‘Je kijkt live mee naar de vernietiging van het bos’

De ene ontbossing is de andere niet. Grootschalige houtproductie, omvorming tot landbouwgrond, de aanleg van wegen, een nieuwe goudmijn, kleinschalige kap, bomen die omwaaien of in vlammen opgaan tijdens een bosbrand: er zijn allerlei varianten denkbaar. Maar als het gaat over verdwijnend bos, dan worden al die nuances algauw op een hoop geveegd, zegt promovendus Bart Slagter. Dus de afgelopen jaren heeft hij, aan de Wageningen Universiteit, precies dáár verandering in gebracht, met de ontwikkeling van een nieuw, zelflerend computermodel voor tropische bossen. „Lang niet al het bosverlies is permanent. Dus om te weten hoe vergaand de gevolgen zijn, bijvoorbeeld in termen van CO2-uitstoot, heb je nauwkeurige gegevens nodig.’”

Voor zijn onderzoek gebruikt Slagter verschillende satellietbeelden, zoals radar en infrarood, om de veranderingen zo nauwkeurig mogelijk te meten. „Tijdens het regenseizoen in de tropen is het langdurig bewolkt, maar met radar kun je dan door de wolken heen kijken.”

Nieuwe wegen zijn op de satellietbeelden te herkennen als lijnvormige veranderingen. Maar hoe herken je vanuit de lucht het verschil tussen een goudmijn en landbouwgrond? „Daarin spelen verschillen in reflectie een rol: felle weerkaatsing duidt op veel kale bodem en daarmee vaak op mijnbouw. Ook grootte, vorm en vooral context zijn belangrijk. Detecteer je bosverlies zonder dat er een weg in de buurt is, dan is de kans groot dat het natuurlijk is.” De steeds hogere resolutie van de beelden helpt eveneens. „Met pixels van 10 bij 10 meter kun je een hoop details onderscheiden. Tien jaar terug was de resolutie nog veel lager. Bovendien leveren satellieten nu op wekelijkse basis nieuwe beelden.”

Het ‘trainen’ van het algoritme gebeurt met behulp van kunstmatige intelligentie. „Je voert een hoop data in en op basis daarvan wordt de beeldherkenning steeds beter. Vergelijk het met andere vormen van deep learning: net zoals je een computer kunt leren een hond van een kat te onderscheiden kan dat ook met verschillende vormen van ontbossing.”

Het een-na-grootste regenwoud

Slagter is zeker niet de eerste die zich bezig houdt met ontbossingsmonitoring via satellieten, benadrukt hij. „Alleen: vaak lopen de modellen achter de feiten aan, terwijl je het liefst zo snel mogelijk kleinschalige veranderingen in kaart brengt, zodat je nog kunt ingrijpen. Wegen zijn in het verleden bijvoorbeeld te vaak onderschat, omdat het relatief kleine veranderingen zijn, gezien vanuit de ruimte. Ze worden vaak gebouwd om selectieve houtkap te faciliteren , maar kunnen ook een vaak de opmaat vormen voor veel grotere destructie.”

Juist dankzij het zelflerend algoritme kunnen veranderingen straks bíjna in real time worden weergegeven, zodat er tijdig kan worden ingegrepen bij illegale of niet-duurzame activiteit. „We mikken erop om ze op wekelijkse basis in kaart te brengen.”

Als voorbeeld noemt hij een recente publicatie over het wegennetwerk in het Afrikaanse Congobekken. „Dat is na de Amazone het grootste regenwoud op aarde, maar er is relatief weinig bekend over de ontwikkelingen in het bos daar. Wij hebben gekeken naar de snelheid waarmee de wegen zich uitbreiden. Op basis daarvan kun je de hoeveelheid houtkap berekenen, en daarmee hoeveel biomassa er verloren gaat. Maar de impact gaat veel verder: de wegen bepalen bijvoorbeeld ook in grote mate waar er stroperij plaatsvindt.”

In de toekomst zouden de resultaten ook gebruikt kunnen worden om bedrijven te controleren, zegt Slagter. „Zodat je kunt zien of ze niet op illegale locaties aan het kappen zijn, of te lang doorgaan. Als er wegen worden aangelegd buiten een gebied waarvoor een concessie is afgegeven dan weet je dat het foute boel is. Zeker als je certificaten voor verantwoorde houtkap wil uitgeven is zulke informatie essentieel.”

Ook de Europese ontbossingswet – die afgelopen december met één jaar is uitgesteld door het Europese Parlement – schrijft voor dat je alleen producten op de markt mag brengen die niet zorgen voor ontbossing. „Zonder monitoring is dat niet te controleren. Dus daar zou ons model bij kunnen helpen.”

Leercurve

De liefde voor satellietbeelden zit diep bij Slagter. „Ik houd van de technologie erachter. Toen ik van de middelbare school kwam begon ik met weinig enthousiasme aan een studie planologie in Groningen. Pas toen ik leerde over GIS – Geographic Information Systems, waarmee je geografische data kunt analyseren – werd ik enthousiast. Die technologie fascineert me, je kunt er zo oneindig veel mee doen. En ik vind het mooi dat het vakgebied nog volop in ontwikkeling is.”

Ook algoritmes hebben een leercurve. Daarom geeft het model telkens netjes aan hoe nauwkeurig de gemaakte interpretatie is. „Als je voor 80 procent zeker een goudmijn hebt, dan durf je daarmee te rekenen. Maar bij waarschijnlijkheden van 60 procent zijn we een stuk voorzichtiger. Het blijft soms gissen, ook met GIS.” Om de nauwkeurigheid van het model in het veld te toetsen, gaat hij met collega’s volgende maand op veldwerk naar Suriname.

Het is dubbel, zegt Slagter aan het eind, nadat hij vol vuur tientallen satellietbeelden heeft getoond. „Ik vind mijn werk methodologisch ontzettend interessant, ik kan er echt enthousiast van worden als we die wegen, goudmijnen en houtkap superaccuraat in kaart kunnen brengen. Maar je bent ook live naar de bosvernietiging aan het kijken. Daarom hoop ik echt dat deze methode kan bijdragen aan beter beheerde bossen.”


Artsen leren: niet lopen of rennen als je door een slang gebeten bent

‘Ik ben zo misselijk”, kermt simulatiepatiënt Bas, waarna hij kokhalsgeluiden begint te maken. Gehurkt aan zijn voeten, in een congreszaaltje in de tropische tuin van Burgers’ Zoo in Arnhem, zitten twee deelnemers aan de training, beide jonge dokters. De een dient Bas zogenaamd een antibraakmiddel toe en probeert hem te kalmeren. De ander bestudeert aandachtig de nepwond op zijn onderbeen. „We zien bloed en zwelling”, geven de deelnemers telefonisch door aan de fictieve ambulancemedewerker. „Oh, én twee zwarte puntjes. Bijtgaatjes.”

Simulatiepatiënt Bas is volgens het trainingsscript net gebeten door een slang. Welke soort, en hoe giftig die is, dat is nog niet duidelijk. Twee deelnemers krijgen de opdracht om dat uit te zoeken. Intussen vliegen de anderen, allemaal artsen, razendsnel door de oefening. De ambulancebroeders verzorgen de wond en sommeren de patiënt om vooral stil te blijven zitten. Slangengif verspreidt zich namelijk niet via het bloed, maar via het lymfe, leerden ze. Lopen of rennen zorgt ervoor dat het gif zich snel door het lichaam verspreidt. Zodra Bas op de spoedeisende hulp is beland, nemen twee andere deelnemers het over. „Saturatie en ademfrequentie normaal, één hangend ooglid en patiënt bloedt uit het tandvlees”. Ze simuleren een belletje met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC). „We hebben hier een patiënt met een slangenbeet, welk antigif geven we hem?”

Buitenmensen

Op het congres van stichting Outdoor Medicine leren artsen over de gevaren van de buitenwereld. ‘Giftig en Gevaarlijk’ was afgelopen week het thema van het congres. In de zaal zitten huisartsen en spoedeisende hulpartsen die graag voorbereid zijn op de meest willekeurige kwalen die in hun praktijk of op de eerste hulp voorbij kunnen komen. Maar er zijn ook militair artsen, tropendokters en expeditieartsen, de types die de extreme uithoeken van het artsenvak opzoeken. Gaatjesschoenen en corduroy broeken zijn hier nauwelijks. Wel bloesjes met exotische printjes, bergschoenen en cowboyhoeden. „Wat we allemaal met elkaar gemeen hebben”, zegt bestuursvoorzitter en huisarts Tim van Riessen vanaf het podium, „is dat we liever buiten dan binnen zijn.” Gejoel uit de zaal.

Dit congres, zeggen bezoekers, is ook een soort reünie voor al die artsen die, sommigen het hele jaar door, anderen een paar weken per jaar, hun vak beoefenen in de tropen, de bergen of op zee. Outdoor Medicine brengt hen samen met cursussen maritieme geneeskunde en overleven in de wildernis. Op vijfduizend meter hoogte, in de bergen van Tadzjikistan, trainen artsen in het opzetten van expedities, het behandelen van gevaarlijke beten en steken en uitdroging. In het Oostenrijkse Silvretta-massief leren ze acute zorg te verlenen bij ongelukken in de kou: hoogteziekte, onderkoeling, bevriezingsletsels, lawines en helikopterreddingen.

Voor sommige artsen zijn zulke expedities, of een congres als dit, een avontuurlijk en leerzaam uitstapje uit het alledaagse. Anderen maakten van dat extreme hun werk.

Vliegende dokters

Zoals spoedeisendehulparts Michiel van Veelen, een van de oprichters van Outdoor Medicine. Hij was onderdeel van de Okavango Air Rescue in Botswana. „De ongerepte wildernis in het Afrikaanse land vergt een team van vliegende dokters om mensen met een helikopter uit noodsituaties te halen”, vertelt hij. Van Veelen behandelde in Botswana een door een nijlpaard aangevallen visser, mensen met giftige schorpioenbeten en een door een olifant vertrapte boerin.

De vrouw in kwestie, bleek uit de echo, had een bloeding in haar buik. „Maar hoe behandel je iemand met interne bloedingen, als er geen bloedbank met bloedproducten voorhanden is?”, legt Van Veelen voor. De zaal denkt na, het is een situatie waar de gemiddelde arts in Nederland nooit over heeft hoeven nadenken. Dan geeft hij zelf het antwoord. „Je zult moeten accepteren dat deze patiënt een lage bloeddruk heeft, en dat je niet te veel vocht geeft, want daardoor wordt de bloeding alleen maar erger.”

Of hoe om te gaan met het vervoeren van een patiënt met een ernstige klaplong, via de lucht? „Wie de gaswet nog kent, die weet: als de druk afneemt, zoals op hoge hoogte, dan neemt het volume van de klaplong toe. Deze klaplong werd met gemak een liter of vier.” Van Veelen deed wat in Nederland ondenkbaar zou zijn: niks. „De man deed het eigenlijk wel goed. Ik heb alleen de zuurstof iets opengedraaid. Het is allemaal goedgekomen.”

De gifbeker van Socrates

Dichter bij huis is de natuur ook niet ongevaarlijk. Dat weten de spoedeisende hulpartsen en huisartsen van de keren dat een peuter een hap van een verkeerde paddenstoel nam en de ouders in paniek op de eerste hulp verschenen. Het wordt muisstil in de zaal als Marieke Dijkman, toxicoloog bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, plaatjes van twee op het oog nauwelijks te onderscheiden plantjes laat zien. „Dit is géén daslook”, zegt ze, „maar het lelietje-van-dalen, ook wel meiklokje. Stop je dat per ongeluk in je zelfgemaakte pesto, dan krijg je een twintigtal digoxine-achtige stoffen binnen, die uitwerking hebben op de hartspier en bloedsomloop.” De plant koken of verhitten helpt niet. Bij te grote hoeveelheden daalt de hartslag en kunnen hartritmestoornissen optreden. De patiënt moet in het ziekenhuis een paar uur in de gaten gehouden worden aan de hartbewaking.

Ook de eetbare wilde peen heeft een lookalike, zo blijkt, en wel een van de giftigste planten ter wereld: de gevlekte scheerling. Deze ‘gifbeker van Socrates’ groeit gewoon in de middenberm van de snelweg. „Voor een klein kind kan het eten van een stukje blad al dodelijk zijn”, zegt Dijkman. „De plant bevat zogenaamde supernicotinen, die opstijgende verlammingen en verstikking kunnen veroorzaken.” Socrates werd in de 14de eeuw ter dood veroordeeld met een gifbeker met daarin de zaden van de gevlekte scheerling.

Dan volgt nog de wilde champignon, niet te verwarren met één van de giftigste paddestoelen ter wereld, de groene knolamaniet. De paddestoel wordt ook wel de ‘hoed des doods’ genoemd. Of neem de blauwe monnikskap, prachtig maar vol met alkaloïden, die hartproblemen en neurologische afwijkingen veroorzaken.

Lotuspatiënt Bas is zo slim geweest om, terwijl de slang in zijn been hapte, een foto te maken van het beest

Vanuit de zaal vraagt een arts vertwijfeld aan Dijkman wat ze aanmoet met de „eetbare wijk” waar ze woont, nu ze dit allemaal heeft aangehoord. Wie wil oefenen met het herkennen van eetbare planten, verwijst Dijkman door naar „Bosbaas” Edwin. Hij maakt die middag een rondje langs plantjes in de dierentuin. Eet Dijkman zelf wel eens iets uit de natuur, vraagt iemand vanuit de zaal. „Absoluut niet.”

Terug naar de simulatietraining met de slangenbeet. Lotuspatiënt Bas is zo slim geweest om, terwijl de slang in zijn been hapte, een foto te maken van het beest. Er stijgt gelach op uit het lokaaltje. Wie doet zoiets? Maar later vertelt trainer en spoedeisendehulparts Loes de Vaan de deelnemers in alle ernst: als het lukt, maak dan altijd die foto. Het is waardevolle informatie. Niet alle slangen maken hetzelfde gif. Het antiserum voor zo’n gifbeet bestaat uit de specifieke antistoffen tegen die toxinen. Als niet te achterhalen valt door welke slang je bent gebeten, dan kun je ook geen antiserum krijgen.

De fictieve arts krijgt een telefoontje van het Nationaal Serumdepot van het RIVM, waar zo’n dertig verschillende antisera tegen beten en steken van giftige beesten opgeslagen liggen. Met een koerier wordt het middel vanuit Bilthoven naar Bas gebracht.


Herriehater / Galápagosmangrovezanger / Setophaga petechia aureola

Voorbijdenderende vrachtwagens, toeterende auto’s, ronkende motoren: de geluidsoverlast van wegen kan irritatie opwekken – zéker als je er dichtbij woont. Dat geldt niet alleen voor mensen, schrijven Oostenrijkse biologen in Animal Behaviour. Ook Galápagosmangrovezangers worden van verkeerslawaai soms agressief.

De Galápagoseilanden zijn beroemd vanwege hun Darwinvinken: aan elkaar verwante soorten die op verschillende eilanden leven en elk een eigen snavelvorm hebben, aangepast aan het voedsel. Die vinken brachten Charles Darwin tot het inzicht dat soorten kunnen evolueren.

Maar die beroemde vinken trekken ook toeristen aan, en daarmee verkeer. Daar lijden ándere vogels onder – zoals de mangrovezangers.

Territorium

Vogels die worden overstemd door verkeerslawaai kunnen hun territorium niet goed met gezang verdedigen en zullen indringers sneller fysiek aanvallen, vermoedden de onderzoekers. Ze bestudeerden de vogels op twee eilanden: Santa Cruz (veel verkeer) en Floreana (weinig verkeer). Op beide eilanden speelden ze vogelzang én verkeersgeluid af voor de mangrovezangers.

Zowel op Santa Cruz als op Floreana vertoonden zangvogels die dicht bij een weg woonden agressief gedrag tegen de speakers met vogelgeluid (dus een ‘concurrent’).

Vogels die verder weg leefden van de weg waren juist extra bedeesd bij het horen van verkeerslawaai, mogelijk doordat ze schrokken van het onbekende geluid.

<dmt-util-bar article="4887716" data-paywall-belowarticle headline="Herriehater / Galápagosmangrovezanger / Setophaga petechia aureola” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/03/26/herriehater-galapagosmangrovezanger-setophaga-petechia-aureola-a4887716″>

Abelprijs voor ‘algebraïsering’ van de differentiaalrekening

De Abelprijs is dit jaar toegekend aan de Japanse wiskundige Masaki Kashiwara. Dat maakte de Noorse Academie van Wetenschappen vandaag bekend. De 78-jarige wiskundige is emeritus hoogleraar aan het Research Institute for Mathematical Sciences in Kyoto. Sinds 2019 is hij verbonden aan het Kyoto University Institute for Advanced Study, het nog jonge Japanse equivalent van het beroemde onderzoeksinstituut in Princeton.

Kashiwara krijgt de Abelprijs – een bedrag van 7,5 miljoen Noorse kroon (660.000 euro) – voor „zijn fundamentele bijdragen aan de algebraïsche analyse en representatietheorie”, aldus de jury van de officieuze Nobelprijs voor wiskunde.

De bekendmaking was via een livestream te volgen. Er werd geschakeld naar Kashiwara, die benadrukte dat wiskundig onderzoek draait om het creëren van nieuwe ideeën en inzichten. Hij schetste ook de onzekerheid van het vakgebied: „Vaak leidt onderzoek tot niets, soms bevestigt het een bestaande theorie of brengt het onverwachte resultaten voort, en in zeldzame gevallen vormt een nieuw idee de basis voor toekomstig baanbrekend werk.”

Bruggen slaan

Aan dat laatste heeft Kashiwara bijgedragen met de opkomst van de algebraïsche analyse. Deze ontwikkeling past in een ruimere trend binnen de wiskunde, namelijk de twintigste-eeuwse ‘algebraïsering’ van de wiskunde. Tot 1900 waren algebra, meetkunde en getaltheorie thema’s die min of meer los van elkaar werden onderzocht. In de eerste helft van de vorige eeuw begonnen wiskundigen bruggen te slaan, met de ontwikkeling van de algebraïsche meetkunde als voornaamste spin-off.

Algebra bestudeert abstracte structuren zoals getallenverzamelingen en de bewerkingen die je daarop kunt uitvoeren. Dat de algebra een diepe verbondenheid vertoont met de meetkunde en de getaltheorie, omschreef de Franse wiskundige André Weil in 1940 als de ‘steen van Rosetta’ van de wiskunde. Weil benadrukte hoe deze gebieden elkaar aanvullen en hoe ze gezamenlijk een krachtig en universeel raamwerk vormen voor de moderne wiskunde.

Newton

De analyse stond aanvankelijk nog los van dit raamwerk. In de klassieke analyse, die terugvoert tot de zeventiende eeuw, is differentiaalrekening een centraal begrip. De eerste differentiaalvergelijking is de beroemde wet ‘kracht is massa maal versnelling’, in 1687 door Newton opgesteld.

De door de Abelprijsjury geroemde ‘D-modulen’ zijn een abstract algebraïsch stuk gereedschap en werden ontwikkeld vanuit mathematisch-fysisch perspectief. Ze werden ingevoerd door Kashiwara’s mentor Mikio Sato in Japan en Joseph Bernstein in Rusland. Gert Heckman, emeritus hoogleraar wiskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen, vertelt aan de telefoon: „Kashiwara ontwikkelde zich tot een van de leidende figuren uit de Japanse school. Hij gebruikte algebraïsche technieken om differentiaalvergelijkingen beter te begrijpen.”

Heckman noemt Kashiwara „een zeer vooraanstaand wiskundige, met een ongelofelijk inzicht”. Dat inzicht kon zich zomaar tijdens een gesprek in een café openbaren. Heckman: „Eind jaren tachtig ontmoetten we elkaar in Brasserie L’Epsilon in Parijs. Ik vertelde hem over het hoofdresultaat uit het zojuist verschenen proefschrift van Eric Opdam [thans hoogleraar wiskunde aan de Universiteit van Amsterdam, red.]. Hij luisterde aandachtig en aan het eind suggereerde hij dat er een verband zou moeten zijn met de Yang-Baxter-vergelijking. Later bleek dat verband er inderdaad te zijn.”

Snaartheorie

De Yang-Baxter-vergelijking uit de theoretische fysica komt voor in verschillende gebieden, zoals statistische mechanica en snaartheorie, en de laatste jaren ook in de kwantuminformatiewetenschap, een vakgebied dat zich bezighoudt met het verwerken, opslaan en verzenden van informatie met behulp van principes van de kwantummechanica. In Kashiwara’s werk speelt de Yang-Baxter-vergelijking een rol bij de algebraïsche structuren die met al deze gebieden verband houden.

Kashiwara’s vernieuwende aanpak heeft wiskundige structuren blootgelegd die voorheen ondenkbaar leken. Een van de hoogtepunten is de oplossing van het Riemann-Hilbert-probleem voor zogeheten ‘holonome D-modulen’. De Riemann-Hilbert-correspondentie stelt dat er een samenhang bestaat tussen de analytische oplossingen van differentiaalvergelijkingen en de algebraïsche structuren die deze oplossingen beschrijven.

Het is te vergelijken met een muziekstuk, dat zowel als bladmuziek als in een opname kan worden vastgelegd. Hoewel de notatie en de klanken verschillend zijn, beschrijven ze hetzelfde fenomeen. Op dezelfde manier geeft de Riemann-Hilbert-correspondentie wiskundigen twee perspectieven op dezelfde onderliggende structuren: analytisch enerzijds en algebraïsch-topologisch anderzijds.


Column | Vitamines met nieuwe verhalen

In 1956 werd de laatste vitamine ontdekt, vitamine B12. Daarna leek het gedaan met het vitamineonderzoek, dat bij elkaar tien Nobelprijzen had opgeleverd. Maar begin jaren tachtig van de vorige eeuw ontstond er hoop op een revival van wat vitamines konden doen. In de eerste helft van die eeuw was ontdekt dat minuscule beetjes vitamines gebreksziekten voorkomen, zoals blindheid door tekort aan vitamine A of scheurbuik door gemis van vitamine C.

Nu rees echter de gedachte dat grotere hoeveelheden van die vitamines, zogenaamde megadoses, allerlei andere ziekten zouden kunnen verijdelen of genezen, van verkoudheid tot kanker. Dat werd uitgebreid onderzocht, maar helaas deden die megadoses op een paar uitzonderingen na niets. Grote hoeveelheden vitamine E of caroteen – een stof uit groenten waar het lichaam vitamine A uit maakt – bleken zelfs méér in plaats van minder kanker te veroorzaken.

Ietsiepietsie foliumzuur

Er waren echter twee uitzonderingen en daar komt nu misschien een derde bij; over die derde straks meer. Van de twee die wel bleken te werken is foliumzuur oftewel vitamine B11 het bekendst. We wisten al dat ons eten een ietsiepietsie foliumzuur moet bevatten, anders krijg je bloedarmoede. In 1991 toonden Engelse artsen aan dat dagelijks een megadosis foliumzuur slikken een heel andere ziekte kan voorkomen, namelijk dat een baby geboren wordt met een open ruggetje. Daarvoor moet de moeder al voordat ze zwanger wordt foliumzuur gaan slikken.

De tweede uitzondering betrof degeneratie van de macula. Dat is de gele vlek in het oog, een plekje midden in het netvlies dat onmisbaar is om scherp te kunnen zien. Deze column lees je met de gele vlekjes in je linker- en rechteroog. Bij ouderen gaat de kwaliteit van die gele vlek vaak achteruit.

Bij één op de tien mensen boven de tachtig is hij zo aangetast dat ze niet meer kunnen lezen en geen gezichten meer kunnen herkennen. Amerikaanse onderzoekers bewezen in 2001 dat een mix van o.a. hoge doses vitamine C, E en zink de afbraak van die gele vlek kan remmen. Bespreek dat dus met je oogarts als je maculadegeneratie hebt.

Er lijkt nu een derde vitamine bij te komen die in grote hoeveelheden echt iets doet, en dat is vitamine D. We weten al honderd jaar dat kindertjes een beetje vitamine D nodig hebben voor de groei van hun botten. Meer recent werd gehoopt dat hoge doses vitamine D allerlei ziekten zouden voorkomen, waaronder hartinfarcten, kanker, griep, Covid, obesitas en depressie. Helaas draaide dat op niets uit. Bij ouderen lijkt vitamine D zelfs tegen botbreuken niet veel te doen.

Een andere ziekte waarbij werd gehoopt dat hoge doses vitamine D het risico erop zouden verkleinen is multiple sclerose. Dat is een aandoening van de hersenen. Hij wordt veroorzaakt door het eigen afweersysteem, dat de zenuwen aanvalt en kapot maakt. Multiple sclerose begint vaak al vroeg, rond de dertig, en wordt dan langzamerhand erger. Het is een nare ziekte die nog niet te genezen is; veel patiënten belanden uiteindelijk in een rolstoel.

Tot voor kort waren de bewijzen dat vitamine D hiertegen hielp niet heel stevig, maar nu is er een nieuwe studie die hoop geeft. Franse wetenschappers onderzochten driehonderd patiënten die de eerste voortekenen van multiple sclerose vertoonden. Ze verdeelden die in twee groepen. De ene groep kreeg twee jaar lang 180 microgram vitamine D per dag. Dat is bijna twintig keer zoveel als de aanbevolen dagelijkse inname. De andere groep kreeg een placebo, een fopsupplement met niets erin.

In de vitamine D-groep was het aantal mensen dat tijdens de twee jaar van het onderzoek een aanval van multiple sclerose kreeg een derde kleiner dan in de placebogroep. Hersenscans met MRI wezen ook op minder aantasting van het zenuwstelsel. Bij mensen die aan het begin van de studie een vitamine D-tekort hadden was het effect nog een stuk groter.

Veilige bovengrens

Wat moeten we hiermee? Als je een ouder, broer of zus hebt met multiple sclerose lijkt het me in elk geval verstandig om van jongs af aan een flinke dosis vitamine D te slikken. Is dat veilig? In de Franse studie veroorzaakte de extreme dosis vitamine D geen bijwerkingen, maar dat ging om maar honderdvijftig mensen gedurende twee jaar. In Europa geldt officieel een veilige bovengrens voor vitamine D van honderd microgram per dag en voor kinderen van vijftig microgram. Blijf daar dus onder.

Maar multiple sclerose zit meestal niet in de familie. Moet iedereen dan levenslang vitamine D slikken? De kans dat je ooit deze ziekte krijgt is minder dan een op de tweehonderd, dus verreweg de meeste mensen zouden voor niets levenslang een megadosis slikken. Een moeilijke keuze! Is het verstandig het dna van je kinderen te laten doormeten om te weten of ze een extra hoog risico hebben? Daarvoor is het nog te vroeg, maar wie weet wat het onderzoek de komende tien jaar nog gaat opleveren. In elk geval vind ik het bemoedigend dat er nog zoveel te ontdekken valt over vitamines.

Martijn Katan is biochemicus en emeritus hoogleraar voedingsleer aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Voor cijfers, bronnen en belangen zie mkatan.nl.

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.


De klimaatwetenschap is afhankelijk van een Amerikaanse dienst. Sinds Trump is het chaos

In Albany en Gray, twee plaatsen in het oosten van de Verenigde Staten, gaan de weerballonnen voorlopig niet meer de lucht in. De eigenaar, het befaamde NOAA, kampt namelijk met „een gebrek aan personeel”, zo liet het onlangs weten. NOAA is het Amerikaanse bureau voor oceanen en atmosfeer, dat op basis van metingen met weerballonnen, schepen, vliegtuigen en satellieten voorspellingen opstelt over weer, (hagel)stormen, tornado’s en orkanen.

„We zullen meer en meer van dit soort gaten in de metingen zien naarmate het NOAA verder wordt ontmanteld”, zegt Keith Seitter, voormalig directeur van de Amerikaanse Meteorologische Vereniging en tegenwoordig distinguished visiting professor aan het College of the Holy Cross in Worcester. Hij zegt dat de diensten van NOAA cruciaal zijn voor de VS, zeker nu het klimaat opwarmt en extreem weer zich vaker voordoet.

Maar bij het NOAA is het chaos sinds de installatie van president en klimaatontkenner Donald Trump, eind januari. Het instituut, waar eind vorig jaar nog circa 13.000 mensen werkten, kreeg de opdracht om eind februari ruim duizend werknemers te ontslaan. En The New York Times meldde onlangs dat een volgende duizend ontslagen voor de deur staan.

Het is pure intimidatie en pesterij

„Het zijn angstige tijden”, laat een bron bij NOAA weten, die niet met naam in de krant wil, uit angst voor repercussies. Internationale reizen zijn opeens verboden. Werknemers mogen hun overheidscreditcard niet meer gebruiken. „Verzendingen van apparatuur moeten nu afzonderlijk goedgekeurd worden door iemand die er geen sjoege van heeft”, aldus deze bron. „Het is pure intimidatie en pesterij. Het einde is in zicht, niet alleen van klimaatmetingen, maar ook van andere milieumetingen.”

Ook Seitter ziet de diensten van NOAA in gevaar komen. En dat zijn er veel. Behalve het weer voorspellen, brengt het visstanden in kaart en monitort het de natuur. Daarnaast speelt het een belangrijke rol in het ontwikkelen en draaien van mondiale klimaatmodellen.

Aan die diensten is bovendien groeiende behoefte, doordat hoosbuien, droogtes, hittegolven zich vaker voor doen. Gebeurtenissen die meer dan 1 miljard dollar aan schade veroorzaken, nemen gestaag toe, zo registreert het NOAA. Het bureau krijgt steeds vaker vragen om zijn „voorspellingen van extreme weersgebeurtenissen en klimaatgerelateerde impacts” te verbeteren, zo schrijft het in zijn budgetvoorstel voor 2025. Daarom stelt het in dat voorstel aan het Amerikaanse Congres voor om het budget met 3 procent te verhogen, naar 6,56 miljard dollar. Zodat het bijvoorbeeld extra satellieten kan aanschaffen.

Compleet chaotisch

Maar de regering-Trump, met voorop het pseudoministerie van overheidsefficiëntie DOGE onder leiding van Elon Musk, wil juist snoeien. De grote vraag is: welk plan zit erachter? „In de ontslagen valt geen lijn te ontdekken. Het is compleet chaotisch”, zegt Seitter.

Volgens Ralph Keeling, klimaatonderzoeker aan het Scripps Institution of Oceanography in La Jolla (Californië), heeft de eerste golf ontslagen vooral jonge mensen getroffen die op proeftijd waren aangenomen, zogeheten probationary workers. „Daar kun je zonder veel gedoe vanaf. Maar het is wel je nieuwe talent. Dus efficiënt kan ik dat niet noemen.”

Seitter vreest, net als velen, dat NOAA uiteindelijk helemaal opgebroken en ontmanteld zal worden. Zo staat het namelijk letterlijk in Project 2025, het document voor de hervorming van de federale overheid, dat de conservatieve denktank The Heritage Foundation twee jaar geleden publiceerde. In het hoofdstuk over het ministerie van Handel, waar het NOAA onder valt, staat dat de 6 afdelingen van NOAA een „kolossale operatie” vormen die „een van de belangrijkste aandrijvers is geworden van de klimaatverandering-alarmindustrie” en als zodanig „schadelijk is voor de toekomstige voorspoed” van de VS. In het scenario van de denktank blijft alleen de tak die weersvoorspellingen doet overeind. Maar dan wel geprivatiseerd. Want, zo stelt het document, private bedrijven die het weer voorspellen leveren beter werk dan het NOAA.

Volgens klimaatwetenschapper Keeling is dat nonsens. „Al die bedrijven maken gebruik van de data die NOAA vanuit zijn publieke taak verzamelt. Waar haal je die data vandaan als dat niet meer gebeurt?”

President Trump heeft tijdens zijn verkiezingscampagne ontkend dat hij Project 2025 zal uitvoeren. Maar wat dan wel het plan is?

In ieder geval hebben eind februari circa vijfhonderd „ernstig bezorgde” Amerikaanse onderzoeksinstellingen, ngo’s en bedrijven het Congres via een brief opgeroepen zich te verzetten tegen het ontmantelen en privatiseren van NOAA. „Het ondermijnen van de operaties van NOAA zet de veiligheid van miljoenen Amerikanen op het spel, en destabiliseert talloze industrieën, van landbouw en visserij tot energie en financiën”, stelt de brief.

NOAA zelf houdt zich in al dit tumult op de vlakte. Woordvoerders beantwoorden mails niet, of vaag en in algemeenheden („NOAA blijft weersinformatie, voorspellingen en waarschuwingen leveren…”).

Intussen melden media dat de regering-Trump ook overweegt om de huurvergoeding voor dertig NOAA-kantoren stop te zetten. Waaronder het kantoor bij het befaamde Mauna Loa-observatorium op Hawaï, een van de eerste plekken waar de inmiddels overleden chemicus Charles Keeling in 1958 zijn metingen begon naar de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer. Hij is beroemd geworden door zijn Keeling-curve, de grafiek die de oplopende concentratie van die broeikasgassen weergeeft – de oorzaak van de gevaarlijke opwarming van de aarde. Zijn zoon Ralph heeft na het overlijden van zijn vader in 2005 het meetprogramma aan het Srcipps Institution of Oceanography overgenomen. „NOAA ondersteunt ons zeer in ons werk, met apparatuur en menskracht”, zegt Keeling. Hijzelf runt tien meetstations over de wereld, zegt hij. NOAA runt er zo’n vijftig. „NOAA is de ruggegraat van de mondiale broeikasgasmetingen.”

Minder betrouwbaar

Dat zegt ook Sander Houweling, hoogleraar atmosfeer, broeikasgassen en klimaat aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. „Als NOAA moet stoppen zou dat het mondiale meetnetwerk decimeren.” Het zou klimaatmodellen en weersvoorspellingen minder betrouwbaar maken.

Hetzelfde geldt voor metingen in de oceanen. Zo zijn onder het Argo-programma sinds het jaar 2000 wereldwijd zo’n 4.200 boeien uitgezet die, volgehangen met meetinstrumenten, afdalen en opstijgen en allerlei data verzamelen over de oceanen. „NOAA beheert de helft van die boeien”, zegt Sjoerd Groeskamp van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee. Het ontmantelen van het NOAA zal volgens hem „enorme gevolgen” hebben, voor de VS en voor de wereld. „Er staat veel op het spel.”

Sander Houweling kwam in 2013 al eens op voor het NOAA, toen er als gevolg van de financiële crisis kortingen dreigden op het budget. Met internationale collega’s schreef hij een brief in Science, waarin ze het cruciale belang van lange termijn metingen aan, en analyses van broeikasgassen in de atmosfeer onderstrepen. Houweling twijfelt of hij nu weer een brief aan Science moet schrijven. „Ik heb erover gedacht, maar ik ben bang dat het effect, bij deze Amerikaanse regering, nu alleen maar averechts is.”

Volgens Houweling zou de World Meteorological Organization zich moeten uitspreken over de ontwikkelingen in de VS. Maar die is nog niet met een statement naar buiten gekomen. Vragen van NRC zijn tot op heden niet beantwoord.

Filantropische hulp

Houweling ziet wel andere tegenreacties. Zo lopen er initiatieven om data van NOAA te dupliceren, en buiten de VS op te slaan. Keeling zegt erover te denken filantropische hulp te zoeken voor financiële steun. Groeskamp zou uitgezocht willen zien of meetnetten die nu in beheer van NOAA zijn, door de internationale gemeenschap overgenomen kunnen worden.

En de bron bij NOAA verwacht „een storm aan rechtszaken”. De eerste zijn er al. Twee weken geleden besliste de rechtbank van Columbia dat DOGE, de club onder leiding van Elon Musk, interne documenten openbaar moet maken over haar rol in de massale ontslagen en „dramatische verstoringen” van federale programma’s, en van haar plannen. Rond diezelfde tijd beslisten de rechtbank van Maryland en van Californië dat er fouten zijn gemaakt bij de duizenden ontslagen van probationary workers bij allerlei overheden, waaronder NOAA. En dat deze mensen weer aangenomen moeten worden, in ieder geval tijdelijk.

Het maakt de chaos alleen maar groter.


‘De angst is dat data verloren zullen gaan’

In zijn normale werk is Henrik Schönemann historicus aan de Humboldt-universiteit in Berlijn. Maar sinds januari besteedt hij daarnaast veel tijd aan het redden van allerlei data die in de Verenigde Staten zijn opgeslagen, en die mogelijk gevaar lopen nu de regering-Trump overheidscommunicatie censureert op woorden en informatie op het gebied van gender, discriminatie, klimaat, volksgezondheid. Schöneman is een initiatief gestart, Safeguarding Research & Culture, waarbij zich inmiddels zo’n 170 vrijwilligers uit de VS, Europa en Australië hebben aangesloten.

Hoeveel tijd besteedt u aan dit initiatief?

„Op dit moment zo’n vier tot zes uur per dag, schat ik.”

Waarom begon u data te dupliceren en veilig te stellen?

„Ik voelde het al aankomen toen Trump verkozen werd tot president. Project 2025, de conservatieve agenda om de overheid te hervormen, was veel in het nieuws. Dat voelde voor mij als een reëel gevaar.”

Waarom?

„Vooral vanwege de uitspraken van Trump over het uitbannen van gender-ideologie. De aanvallen op de lhbtq+-gemeenschap. Maar ook vanwege zijn standpunten op gebied van klimaat, volksgezondheid, en alles wat niet Amerikaans is.

Vooral vanwege de aanvallen op de lhbtq+-gemeenschap, zegt u. Hoort u bij die gemeenschap?

„Ik ben biseksueel. Ik ben jaren geleden uitgekomen.”

Wat voor data dupliceert u?

„Ik ben begonnen te zoeken op sleutelwoorden, zoals ‘trans’ en ‘gender’. Het gaat om artikelen, pdf’s. Vervolgens heb ik het uitgebreid naar andere onderwerpen waarvan je weet dat die gevaar lopen.

„We hebben gezondheidsdata van het Centers for Disease Control gedownload, van het ministerie van Onderwijs, weer- en klimaatdata van NOAA, historische data.

„Je weet eigenlijk niet wat nog wel veilig is. Zo zou de Enola Gay, de bommenwerper die de eerste atoombom afwierp, op de lijst met verdachte woorden staan omdat er ‘gay’ in staat. Trump ging laatst ook te keer over transgender muizen. Maar het bleek om transgenic [vertaling: transgenetische, red.] muizen te gaan.”

Is het niet heel veel werk voor één persoon?

„Ik heb het initiatief uitgebreid en andere mensen erbij gezocht. Het kernteam bestaat nu uit twaalf mensen. Daaromheen zitten inmiddels bijna 170 vrijwilligers. Ongeveer de helft daarvan zit in de VS, 40 procent in Europa, 10 procent in Australië.

„We werken onderling met pseudoniemen. En we werken met verschillende veiligheidsniveaus. Niet iedereen kan overal bij. Het is een beetje anarchistisch georganiseerd. Maar het werkt goed.”

Zoeken jullie alleen op eigen initiatief?

„Nee, we krijgen ook verzoeken, bijvoorbeeld van klimaatwetenschappers. De regering-Trump houdt huis bij NOAA, het bureau voor oceanen en atmosfeer, dat veel weer- en klimaatdata verzamelt. Er vallen duizenden ontslagen. De angst is dat data verloren zullen gaan. We hebben bijvoorbeeld fundamentele klimaatdata van het NOAA gedupliceerd, een archief met wereldwijde radiosonde-data, en allerlei weerobservaties. Twee onderzoekers hebben voor ons een script geschreven hoe we data over stormen en paleoceanografie kunnen downloaden.”

Hoe slaat u dat allemaal op?

„We gebruiken torrenting, een beproefde techniek waarbij je op heel veel afzonderlijke computers stukjes informatie opslaat. Het is dezelfde techniek die bijvoorbeeld The Pirate Bay gebruikte voor films, muziek en videogames. Alleen, de content was illegaal. Wij downloaden alleen publiek toegankelijke informatie. We breken niet door betaalmuren.”

Klimaatdata vragen veel opslagruimte. Hoeveel heeft u beschikbaar?

„Tot 100 terabyte kunnen we aan. Dan kun je heel veel opslaan. Maar data van satellieten en klimaatmodellen vragen nog meer. Dan praat je over petabytes. We hebben contact met klimaatinstituten hierover.

„Het gaat trouwens niet alleen om het opslaan van data. We zijn ze ook online aan het zetten, zodat ze toegankelijk zijn voor anderen.”

Wat zijn jullie verdere plannen?

„Ik wil Vereinsrecht aanvragen. Als we ons registreren als vereniging kunnen we ook een bankrekening hebben. Er zijn al partijen die aangegeven hebben ons te willen steunen, maar dat vraagt nu heel veel bureaucratie. Dat wordt als vereniging makkelijker.”

Op 25 maart, ’s nachts om 0.03 uur, mailt Schönemann dat ze nog veel meer data van het Amerikaanse ministerie van Onderwijs hebben weten te downloaden. „Net op tijd.” Het gaat om de grootste collectie tot nog toe, schrijft hij. „Meerdere terabytes.”


‘We moeten luisteren naar de aarde, een dialoog aangaan met de stenen’

Abiotisch. Levenloos. Non-living. Wie probeert een berg, steen of rivier te omschrijven in termen van natuur komt algauw uit op wat het allemaal niet is. Natuur zónder hartslag, zónder fotosynthese, zónder stofwisseling. Géén organisme.

Al op de scala naturae, de door Aristoteles bedachte ‘ladder van de natuur’ stonden aarde, water en gesteente helemaal onderaan. Daarboven kwamen de planten, daarboven de dieren, daarboven de mensen en dáár weer boven de goden. Nu, bijna 2.500 jaar later, lijkt die underdogpositie van de geologie nog altijd stevig verankerd in de westerse maatschappij. De aarde is een decor vol delfstoffen, één grote hulpbron voor de mens. Zeldzame metalen, fossiele brandstoffen, drinkwater: als we er maar baat bij hebben. Of als het anders op z’n minst maar móói is, om doorheen te wandelen.

Toch klinkt, steeds sterker, ook een tegengeluid. Bergen, rivieren, zeeën krijgen rechten toebedeeld; het gezaghebbende IPBES-rapport van de Verenigde Naties benadrukt dat de mens niet uitsluitend van de natuur moet leven maar ook met de natuur, in de natuur en zelfs als de natuur. In andere woorden: het wordt tijd dat we onze relatie met de aarde gelijkwaardig maken.

In de wetenschappelijke wereld is een van de grootste doodzonden het animisme – het beschrijven van inerte entiteiten als gletsjers en bergen alsof het levende wezens zijn. En toch viel het op Spitsbergen niet te ontkennen dat dit grimmige landschap leefde – dat gesteenten en water, ijs en lucht voortdurend met elkaar in gesprek waren.

Uit: Het verborgen leven van stenen van Marcia Bjornerud.

Uitzicht van de Lenana Peak van Mount Kenya, de op een na hoogste berg van Afrika.
Foto Luis Tato/AFP

Een van de voorvechters van die omwenteling is de Amerikaanse hoogleraar en schrijfster Marcia Bjornerud. Als structureel geoloog onderzoekt ze aardbevingen en het ontstaan van bergen; ze deed veldwerk in onder meer Canada, Nieuw-Zeeland en Noorwegen. Haar vakgebied staat bekend als keiharde bèta-wetenschap. Natuurkundige formules, strike-slip faults, de schaal van Richter – dát is volgens structureel geologen de taal van de stenen.

Zo niet in de ogen van Bjornerud. In haar boeken met titels als Timefulness, Geopedia en Turning to stone (recent vertaald als Het verborgen leven van stenen) staat één boodschap centraal: we moeten luisteren naar de aarde, een dialoog aangaan met de stenen om ons heen.

Rock is, in mijn ogen, geen zelfstandig naamwoord maar een werkwoord”, zegt ze in een videogesprek vanuit haar werkkamer aan de Lawrence University in Wisconsin. „Gesteenten zijn voortdurend in beweging. Ze kunnen verweren, plooien, verschuiven… Bergen groeien en eroderen. Soms gaat het zo traag dat wij het niet merken, maar het landschap beweegt. En in die zin is het levend. Om die reden houd ik ook niet van verzamelen. Het haalt stenen uit hun context, het maakt ze star, bewegingsloos. Terwijl stenen juist allesbehalve inert zijn.”

In tegenstelling tot flamingo’s of mangrovebossen hebben de meeste stenen een levensverwachting van tientallen tot honderden miljoenen jaren, waarbij ze zich in wisselende contexten bevinden. In tegenstelling tot hun reputatie zijn ze niet ongevoelig en onbewogen, maar afgestemd op hun omgeving en veranderen ze hun uiterlijk dienovereenkomstig.

Uit: Het verborgen leven van stenen van Marcia Bjornerud.

Zelfs van de streek waar ze zijn opgegroeid weten de meeste mensen vrijwel niets

In haar boeken pleit Bjornerud voor timefulness: bewustwording van de grotere geologische tijdschaal. „Tegenwoordig is alles gericht op mindfulness, op in het nu leven. Maar juist ook het besef dat je bent ingebed in de geologische tijd kan een gevoel van verbondenheid geven: je bent deel van een groter geheel, van een planeet die constant aan verandering onderhevig is, en draagt daar ook verantwoording voor. Voor de gezondheid van het individu is mindfulness wellicht gezond, maar voor de gezondheid van de planeet is juist timefulness onontbeerlijk.”

In haar nieuwste boek vervlecht Bjornerud kennis over verschillende gesteentesoorten met verhalen over veldwerk en haar persoonlijke leven. „Op die manier wilde ik het dichter bij de lezer brengen. Geologie wordt nog te vaak gezien als een abstract, afstandelijk vakgebied – op school wordt er nauwelijks aandacht aan besteed, er heerst een enorme geo-ongeletterdheid. We leren de taal van het landschap niet lezen, we kennen de geschiedenis van de stenen niet, we lopen op aarde rond als een stel slechte toeristen.

De Colorado stroomt door de Grand Canyon in Arizona.
Foto Brandon Bell/Getty Images/AFP

„Zelfs van de streek waar ze zijn opgegroeid weten de meeste mensen vrijwel niets. Terwijl de bodem zó bepalend kan zijn voor je persoonlijke geschiedenis. In Wisconsin bijvoorbeeld, waar ik ook ben opgegroeid, was de zandgrond en de daaraan gekoppelde houtindustrie bijvoorbeeld enorm bepalend voor de verschillen tussen arm en rijk. In die zin kun je geologie en sociologie niet los van elkaar zien.”

Terwijl ik me de schoolbus voorstel die de heuvels op en af tuft, besef ik hoe wij allemaal – onze families, de boerderijen en ons stadje – net als het land, volledig door het zand zijn gevormd. Het definieerde de topografie, bepaalde de samenstelling van de bossen, dicteerde waar huizen konden worden gebouwd en waar waterputten konden worden geslagen, welke gewassen er konden worden verbouwd, wie rijk werd en wie in de schulden terechtkwam.

Uit: Het verborgen leven van stenen van Marcia Bjornerud.

Marcia Bjornerud in de Cactus Rock State Natural Area in de staat Wisconsin (VS).
Foto Danny Damiani

De aanname dat de aarde inert is zorgt voor reële problemen, benadrukt Bjornerud. „Denk aan de gasbevingen bij jullie in Groningen. Je kunt zeggen: de aarde vóélt wat er gedaan wordt, reageert daarop. De bodem praat terug. Te lang hebben we geprobeerd het gedrag van de aarde te controleren – nu wordt het tijd dat we ons zélf gaan aanpassen. Maar in plaats daarvan hebben we onze zinnen gezet op Mars. Het getuigt van de menselijke hoogmoed dat we spreken van terraforming, het ‘maken’ van aarde. Daarmee gaan we volledig voorbij aan het dynamische systeem van zo’n planeet. Laten we alsjeblieft eerst onze eigen thuisbasis eens beter leren kennen – en behandelen – voordat we ons op ándere hemellichamen gaan focussen.”

Denken als een berg

In haar boek verwijst Bjornerud naar James Lovelock, de Britse ingenieur die in 2022 op 103-jarige leeftijd overleed en die in de jaren zeventig beroemd werd met zijn Gaia-hypothese: het idee dat de aarde fungeert als één groot superorganisme. Volgens Lovelock zorgen levende wezens er in interactie met abiotische factoren zoals de lucht, de gesteenten en de oceaan voor dat de aarde leefbaar blijft – niet te warm, niet te koud, niet te zuurstofarm. Bjornerud: „Aanvankelijk was daar veel weerstand tegen, maar tegenwoordig zie je zijn ideeën terug in vakgebieden als biochemie en geochemie.”

Het uitgangspunt van Lovelocks ooit controversiële idee is nu mainstream: er is geen heldere grens tussen de levende en niet-levende componenten van het aardsysteem. Overal op aarde, op elke ruimtelijke en temporele schaal, staan gesteenten, water, lucht en leven nauw met elkaar in verbinding.

Uit: Het verborgen leven van stenen van Marcia Bjornerud.

Vroeger werden er te pas en te onpas splinters steen van miljoenen jaren oude rotsen afgehamerd

Een andere wetenschapper met wie ze zich verbonden voelt is de Amerikaanse ecoloog Aldo Leopold (1887-1948) die net als zij woonde en werkte in Wisconsin. „In 1949 bracht hij zijn beroemde Sand county almanac [recent vertaald als Het jaar rond op de zandgronden] uit, waarin hij benadrukt dat we moeten leren denken als een berg. Op de dag dat we de aarde zien als een gemeenschap waartoe we behoren, zegt hij, zullen we misschien met liefde en respect met haar omgaan. Dat kan ik alleen maar onderschrijven.”

Leopold leeft zich zelfs in in de atomen die uit een rotsblok vrijkomen en poneert ook zijn ‘Eerste Wet van Intelligent Knutselen’. Die houdt in dat élk onderdeel van een landschap of ecosysteem belangrijk kan zijn, net als bij een horloge, zelfs als we het nut ervan niet direct inzien.

Het idee van een levende aarde is dus zeker niet nieuw, benadrukt Bjornerud. „En gelukkig begint het besef dat we er zuinig op moeten zijn eindelijk beetje bij beetje in te dalen, ook bij geologen. Vroeger werden er bijvoorbeeld te pas en te onpas splinters steen van miljoenen jaren oude rotsen afgehamerd. Tegenwoordig zijn geologen respectvoller.”

Toch slaat ze zelf, heel af en toe, nog wel een stukje van een rots af. „Maar alleen als ik het gesteentemonster écht nodig heb. En ach, je moet maar denken: rotsen veranderen sowieso voortdurend van uiterlijk door erosie en verwering.”


Grote universiteit zwicht voor Trump: Gaza-protest zal harder worden aangepakt

De eerste en misschien wel grootste dominosteen in Donald Trumps strijd tegen de Amerikaanse top-universiteiten is gevallen. De prestigieuze Columbia University in New York zwicht voor de eisen van de president om demonstraties tegen de Gaza-oorlog op de campus harder aan te pakken en het onderwijs over het Midden-Oosten onder toezicht te plaatsen.

Met de knieval hoopt de universiteit verzekerd te blijven van federale subsidie. Trump dreigde deze maand 400 miljoen dollar overheidssteun in te trekken als Columbia geen maatregelen zou nemen tegen het antisemitisme dat volgens hem en andere Republikeinen hand over hand is toegenomen aan universiteiten.

Progressieve academici en organisaties voor burgerrechten zijn geschokt dat de New-Yorkse universiteit zich zo snel gewonnen geeft en de sancties niet bij de rechter heeft aangevochten. Sommige spreken van afpersing en de grofste inbreuk op de academische vrijheid sinds de communistenjacht van senator Joseph McCarthy in de jaren vijftig.

Lees ook

Universiteiten zijn in de VS al jaren een mikpunt van rechts, maar dit is een revolutie

Studenten in 1967, in de staat Wisconsin, protesteren  tegen de oorlog in Vietnam.

Het bestuur van de universiteit maakte vrijdag bekend een reeks maatregelen te nemen om Trump tegemoet te komen. Gezichtsbedekking wordt op de campus beperkt, behalve om religieuze of medische redenen. Iedereen dient zich te kunnen identificeren als daarom wordt gevraagd. Een nieuw gevormd team van 36 handhavers kan demonstranten arresteren en verwijderen. Regels voor sancties tegen studenten en actiegroepen worden aangescherpt.

‘Evenwichtigheid’

Columbia gaat ook het curriculum en personeelsbeleid onder de loep nemen. Een nieuwe, nog aan te stellen topfunctionaris zal als eerste de afdeling Midden-Oosten Studies doorlichten op „evenwichtigheid’’. Ook moet de „intellectuele diversiteit’’ van de staf worden vergroot. De universiteit omarmt een nieuwe definitie van antisemitisme die ook „uitsluiting op basis van echte of vermeende banden met Israël” en „bepaalde dubbele standaarden tegenover Israël” omvat als mogelijke manifestaties van antisemitisme. Naar buiten toe zal de universiteit in politieke controverses „institutionele neutraliteit” handhaven.

De stappen van Columbia hebben grote beroering gewekt in de academische wereld, die op de grondvesten trilt door Trumps aanvallen op genderstudies en andere ‘woke’ disciplines, diversiteitsbeleid en pro-Palestijnse demonstraties. De Democratische politiek commentator en oud-minister Robert Reich spreekt van „afpersing” en noemt de concessies van Columbia een „schande” die „de weg opent naar tirannie”.

Ter rechterzijde is de nieuwe koers van de universiteit met instemming en zelfs gejuich begroet. „Columbia geeft op”, stelde de door Republikeinen gedomineerde onderwijscommissie van het Huis van Afgevaardigden. De conservatieve activist Christopher Rufo, een gangmaker van het offensief tegen ‘linkse’ universiteiten, noemde dit „pas het begin”.

Een woordvoerder van een pro-zionistische Joodse studentengroep aan Columbia, dat tal van studentengroepen kent, vindt de maatregelen, een „overwinning voor de veiligheid van Joodse studenten”.

Columbia, een progressieve instelling met een lange traditie van studentenprotest, is al een tijd doelwit van Trump. Begin maart maakte de taskforce tegen antisemitisme van zijn regering bekend dat miljoenen subsidie zouden worden opgeschort omdat de universiteit te weinig deed om Joodse studenten te beschermen. Dat bedrag bestaat voor meer dan de helft, 250 miljoen dollar, uit onderzoeksgeld van het Amerikaanse nationale gezondheidsinstituut NIH.

Veel Amerikaanse universiteiten, ook particuliere als Columbia, zijn mede afhankelijk van federale donaties en onderzoekscontracten.

Lees ook

Met arrestatie van student-activist Mahmoud Khalil lost Trump zijn dreigement tegen Gaza-betogers in

Mahmoud Khalil tijdens een pro-Palestijnse protestbijeenkomst op Columbia University in New York, juni 2024.

Een dag later volgde de arrestatie – ondanks zijn geldige verblijfsvergunning – van de Palestijnse student Mahmoud Khalil, een kopstuk van de protesten tegen de oorlog in Gaza. Daarna ontving de universiteit Trumps pakket eisen, onder meer een verbod op gezichtsbedekking bij protesten, strenger politie-optreden en herziening van het curriculum.

Politieagenten houden buiten Columbia University de wacht.
Foto Yuki Iwamura/AP

Onroerend goed

Trump heeft nog niet gereageerd op de maatregelen van Columbia en mogelijke hervatting van de federale subsidie. Een vergelijkbaar onderzoek loopt naar tientallen andere universiteiten. De Universiteit van Pennsylvania – waar Trump zelf studeerde – staat een sanctie van 175 miljoen te wachten omdat transvrouw Lia Thomas als student aan Penn mocht meedoen aan de zwemcompetitie voor vrouwen. De bestuursvoorzitter stapte eind 2023 op na een venijnige ondervraging door de onderwijscommissie van het Huis van Afgevaardigden over pro-Palestijnse protesten op de campus.

Het is niet voor het eerst dat de geboren Newyorker Trump botst met Columbia. Tijdens zijn hoogtijdagen als onroerend-goed-magnaat op Manhattan kwam hij rond 2000 in aanvaring met het bestuur over grond die hij de uitbreidende universiteit wilde verkopen. Volgens een reconstructie van The New York Times beende Trump woedend weg uit de besprekingen, omdat de universiteit hem te weinig bood. Later noemde hij de bestuursvoorzitter „waardeloos” en „een domkop”.

Diversiteitsbeleid

De ommezwaai van Columbia is niet het enige recente succes van Trump in zijn offensief tegen ‘woke’ instellingen en bedrijven. Het advocatenkantoor Paul, Weiss, Rifkind, Wharton & Garrison, dat een rol speelde in zaken tegen Trump en de bestormers van het Capitool in 2021, beloofde onder zware druk diversiteitsbeleid af te schaffen en gratis juridisch werk te doen voor het Witte Huis ter waarde van 40 miljoen dollar. Trump had per decreet subsidie aan de firma ingetrokken en toegang voor advocaten ervan beperkt.

Ook nieuwszender ABC schikte met Trump, eind vorig jaar, nadat de president de journalistieke organisatie had gedreigd met een klacht wegens smaad. De zender maakte excuses en doneerde 15 miljoen dollar aan de bouw van de toekomstige presidentiële bibliotheek van Trump.

Lees ook

Amerikaanse media merken al voor zijn aantreden hoe Trump hen wil gaan aanpakken

Aankomend president Donald Trump geeft tot zijn aantreden, op 20 januari, persconferenties op zijn landgoed Mar-a-Lago, in zuid-Florida.


Geen dank voor de mensen die Rachel Los lieten voelen ‘dat ik niet in de wetenschap thuishoor’

Vrijwel elk proefschrift eindigt met een dankwoord: een hoofdstuk waarin vrienden, familie en collega’s worden bedankt voor hun steun. Maar het proefschrift waarop nanobioloog Rachel Los (29) eerder dit jaar aan de TU Delft promoveerde, over het samenwerken van micro-organismen in biofilms, bevat naast die acknowledgements ook een hoofdstuk getiteld Anti-acknowledgements, waarin ze nadrukkelijk de aandacht vestigt op mensen die niet behulpzaam zijn geweest.

Dat zijn onder meer: de studievereniging van natuurkunde, waar ze op haar eerste studiedag moest zingen dat vrouwen geen natuurkunde kunnen studeren zonder seks met de professor. De vijfdejaars natuurkundestudent die haar (eerstejaars) meteen een ‘strippernaam’ gaf. De oudere onderzoeker die haar na een congres ongepaste berichtjes stuurde. Iedereen die het „verrassend” zei te vinden dat ze als meisje ging promoveren.

En ook: de onderzoeker die haar op een congres vroeg wat ze onder haar kleren aanhad. De man die haar voor een koffiedame aanzag en toen ze hem corrigeerde zei dat ze dat beroep toch eens moest overwegen. En het bestuur van de TU Delft dat, toen de onderwijsinspectie vorig jaar concludeerde dat de sociale veiligheid op de universiteit tekort schoot, in eerste instantie vooral de onderzoeksmethode bekritiseerde en aan advocaten vroeg om die te beoordelen – in plaats van naar de geconstateerde problemen te kijken, aldus Los.

„Ik wilde dat ik jullie kon vertellen dat dit me allemaal op de een of andere manier sterker heeft gemaakt”, schrijft Los in haar proefschrift, „maar in werkelijkheid heeft het mijn zelfvertrouwen kapotgemaakt. Jullie hebben me het gevoel gegeven dat ik niet in de wetenschap thuishoor en ik kan jullie dat niet vergeven.”

Rachel Los: „Ik was er gewoon klaar mee om uit te leggen dat ik me niet welkom had gevoeld, en dan terug te krijgen: dat valt toch wel mee, zoveel is er niet aan de hand.”
Foto Robert Ormerod

Toen Los enkele weken geleden haar anti-dankwoord op LinkedIn zette, kreeg ze duizenden likes, honderden reposts, ook op andere sociale media, en honderden reacties. Delta, het universiteitsblad van de TU Delft, vroeg haar om een opiniestuk, dat vorige week is verschenen. Daarin schreef ze dat universiteiten goede wetenschappers verliezen aan een pestcultuur, aan een „constante stroom van ontmoediging, seksistische opmerkingen en ondermijning” – maar dat haar voornamelijk mannelijke collega’s met ongeloof reageerden als ze dat probleem aan de orde stelde.

De reacties op haar LinkedIn-post waren wél overwegend positief, vertelt Los aan de telefoon vanuit Edinburgh, waar ze inmiddels woont. „Ik dacht: ik zal wel een hoop negatieve reacties krijgen, maar dat waren er tot nu toe maar een handvol en die bevestigden precies mijn punt: de meeste waren van mannen die zeiden dat ze me niet geloofden of dat niet alle mannen zo zijn. De mooiste reactie was trouwens van een man die schreef: ‘nu ik dit lees, besef ik dat ik ook niet doorgehad had hoe erg het was als ik ernaast had gestaan’. Dat is wel wat ik hoopte te bereiken.”

Ik denk dat elke vereniging van natuurkundestudenten seksistische liedjes heeft

Rachel Los

Je noemt geen namen in je anti-dankwoord (behalve de TU Delft, maar die kwestie met de onderwijsinspectie was al in de publiciteit gekomen). Zelfs de studievereniging niet. Waarom eigenlijk niet?

„Mijn doel was niet om bepaalde mensen te beschuldigen. Ik was er gewoon klaar mee om uit te leggen dat ik me niet welkom had gevoeld, en dan terug te krijgen: dat valt toch wel mee, zoveel is er niet aan de hand. Het gaat ook niet om specifieke mensen, en ik denk dat elke vereniging van natuurkundestudenten seksistische liedjes heeft. Die hele cultuur is zo. Dat zie je ook aan alle mensen die mijn post delen en zeggen zich erin te herkennen.

„En natuurkunde heeft ook een bepaalde arrogantie die maakte dat ik me er niet thuis voelde. Ik heb nanobiologie gestudeerd, dat zit tussen natuurkunde en biologie in, maar de natuurkunde houdt vol het beste van alle vakgebieden te zijn, het puurste, het moeilijkste. Het vakgebied heeft een ‘beter dan jij’-complex. Ik voelde me er een vreemde eend in de bijt. De man-vrouw-verhouding hielp wat dat betreft niet mee: theoretische natuurkunde, waar ik zat, is een dramatisch homogene bende van witte mannen.”

Wetenschappelijk succes wordt sterk beïnvloed door sociale dynamiek, schrijf je. Wat zou er moeten veranderen?

„Ten eerste zou geaccepteerd moeten worden dat wetenschap sociaal is en over mensen gaat. Zodat niet ieder gesprek daarover gepareerd wordt met: als je goed bent, maakt het niet uit wie je bent. De wetenschap is heel hiërarchisch en competitief, er is een grote publicatiedruk en een enorme pestcultuur. Als dat niet zo was, zouden er wel meer vrouwen en mensen van kleur rondlopen. Je kunt het niet over oplossingen hebben zolang je dat niet beseft. Maar het gaat in tegen de identiteit die de wetenschap wil hebben.”

Heb jij nu de wetenschap verlaten?

„Daar ben ik nog niet uit. Ik ben in december naar Schotland verhuisd – dat wilde ik gewoon heel graag, ik vind het hier heel mooi en ik had geen goede reden om in Nederland te blijven. Ik ben op zoek naar een baan en ik zoek best breed. Ik praat ook met mensen op de universiteit. Maar ik heb wel besloten dat ik niet meer op een natuurkunde-afdeling wil werken.”