vrij uniek dat daar toevallig doorheen wordt geboord.”

Ten Veen en Vis denken dat de rol van aardwetenschappers alleen maar groter wordt. „Kustveiligheid, de energietransitie, belangrijke materialen”, somt Vis op. „Als je kijkt naar de vragen die op ons afkomen in heel veel disciplines, dan heb je aardwetenschappers nodig. In dat licht vind ik het heel wrang dat de opleiding aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam dreigt te verdwijnen. Je moet nu zeker niet mínder aardwetenschappers gaan opleiden.” Ten Veen, instemmend: „We hebben het razend druk.”

Foto Simon Lenskens


Onderzoek naar de bodem onder een piramide mist elke ‘wetenschappelijke grond’

In Egypte is met grote ergernis gereageerd op een nieuwe theorie die antwoord geeft op de prangende vraag: hoe werden de wereldberoemde piramides nou écht gebouwd? Een team van Italiaanse wetenschappers maakte eind maart in een persconferentie bekend dat ze onder de piramide van Chefren mysterieuze schachten hebben gevonden, die zouden leiden naar kamers zeshonderd meter onder de grond.

Het Khafre Research Project SAR Technology, zoals het collectief zich noemt, geeft op zijn Facebook-pagina verdere uitleg. SAR staat voor synthetic-aperture radar, een techniek waarbij met behulp van door satellieten verzamelde radarbeelden een driedimensionale weergave van een stuk aarde kan worden gemaakt. Deze techniek hebben de Italianen gecombineerd met gegevens die ze verkregen door binnen de piramide de grond de scannen met zogeheten ground penetrating radar of bodemradar.

Volgens de onderzoekers bevinden zich onder de piramide van Chefren in totaal acht verticale schachten, opgesteld in twee rijen van vier, van noord naar zuid. Rondom deze pilaren zou een spiraalvormige structuur naar beneden lopen, als een soort trap. Hieronder zouden zich nog meer structuren bevinden. Er zou misschien zelfs sprake zijn een ondergrondse stad, of van de mysterieuze Hallen van Amenti, een voorportaal van de onderwereld in de Egyptische mythologie.

De piramide van Chefren staat op het beroemde plateau van Gizeh, in de buurt van de Egyptische hoofdstad Caïro. Het is de op een na grootste piramide hier, en de graftombe van farao Chefre. Het bouwwerk werd rond 2570 voor Christus voltooid en reikt tot ongeveer 140 meter de lucht in. Toen archeologen er in de negentiende eeuw naar binnen gingen, troffen ze een lege grafkamer aan.

Het nieuwe onderzoek naar deze laatste rustplaats is gedaan door Corrado Malanga, Filippo Biondi en Armando Mei. In diverse media wordt geschreven dat zij verbonden zouden zijn aan de universiteiten van Pisa en Strathclyde (Glasgow), maar een korte zoektocht op internet leert dat ze met deze instituten niets (meer) te maken hebben. Hun bevindingen zijn ook nog niet gepubliceerd in een artikel in een peerreviewed tijdschrift.

Malanga schreef eerder een boek over buitenaardse wezens, dus het is weinig verrassend dat zijn nieuwste ontdekking stuitte op enige scepsis onder archeologen. De luidste stem in het koor van critici is Zahi Hawass, de voormalige Egyptische minister van Oudheden die met zijn markante hoed een bekende verschijning vormt in menig documentaire over de tijd van de farao’s. Op zijn Facebook-pagina maakt hij de kachel aan met het werk van de Italianen.

Ten eerste hebben zij zonder officiële toestemming onderzoek gedaan naar Chefrens graf. Daarnaast is er volgens Hawass helemaal geen bodemradar gebruikt voor het onderzoek binnen in de piramide. Hij noemt de door de Italianen gepresenteerde conclusies dan ook „zonder wetenschappelijke grond”. Uit eerder onderzoek blijkt dat de piramide rust op in de rotsen uitgehakt fundament van ongeveer acht meter diep. Daaronder bevindt zich niets, aldus Hawass.


In een kakofonie van honderden soortgenoten weet deze vleermuis toch feilloos zijn weg te vinden

Van spreeuwenzwermen tot haringscholen, van wolvenroedels tot processierupsprocessies: dieren die zich in groepen verplaatsen zijn verre van zeldzaam. Elke soort heeft daarbij zo z’n eigen strategie om botsingen te vermijden. De Egyptische klapneusvleermuis doet het met behulp van echolocatie. En dat is indrukwekkender dan het klinkt, schrijven Duitse en Israëlische biologen deze week in PNAS, omdat de dieren zich bevinden in een lawaaierige situatie die de onderzoekers omschrijven als ‘cocktailpartynachtmerrie’.

De Egyptische klapneusvleermuis (Rhinopoma microphyllum) leeft in Noord-Afrika en het Midden-Oosten en behoort zoals zijn naam al weggeeft tot de familie van de klapneusvleermuizen, gekenmerkt door hun dunne, onbehaarde ‘muizenstaart’ en klepvormige neusgaten. Zo’n afwijkende neus is onder vleermuizen overigens niet héél gek: er bestaan ook hoefijzerneuzen, bladneusvleermuizen en varkensneusvleermuizen.

Elke avond vliegen de Egyptische klapneuzen met soms wel tweeduizend dieren tegelijk hun grotten uit om in het nachtelijk duister te jagen op insecten. Dat doen ze net als andere vleermuizen op basis van echolocatie: ze zenden hoogfrequente, voor mensen onhoorbare geluiden uit en kunnen op basis van de weerkaatsing bepalen waar hun prooi zich bevindt. Ook voor andere plaatsbepalingen komt echolocatie van pas, bijvoorbeeld om niet tegen een rotswand of een medevleermuis aan te botsen.

Een nachtmerrieachtige borrel

Maar wat als tweeduizend vleermuizen tegelijk langs weerkaatsende rotswanden hun grot uitvliegen? Al die echolocatiesignalen tegelijkertijd zouden voor een kakofonie van geluiden moeten zorgen, waardoor de vleermuizen hun eigen echo’s niet meer zouden kunnen verstaan, met een hoop botsingen als gevolg. De lawaaierige setting, waarbij achtergrondrumoer de informatie verhult die je écht wilt horen, vergelijken de biologen met een nachtmerrieachtige borrel.

Onderzoeken focusten zich tot nu toe vooral op labexperimenten met vleermuizen, in veel lagere aantallen. Voor een betrouwbaarder beeld hingen de biologen voor het huidige artikel daarom een microfoon op bij de uitgang van een grot én voorzagen ze enkele vleermuizen van mini-microfoontjes. De gegevens voerden ze in een computermodel in, zodat ze konden simuleren hoe de vleermuizen zich verspreidden tot ze zich enkele kilometers buiten de grot bevonden.

Uit de resultaten bleek dat de vleermuizen zelfs in zulke grote aantallen nauwelijks gehinderd worden door het lawaai. In de buurt van de grot, wanneer ze dus nog heel dicht opeengepakt vliegen, zenden de vleermuizen extra veel echolocatiesignalen uit, die bovendien hoger, korter en zwakker zijn. Dat klinkt tegenstrijdig – gaat een zwak signaal niet juist nog sneller verloren in het achtergrondlawaai? – maar zorgt er over het algemeen juist voor dat de juiste echo’s bij de juiste buren terechtkomen en verder voor weinig overlast zorgen. Bovendien spreiden de vleermuizen zich al snel zodanig uit door de lucht dat het rumoer gauw afneemt en de kans op een botsing nihil is. Wel blijven ze over meerdere kilometers nog als groep vliegen, maar dan dus in een ‘lossere’ zwerm.


Deze 2,40 meter lange (dode) meerval in de Biesbosch is bijna recordhouder

‘Langer dan de boswachter”, zo omschreef RTV Dordrecht de reusachtige dode Europese meerval die deze week in de Biesbosch werd aangetroffen. Met een lengte van 2,40 meter was de vis bijna recordhouder voor de Benelux geweest – afgelopen najaar werd in de Waal een 2,46 meter lang levend exemplaar gevangen. Maar de aanwezigheid van het dier lijkt het vermoeden te bevestigen dat steeds meer meervallen hun weg naar de Biesbosch weten te vinden.

Meervallen spreken tot de verbeelding, vanwege hun lengte, hun intelligentie en hun status als toppredator: ze eten naast andere vissen ook amfibieën, watervogels en soms zelfs duiven.

Hoewel hun aantal in Nederland ook in de grote rivieren de afgelopen jaren toeneemt, is er nog weinig over de soort bekend. Daarom zijn biologen van onder meer Wageningen Marine Research in opdracht van Rijkswaterstaat en het ministerie van LNV momenteel bezig met een onderzoek naar hun jaag- en eetgedrag in de Maas, ter hoogte van de waterkrachtcentrale van Lith.

Overigens is de Europese meerval nog niet de opvallendste vis die ooit in de Biesbosch is aangetroffen. In 2020 zwom er tijdelijk een 80 centimeter lange zeeprik rond: een kaakloze vis met een ronde stofzuigerslangachtige mond vol tandjes. Met die mond zuigen zeeprikken zich vast aan vissen en parasiteren dan op hun bloed.

Lees ook

De reusachtige meerval oogt als een sprookjeswezen. Wat spookt deze roofvis uit in het ecosysteem van de Maas?

Bioloog Martijn Schiphouwer zoekt naar meervallen in de Maas in de buurt van Lith.


De vorige keer dat de VS zich Groenland toe-eigenden – in 1941

Het leek wel een trailer voor een nieuwe, spectaculaire Hollywood-kaskraker. De Amerikaanse president Donald Trump verspreidde onlangs een filmpje via sociale media waarin met veel trompetgeschal wordt gejubeld over de militaire steun die Groenland sinds de Tweede Wereldoorlog ontvangt van de Verenigde Staten. Soldaten draven in zwart-wit (toen) en kleur (nu) door het beeld, terwijl een bronzen mannenstem de offers in herinnering brengt die Amerikaanse militairen hebben gebracht voor de „vrijheid van Groenland”.

Anno 2025 dreigt eenzelfde gevaar als in 1940, is de boodschap. Toen waren het de nazi’s, nu zijn het de Chinezen en Russen die het voorzien hebben op het besneeuwde eiland voor de Noord-Amerikaanse kust. Maar wees gerust Groenlanders, zo besluit de verteller, de VS zijn er om jullie helpen.

Wie in de geschiedenisboeken duikt, ziet opvallende overeenkomsten tussen het handelen van Amerika in de Tweede Wereldoorlog en nu – al zijn de omstandigheden heel anders. In april 1940 was Denemarken – de kolonisator van Groenland, die volgens de regering Trump niet goed voor de veiligheid van het eiland zorgt – namelijk onder de voet gelopen door nazi-Duitsland. De regering in Kopenhagen liep aan de leiband van de bezetter.

De Amerikaanse kustwacht blaast een gat in het ijs rondom Groenland om met hun kotter op Duitse onderzeeboten te kunnen jagen.
Foto U.S. National Archives

Groenland was strategisch gezien toen net zo belangrijk als nu, misschien nog wel belangrijker omdat er in 1940 geen weersatellieten bestonden. Wie wilde weten hoe het weer zich zou ontwikkelen op de Atlantische Oceaan – een belangrijk strijdtoneel – had meetstations op Groenland nodig. Daarnaast bevond zich bij het plaatsje Ivittuut op de westkust van Groenland een mijn die kryoliet produceerde. Dit zeldzame mineraal (Na3AlF6) was van cruciaal belang voor de aluminium-industrie in de VS.

De Amerikaanse regering wendde zich daarom tot de Deense ambassadeur in Washington. Deze Henrik Kauffmann ging ermee akkoord dat er op 20 mei 1940 een Amerikaans consulaat geopend werd op Groenland. De eerste zorg van consul James K. Penfield was de veiligheid van de kryolietmijn. Omdat de VS nog niet in oorlog waren, was de inzet van het leger problematisch. De oplossing werd gevonden bij de Amerikaanse kustwacht. Een dozijn kustwachters werd ontslagen, om daarna als privépersoon als bewaker te worden ingehuurd.

Onderzeeboten

Deze mannen namen hun werk bijzonder serieus, zo valt te lezen in de officiële oorlogsgeschiedenis van de kustwacht. „Dit werd een keer gedemonstreerd tot grote consternatie van groep kustwacht-officieren die een groep bezoekers rondleidden. Geen risico’s nemend met vreemden, zelfs niet met leden van zijn oude dienst, riep een gewapende wacht met luide stem: ‘Halt, en identificeer je!’ De kleine groep stopte abrupt en wachtte. Na een eindeloze tijd – maar liefst tien seconden – gaf iemand antwoord en identificeerde de groep. De Ivittuut-mijn werd goed bewaakt.”

Edward ‘Iceberg’ Smith, de aan Harvard gepromoveerde oceanograaf die tijdens de oorlog verantwoordelijk was voor de veiligheid van de wateren van Groenland.
Foto U.S. National Archives

De veiligheid van de wateren rondom Groenland werd ook toevertrouwd aan de kustwacht. Onder leiding van kapitein Edward ‘Iceberg’ Smith, een aan Harvard gepromoveerde oceanograaf, voer de Greenland Patrol rond het eiland, op zoek naar Duitse onderzeeboten.

In april 1941 – dus nog vóór de Amerikaanse deelname aan de oorlog op 8 december van dat jaar – besloten de VS het gezag op Groenland helemaal naar zich toe te trekken. Minister van Buitenlandse Zaken Cordell Hull schreef aan ambassadeur Kauffmann dat de Amerikaanse regering „maatregelen” had voorgesteld om Groenland „adequaat te beschermen”. Hoewel de VS „de soevereiniteit van het Koninkrijk Denemarken over Groenland erkenden”, was het beter als Amerika troepen naar het eiland zou sturen.

Kauffmann ging hiermee akkoord, na een, naar eigen zeggen, „open en vriendelijke uitwisseling van standpunten”. Het kwam hem vanuit bezet Kopenhagen op een veroordeling wegens hoogverraad te staan.

Duitse propaganda

De Amerikanen waren zich bewust van de delicate aard van de zaak. Militairen mochten geen contact maken met de lokale Inuït-bevolking, mede om hen te vrijwaren van ziektes waartegen ze geen weerstand hadden. Hull schreef aan een collega: „Het zal je interesseren om te weten dat de Duitse propaganda al flink hamert op het feit dat het contact tussen Groenlanders en Amerikanen zal leiden tot de onderwerping, rassenvermeninging en uiteindelijke extinctie van de lokale bevolking.”

Amerikaanse militairen zetten voet aan wal op Groenland.
Foto U.S. National Archives

Dat de Duitsers inderdaad belangstelling hadden voor Groenland, bleek op 12 september 1941. ‘Iceberg’ Smith liet toen een Noors vissersschip enteren, waar aan boord geavanceerde radioapparatuur werd aangetroffen. Een Amerikaanse eenheid van twaalf man ging vervolgens aan land en stuitte op een jagershut. Luitenant Leroy McCluskey trapte de deur in en trof er „drie verraste maar niet bijzonder strijdlustige” Duitse radio-mannen aan. Zij gaven zich onmiddellijk over.

Op dezelfde wijze namen Amerikanen, bijgestaan door een Deense sleehondenpatrouille, gedurende de oorlog nog tientallen Duitse weervorsers gevangen. De VS bouwden tussen 1941 en 1945 in totaal 17 bases op Groenland.

Mannen van de Amerikaanse kustwacht tussen de lokale bevolking op Groenland. Het was de Amerikanen aanvankelijk verboden om contact de hebben met ‘de eskimo’s’, omdat ze geen weerstand zouden hebben tegen bepaalde ziektes.
Foto U.S. National Archives

Nadat de nazi’s verslagen waren, stelden de Amerikanen voor het eiland te kopen voor 100 miljoen dollar (ongeveer 1,5 miljard euro nu). De betaling zou geschieden in goud. „Er zijn maar weinig mensen in Denemarken die zich interesseren in Groenland”, vermoedde een ambtenaar. Dat bleek een vergissing. „Onze behoeften kwamen als een schok voor de Deense minister van Buitenlandse Zaken”, noteerde hij nadat hij het bod had overgebracht.

Groenland bleef dus Deens. De Amerikanen hebben er nog wel Pituffik Space Base, hun noordelijkste basis. Vicepresident JD Vance was hier vorige week op bezoek om duidelijk te maken hoe belangrijk het eiland is voor de veiligheid van de VS . „We kunnen onze kop niet in het zand steken – of in de sneeuw, in het geval van Groenland.”


‘Niet alles dat je met metingen in voeding vindt is een risico’

Hé, een bekend gezicht! Bij binnenkomst herkennen we Tara Eikenaar meteen van haar Tiktok-video’s. Krijg je puistjes van chocola? Is cola light slechter voor je dan gewone cola? Die video’s helpen het Voedingscentrum om jongeren te bereiken die hun informatie vooral van influencers krijgen. Dat lukt vrij behoorlijk: het colafilmpje is meer dan 739.000 keer bekeken.

Maar we komen voor iets anders. Hoe consumenten voedselrisico’s inschatten. En hoe ánders experts dat doen. Het Voedingscentrum peilde dat bij een representatief panel van ruim duizend Nederlanders en bij 69 voedingsexperts. De uitkomsten verschijnen vandaag.

Wat blijkt: ‘gewone’ mensen schatten veel risico’s hoger in dan deskundigen. Kort gezegd: consumenten zien meer gevaar in de effecten van milieuverontreiniging, microplastics, pesticiden en PFAS op en in hun voeding dan deskundigen. En hoewel ook het brede publiek meer oog krijgt voor ongezonde voeding, zien voedingsexperts (80 procent) hier veel vaker een „(heel) erg groot” risico in voor de gezondheid dan consumenten (41 procent).

Petra Verhoef, bijna twee jaar directeur van het Voedingscentrum, heeft het onderzoek voor zich liggen. Wieke van der Vossen, voedselveiligheidsexpert, is ook aangeschoven in het kantoor van het voorlichtingsbureau. Het is er licht en kleurig en overal staat fruit. Het ruikt zelfs naar fruit.

Verhoef begint met iets positiefs dat haar opviel in het rapport. Consumenten zien een ongezond eetpatroon nu als verreweg het grootste voedselrisico voor hun gezondheid. In de ogen van experts was het dat al. „Maar bij consumenten zie je dat bewustzijn steeds groter worden, sterker dan in 2018 en 2009, toen we vergelijkbaar onderzoek deden.”

Het maakt het probleem van overgewicht en chronische ziekten die verband houden met ongezonde voeding nog niet kleiner, maar bewustzijn is het begin van gezonder gedrag, weet het Voedingscentrum, dat een gezonder, duurzamer en veiliger eetpatroon voor alle Nederlanders als missie heeft.

Voor het eerst vroegen jullie naar microplastics en PFAS, microscopisch kleine plasticdeeltjes en chemische verbindingen die ook in voeding kunnen belanden.

WvdV: „Vorig jaar was er bijna wekelijks wel iets over in het nieuws, en nog steeds. Wij krijgen er veel vragen over. Daarom zijn we er zelf ook actief mee naar buiten gegaan. Over PFAS in eieren van hobbykippen deden we dat nadat het Bureau Risicobeoordeling (BuRo) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met onderzoek was gekomen. Daarin zaten hoge uitschieters, en daarom hebben we mensen hierover geïnformeerd.”

Zorgen over PFAS waren er al langer. In 2023 liet NRC eieren op PFAS onderzoeken. Daaruit bleek dat kippeneieren van particulieren in en rond Dordrecht veelal te hoge gehalten PFAS bevatten. „Het eten van deze eieren is schadelijk voor de volksgezondheid”, zei toxicoloog Martin van den Berg in het stuk. Het nieuws was de aanleiding voor het onderzoek van BuRo.

Waarom hebben jullie op die rapporten gewacht voordat jullie er zelf iets over zeiden?

WvdV: „Er moeten betrouwbare data zijn, op basis waarvan we consumenten kunnen adviseren. We volgen de wetenschappelijke literatuur, we hebben contacten met onderzoekers. Maar soms weet de wetenschap nog niet alles en dat zeggen we dan ook. Hetzelfde geldt voor microplastics. We weten dat ze ons lichaam binnenkomen, dat ze zelfs in de hersenen gevonden zijn. Maar wat ze nu eigenlijk doen met onze gezondheid, daar wordt nog veel onderzoek naar gedaan.”

Tegelijk waren er wel verontrustende signalen over PFAS-eieren. Denken jullie dan niet: hier moeten we iets over melden?

WvdV: „Als we niet weten hoe de analyse precies gedaan is, of de resultaten zijn wisselend, dan is het lastig om algemene adviezen voor heel Nederland te geven. Dan willen we toch wachten tot er eenduidig bewijs is. Maar als er een eetvraag is, zoals wij dat noemen, dan proberen we vaak wel íets op de website te zetten, zodat mensen niet gedwongen zijn om in de krochten van het internet naar informatie te zoeken. En dan zeggen we er ook eerlijk bij: het onderzoek loopt nog, nog niet alles is bekend.”

Niet meer dan 3 procent van de experts ziet pesticiden, milieuverontreiniging of microplastics als een „(heel) erg groot risico”. Terwijl een kwart van de consumenten die inschatting maakt.

WvdV: „We zien dat verschil in risicoperceptie al jaren. Die stoffen zijn ongrijpbaar: je ziet ze niet, ze komen van buitenaf, je hebt er zelf weinig invloed op. Consumenten missen vaak ook het overzicht en de kennis die experts wel hebben. Ze maken zich zorgen over hun gezondheid en die van hun kind. De kans dat je er ziek van wordt is heel klein, maar het gaat in hun ogen over dood en leven. Terwijl de kans dat je ziek wordt wanneer je het mes van de rauwe kip niet afwast voordat je een ui snijdt, veel groter is.

„Er is een belangrijk verschil tussen gevaar en risico. Een stof kan gevaarlijk zijn. Maar het gaat altijd om hoeveel je binnenkrijgt en hoe lang je wordt blootgesteld voordat het een risico is voor je gezondheid. Daar is de hele wet- en regelgeving op gebaseerd. Niet alles dat je met metingen vindt is een risico.”

En áls het gehalte stoffen hoger is dan de wettelijke norm…

„Dan betekent dat nóg niet automatisch dat je er op termijn ziek van wordt. Als uit dierproeven is afgeleid bij welk niveau een risico ontstaat, wordt de wettelijke veiligheidsnorm uit voorzorg nog honderd keer strenger. Experts kennen dat systeem, maar consumenten horen: er is PFAS gevonden, PFAS is een gevaarlijke stof. En zien dat dan als een risico.”

Maar je weet niet hoeveel gif er in jouw eieren of sla zit, en hoeveel je bij elkaar opgeteld binnenkrijgt.

WvdV: „Dus wuiven we die zorgen ook niet weg. De zorgen zijn echt. Wat wij zeggen is: als je gevarieerd eet, veel verschillende groenten en fruit, hygiënisch handelt in de keuken, je eten koel bewaart – die hele lijst – dan kun je gewoon heel veilig eten. Zorgelijk is het als mensen hele groepen voedingsmiddelen systematisch gaan mijden. Ik denk aan vis. Dat kán een bron van PFAS zijn. Toch moedigen we aan om eens per week vette vis te eten, vanwege de gezondheidsvoordelen van omega 3-vetzuren.”

Is een risico voor een individu hetzelfde als een risico voor de volksgezondheid?

PV: „Het risico in een populatie geldt gemiddeld ook voor ieder individu , maar de kans dat jij ziek wordt hangt van veel meer af, zoals je algehele gezondheid. Daarnaast speelt de preventieparadox, zeg ik als epidemioloog. Als jouw kans op darmkanker van 5 naar 4 procent gaat omdat je bijvoorbeeld iets minder bewerkt vlees eet, is dat voor jou niet zo’n groot verschil. Maar op populatieniveau kan iets minder bewerkt vlees eten veel gevallen van darmkanker voorkomen.”

Lees ook

zijn potjes babyvoeding veiliger dan verse groente en fruit?

Verse groenten of een potje babyvoeding, wat is beter voor je kind?

Ons voedsel is veiliger dan ooit, maar mensen lijken er niet minder bang voor. Kijken we naar de verkeerde dingen?

WvdV: „Sommige risico’s zijn echt afgenomen, zoals salmonellabesmetting. Dat was in de jaren negentig een groot probleem. Maar door alle aandacht – van het inenten van kippen tot uitleggen dat je je eieren goed moeten bakken – zijn de besmettingen met 80 procent afgenomen. Er zijn wel nieuwe risico’s bijgekomen, zoals die PFAS en microplastics. Alleen weten we nog niet goed hoe groot die risico’s zijn.”

Jullie vroegen niet of mensen een risico zien in bepaalde producten, zoals zaadoliën of havermelk.

PV: „We stelden een open vraag: zijn er producten die u minder vaak eet? Ultrabewerkt voedsel stond hoog in de lijst. Over de producten die jij noemt gaat veel mis- en desinformatie rond, vaak geheel buiten de wetenschappelijke consensus. Soms met goede intenties, maar ook verspreid door onruststokers met een commercieel belang. Als er grote verontrustende trends zijn, maken we een bericht of video. We gaan daar niet voluit debunken en zeggen wat er allemaal niet klopt. We vertellen: dit is wat we weten, en dit kun jij doen.”


Wat veroorzaakt het typische ploppen als je een beugelfles bier opent?

Onze oosterburen hebben dit jaar een goede kandidaat voor een Ig-Nobelprijs: de prijs voor serieus wetenschappelijk onderzoek met een flinke knipoog. Fysicus Max Koch van de Universiteit van Göttingen, zelf fervent hobbybrouwer, besloot het openen van een bierfles te onderzoeken met de allerbeste camera’s en geluidsapparatuur. Het resultaat publiceerde hij met collega’s op 18 maart in het wetenschappelijke blad Physics of Fluids.

Koch was benieuwd wat nu precies het typerende geluid veroorzaakt van het openen van een zogeheten beugelfles. Dat is zo’n bierfles die sluit met een witte porseleinen kop, een oranjerood rubberen ringetje en een metalen beugel die je openduwt met je duim. ‘Pwáp’, hoor je dan, gevolgd door een holle ‘klók’.

Koch bestudeerde beugelflesjes van 0,33 liter met daarin zelfgebrouwen gemberbier onder een druk van 2 tot 5 bar: normale waarden in de bierwereld. Die overdruk wordt veroorzaakt door de koolstofdioxide die zich in de drank ophoopt door het gistingsproces, maar niet kan ontsnappen zolang de dop erop zit. Zodra de druk wegvalt, ontstaan er in de vloeistof belletjes van koolstofdioxide, die opstijgen en de drank laten prikkelen en schuimen.

„Hoewel er al veel is gepubliceerd over de fysica van koolzuurhoudende dranken”, aldus het artikel, „bijvoorbeeld over de vorming, beweging en het knappen van de bubbels, is er nog geen onderzoek gedaan naar de geluidsgolven die ontstaan door het openen.” Koch ging daarom zelf maar aan de slag. Hij filmde het openen van de beugelfles met camera’s die tot wel 16.800 beelden per seconde maken. Zijn geluidsapparatuur nam zelfs geluiden waar tot 100 kHz – veel hoger dan de bovengrens van het gehoor.

Video Max Koch

De ‘pwáp’ die je hoort, is niet een enkele schokgolf, ontdekte hij, maar een aanhoudende toon, zij het een héél korte. Die toon ontstaat door de plotselinge uitzetting van het gas in de flessenhals. Tijdens deze zogeheten adiabatische expansie koelt het gas héél even af tot 50 graden Celsius onder nul. In de nauwe hals levert die supersnelle expansie een bijzonder geluidsverschijnsel op: een staande golf. Dat is een golf die zich niet voortbeweegt, maar stilstaat, waarbij er punten zijn die niet trillen (knopen) en punten die maximaal trillen (buiken). Bij een snaar kun je je dat makkelijk voorstellen, maar in een luchtcompartiment kan het dus ook. Koch berekende dat in een computersimulatie, maar zag het ook op de filmbeelden aan de vibraties van de damp.

De geluidsgolf blijft in de flessenhals zo’n 70 milliseconden ‘staan’. Die toon – de ‘pwáp’ – tikt de 120 decibel aan: even luid als een vliegtuigmotor op één meter afstand. Rond onze pijngrens. „Gelukkig gebeurt dat maar heel kort en ín de flessenhals”, verklaart Koch in een e-mail. „Vandaar dat je het niet zo luid ervaart. Bij een kroonkurk ontstaat dit geluid niet: die vervormt tijdens het openen, waardoor de druk geleidelijker afneemt. Bij een champagnefles hoor je het juist wel, zelfs sterker, omdat daarin de druk hoger is.”

Na de ‘pwáp’ volgt een holle ‘klok’. Dat is simpelweg een biergolf die tegen de wand klotst, door de beweging van de fles.

Heeft Kochs onderzoek ergens ook nut..? Jazeker. „Dit was een leuke manier om onze simulatiesoftware te testen.” En, aldus de hobbybrouwer: „Het directe nut zou zijn dat je flessen zo kunt vormen dat elke brouwerij zijn eigen geluid krijgt. Plus natuurlijk dat je aan tafel een goed gespreksonderwerp hebt.”