Een varken is een varkentje, leert dit mooie taalboek

Wat moet het heerlijk zijn om Protogermaans te horen spreken, of het zelf te spreken. Prachtige welluidende woorden in de mond te nemen als gasaljo (huisgenoot), frijondz (vriend) en andawurdijanan (antwoorden). Maar helaas, het Protogermaans is geen echte taal, het is een wetenschappelijke reconstructie van hoe het Oergermaans, de moedertaal van alle Germaanse talen, geklonken moet hebben toen het, meer dan tweeduizend jaar geleden, in het zuiden van Scandinavië werd gesproken.

Door verwante woorden uit de verschillende Germaanse talen en dialecten met elkaar te vergelijken kun je als het ware terugrekenen naar de oorspronkelijke Protogermaanse vorm. Die methode werd ooit, rond 1820, door Jacob Grimm ontdekt, en sindsdien is er door een legertje taalkundigen enthousiast aan gewerkt.

De goeie ouwe taal van taalkundige Yoïn van Spijk gaat over de etymologie van allerlei Nederlandse woorden, en daarbij speelt het Protogermaans een sleutelrol. Het boek is in hapklare brokken geschreven, elk hoofdstukje heeft de lengte van een column. Ook de stijl is die van columns: slim en grappig.

Van Spijk begint ieder hoofdstukje met een vraag of mededeling die de lezer nieuwsgierig maakt. Wist u dat het Nederlandse fraai, het Franse vrais (waar) en het Engelse very (heel) van hetzelfde woord afstammen? Wist u dat in tenen en schoenen twee keer de meervoudsuitgang -en zit? In gegeten zit twee keer het voorvoegsel ge-. En, nu we toch bezig zijn: in varkentje zit twee keer een verkleinende uitgang. Ooit heette het dier een var. Varken betekende varkentje.

Al die hoofdstukjes samen geven een mooi beeld van de dynamiek van taal: zowel de vorm van de woorden als de betekenis ervan is veranderlijk. De vormveranderingen laten zich nog het makkelijkst beschrijven. Daar zijn grote patronen in te ontwaren. Toen holt hout werd, werd golt ook goud, en wolt woud. Als thingan via thinc en dinc in ding is veranderd, dan geldt in de hele taal dat de th’s voortaan worden uitgesproken als d’s, en de nk’s als ng’s.

Ook hebben woorden in de loop der eeuwen vaak de neiging om korter te worden. Matisahsan werd mes, aiwohaftaz werd echt. Niks bijzonders, dat gebeurt nog steeds. Mensen denken dat ze eigenlijk zeggen en natuurlijk, maar als je goed luistert is het vaak eik en tuuk.

De manier waarop de betekenissen van woorden veranderen, is waarschijnlijk ook terug te voeren op algemene wetmatigheden en patronen. Maar die worden in boeken over etymologie – en Die goeie ouwe taal is geen uitzondering – meestal niet heel duidelijk beschreven. Je vraagt je af: wat kan er wel en wat kan er niet op dat gebied?

Sowieso vinden taalkundigen het gemakkelijker om de vorm te beschrijven. Dat met die vorm soms ook de betekenis van woorden verandert, wordt voor lief genomen, maar heeft tot nu toe nog geen duidelijke theorie over betekenisverandering opgeleverd. Daar is nog werk aan de winkel.


Gevluchte Oekraïense wetenschappers over de toekomst van hun land: ‘Waarden tellen ineens niet meer’

Yuliia Kurnyshova vluchtte met haar zoon op de eerste dag van de Russische invasie, in februari 2022. Ze stak de grens naar Polen over en is niet meer terug geweest. „Het bombarderen was begonnen, het was puur overleven.” Ze wil terug zodra het kan. „Mijn toekomst is daar, in Oekraïne.” Collega Oleksandra (‘Sasha’) Moskalenko vertrok al kort voor de oorlog samen met haar dochter, na beraad met de familie. Haar man bleef achter.

Beide wetenschappers verblijven nu tijdelijk als fellow aan het Netherlands Institute for Advanced Studies in Amsterdam (NIAS). Politicoloog Kurnyshova (1980) in het Safe Haven Programma voor onderzoekers uit conflict- en oorlogsgebieden, mede betaald door de Universiteit van Amsterdam en Maastricht University. Zij bestudeert moreel-juridische aspecten van de oorlog en vredesprocessen. Politiek econoom Moskalenko (1983) onderzoekt als Duisenberg Fellow de financiële reacties van de EU en de effecten ervan op de Oekraïense economie.

De ontwikkelingen rond Oekraïne zijn turbulent. Hoe gaat het met u?

Kurnyshova, stellig: „Die turbulentie is voor ons niet van de afgelopen dagen of weken. We zitten er al meer dan tien jaar in, persoonlijk en professioneel. Sasha en ik hebben dan nog het voordeel, in zekere zin, dat we behalve Oekraïense burgers academici zijn die de zaken beroepsmatig kunnen analyseren.”

Hoe kijkt u als politicoloog en econoom aan tegen de mineralendeal?

Moskalenko heeft een print van de concept-tekst van de overeenkomst voor zich op tafel. „Het is een intentieverklaring om een fonds te creëren voor de wederopbouw van Oekraïne, zonder veiligheidsgaranties. Dat is strijdig met de Boedapest-verklaring van 1994 waarin Oekraïne afstand deed van zijn kernwapens in ruil voor erkenning van zijn soevereiniteit en garanties door de VS, Rusland, China, Engeland en Frankrijk.”

Moskou wil een alomvattende regeling die een terugkeer is naar de Jalta-conferentie van 1944

Yuliia Kurnyshova
politicoloog

Wat heeft Trump eraan?

Moskalenko: „Dat hij het Amerikaanse publiek kan laten zien dat hij iets van Oekraïne heeft losgekregen. Hoeveel dat waard is, weten we niet. We hebben geen goed idee van de delfstoffen in de Oekraïense bodem. Sommige delfstoffen zijn ook heel moeilijk uit de bodem te krijgen, er kunnen jaren overheen gaan voordat het iets oplevert. Dus het is nu vooral een plan voor de bühne.”

Kurnyshova: „Zowel Trump als zijn vicepresident Vance presenteert de deal als een soort afschrikking. Als er maar Amerikaanse bedrijven actief zijn zouden de Russen op een of andere manier bang worden en niet meer durven aanvallen. Dat is een illusie. Het is precies andersom: die bedrijven zullen pas zaken komen doen als het vrede is. Deze hele manier van denken klopt niet.”

Waarom is Zelensky er dan mee gekomen?

Kuryshova: „Als onderdeel van een veel breder vredesplan, een eerste stap. Trump heeft er alleen dit uit gepakt omdat het hem uitkwam.”

Moskalenko: „Het is ook belangrijk dat een land in oorlogstijd economisch aantrekkelijk blijkt voor investeerders. Ook dat is ook een taak voor een overheid in oorlog.”

Zit Washington volgens u nu helemaal op de lijn die Moskou graag wil?

Kurnyshova: „Het belangrijkste verschil met Moskou is dat Trump een snelle oplossing wil, een staakt-het-vuren tegen elke prijs – ten koste van Oekraïne. Rusland heeft geen belang bij snelle oplossingen. Het gaat niet stoppen met vechten, met geweld. Wat Poetin wil is Trump bondgenoot maken van een bloedige appeasement. Moskou wil een alomvattende regeling die een terugkeer is naar de Jalta-conferentie van 1944 toen de geallieerden Europa verdeelden in invloedssferen.”

U bestudeert juridisch-morele arrangementen voor vrede. De huidige trend lijkt me duidelijk: might makes right, macht boven recht.

Kurnyushova: „Absoluut. Dat is absoluut waar, helaas. Na de Tweede Wereldoorlog is Europa herschapen op normatieve basis, om herhaling te voorkomen. De machtigste landen ter wereld maken nu duidelijk dat die normatieve grondslag er niet meer toe doet, dat waarden niet meer tellen. Het is nu transactioneel handelen, pragmatisme en machtsdenken. Dat tast alles aan. Je ziet nu al een erosie van internationale instituten zoals de NAVO die op die normatieve grondslag zijn gebouwd.”

En economisch; geld is macht.

Moskalenko: „Mag ik wat data geven over de economische toestand van Oekraïne? Natuurlijk is de economie er slecht aan toe, maar het land is heus niet kapot. We hebben een grote klap gehad na het begin van de full scale invasion – tot 45 procent van het bbp – maar met internationale militaire en financiële steun is er nu weer economische groei, zij het onder het niveau van voor de oorlog. Dat toont de veerkracht van de Oekraïense bevolking en economie.”

Yuliia Kurnyshova.
Foto Roger Cremers

Waar haalt Trump zijn wilde cijfers over Amerikaanse steun vandaan, tot 350 miljard dollar?

Moskalenko zucht. „Het is niet waar. Als je alles op een rij zet, kom je eind februari volgens het Duitse Kiel instituut uit op 267 miljard euro steun, het merendeel afkomstig van de EU, niet van de VS. Dat bedrag lijkt enorm maar als deel van het Amerikaanse of Duitse bbp is het minder dan 0,2 procent. Het is echt geen reusachtige last, het lijkt soms meer op een politiek pet project dan op een grootscheepse investering in Europese veiligheid.”

Wat zijn de belangrijkste veranderingen geweest voor Oekraïne? Een land dat niet bestaat, vindt Poetin.

Kurnyshova, verontwaardigd: „Waarom is hij er dan zo door geobsedeerd, al jaren? Poetin roept allerlei tegenstrijdige dingen over Oekraïne. Het belangrijkste is dat Oekraïne na drie jaar oorlog nog steeds een grote interne cohesie en nationale loyaliteit kent. De steun voor Zelensky is groot, iedereen ziet hoe onrechtvaardig hij wordt behandeld. Niet alleen moet hij ervoor betalen dat hij heel Europa beschermt tegen deze agressor, hij krijgt er ook nog eens de schuld van dat hij op een of andere manier is begonnen. Wij zijn aangevallen door een kernmacht! Dan militaire hulp stopzetten is een dramatische vorm van verraad. Maar het verenigt Oekraïne. We hebben geen keus. Wij weten dat als we ons verzet opgeven, we bezet worden en dat als we bezet worden er herhalingen komen van Boetsja.”

Oleksandra Moskalenko.
Foto Roger Cremers

Is verzoening met Rusland mogelijk?

Kurnyshova: „Niet in de afzienbare toekomst, daarvoor is er te veel gebeurd. Het geweld, de oorlogsmisdaden, gruwelen die je niet voor mogelijk had gehouden in de 21ste eeuw.”

Moskalenko: „Dit is een existentiële oorlog. Rusland probeert onze geschiedenis te stelen, wij zijn die nu opnieuw aan het doordenken. Kiev is ouder dan Moskou, niet andersom.”

Kurnyshova: „Ons nationalisme – en dat bedoel ik in de goede zin van het woord – is vergelijkbaar met dat van de Baltische staten na de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Onze toekomst ligt binnen Europa, luid en duidelijk. We hebben ook geen andere optie, onze buurman zal niet plotseling verdwijnen.”

Ook in Nederland schilderen sommige politici en intellectuelen Oekraïne nog steeds af als een intern hopeloos verdeeld, corrupt land.

Kurnyshova: „Dat is het Russische narratief. Ze verspreiden het al jaren. Maar als we zo verdeeld en corrupt zijn, hoe hebben we ons dan drie jaar lang kunnen verweren tegen hun machtige leger? Het bankwezen in Oekraïne functioneert, de gezondheidszorg, het sociale stelsel. Ja, er zijn gevallen van corruptie, maar stel ons niet voor als de belichaming van Europese corruptie.”

Je hoort ook nog steeds: het is allemaal begonnen als een burgeroorlog.

Kurnyshova trekt een grimas. „Ja, afschuwelijk. Het is geen ‘conflict’, het is geen ‘burgeroorlog’, het gaat niet om ‘de bescherming van Russisch sprekende bevolkingen’. Allemaal Russische propaganda. Helaas zie je dat het werkt bij Trump. Hij praat het lachwekkende verhaal na dat Oekraïne is begonnen, hij wil het ‘zinloze bloedvergieten’ stoppen. Oh mijn God, zinloos? Hij devalueert alle verliezen die Oekraïne heeft geleden om onafhankelijk te blijven.”

Toen ik als kind opgroeide in het oosten, schaamde ik me om Oekraïens te spreken

Oleksandra Moskalenko
politiek econoom

Wat is nog de rol van de oligarchen?

Beiden barsten in lachen uit. Kurnyshova: „Waar zijn ze gebleven? Ze zijn verdwenen!” Moskalenko: „Voor de oorlog is er een anti-oligarchenwet door het parlement aangenomen. Er lopen nu een paar zaken. Ieder land dat zich ontwikkelt heeft in het begin een periode van ongeregelde kapitaal-accumulatie, dat was ook in de Verenigde Staten zo. In Oekraïne gebeurde dat in de jaren negentig. Voor de oorlog is begonnen met regulering, om van de oligarchen meer ‘gewone’ zakenmensen te maken.”

Kunyshova: „Oligarchen hadden belangen in de bezette gebieden in het oosten. Ook zij hebben baat bij een soevereine staat, anders verdelen de Russen alles daar onder hun eigen oligarchen.”

Is het blikveld van Oekraïne volgens u definitief gekanteld naar het Westen?

Kurnyshova: „Oekraïne en Rusland bewegen zich in een precies tegenovergestelde richting. In het Rusland van Poetin wordt de nationale gemeenschap etnisch en cultureel gedefinieerd. Alleen Russen zijn ‘echte’ Russische burgers, al bestaat het land uit allerlei volken. In Oekraïne is dat nooit zo geweest. Wij geven ons land nu vorm als een politieke natie, voor burgerschap is alleen vereist dat je Oekraïne erkent als een onafhankelijke, soevereine staat.”

„Terwijl Rusland de andere kant opgaat, de samenleving is er in hoge mate gedepolitiseerd. Het is niet veilig een afwijkende mening te uiten. In Oekraïne kun je ondanks de staat van beleg en beperkingen op de media vrijuit spreken, voor of tegen Zelensky.”

Moskalenko: „Dat je etnische afkomst belangrijk is, is ons opgelegd door de Russen tijdens de Sovjet-Unie. Toen ik als kind opgroeide in het oosten, schaamde ik me om Oekraïens te spreken. Zelfs na de onafhankelijkheid was er die druk. Het is een restant van het Russische imperialisme. Terwijl Oekraïens een veel rijkere taal is dan Russisch.”

Kurnyshova lacht: „Dat laatste valt buiten onze expertise.”

Moskalenko, onverstoorbaar: „Nee, nee, het hoort erbij. Taal is cruciaal, het is een politieke kwestie. Daarom spreken we nu allemaal Oekraïens. En echt, het is een heel mooie taal.”


Hoe Amalia en andere vrouwen in de Gouden Eeuw aan de touwtjes trokken

Hun namen: Sophia, Amalia, Maria en Albertine. Hun banen: gemalin van de Nassau-stadhouders die Nederland in de Gouden Eeuw door woelige wateren moesten loodsen. Hun levens: niet altijd even makkelijk. Hun invloed op de vaderlandse geschiedenis: aanzienlijk.

De Republiek der Verenigde Nederlanden claimde tijdens de zeventiende eeuw een plekje op het wereldtoneel – en met succes. Een belangrijke rol in deze geschiedenis speelden de mannen uit de familie van Nassau, die als stadhouders de scepter zwaaiden over de provincies van de jonge staat. Hun positie was ongewoon: officieel was hun functie niet erfelijk, maar in de praktijk bleef de betrekking binnen de familie. Ze werden met argusogen in de gaten gehouden door de burger-politici in de statenvergaderingen.

Omdat de Nassau’s een semi-dynastieke positie bekleedden, was de rol van hun echtgenotes belangrijker dan gebruikelijk is in een republiek: zij moesten immers erfopvolgers produceren en hun familiebanden waren nuttig in het internationale diplomatieke verkeer. Lidewij Nissen, docent geschiedenis aan de Radboud Universiteit, promoveert deze dinsdag op het proefschrift Powerful Partners. The Female Consorts of the Nassau Stadtholders in the Seventeenth-Century Dutch Republic, waarin ze het leven van Sophia, Amalia, Maria en Albertine beschrijft.

Portret van Sophia Hedwig, de hertogin van Brunswijk-Wolfenbüttel.
Koninklijke Verzamelingen, Den Haag

Slechts 9 jaar oud

Sophia was 15 jaar oud toen ze in het huwelijk trad met met de 33-jarige Ernst Casimir, de stadhouder van Friesland. „Ze was een stevige tante, qua persoonlijkheid”, zegt Nissen. „Uit haar brieven krijg je het idee dat ze ook grappig was. Van de vier ben ik op haar misschien wel het meest gesteld.”

Amalia, meest invloedrijke vrouw uit Nissens dissertatie, was hofdame van een koningin die uit Duitsland naar Nederland moest vluchten. Daar trouwde ze, min of meer gedwongen door prins Maurits, met diens broer Frederik Hendrik – de man die voor de Republiek de Tachtigjarige Oorlog won. „Het werd al gauw duidelijk dat je niet om haar heen kon als je iets gedaan wilde krijgen in de Republiek. Amalia’s optreden drukte ook een stempel op wat de andere vrouwen – Maria was haar schoondochter, Albertine haar dochter – konden bereiken.”

Maria (Mary) Stuart was slechts 9 jaar oud toen zij het ja-woord gaf aan Amalia’s zoon Willem II (14). Nissen: „Zij was een koningsdochter – en van die status was ze zich zéér bewust. Haar leven verliep bijzonder turbulent: haar vader Karel I werd in 1649 onthoofd en Willem II pleegde in 1650 een mislukte staatsgreep en overleed later dat jaar aan de pokken. Maria’s eerste kind, de latere koning-stadhouder Willem III, werd een week na zijn dood geboren.”

Albertine tenslotte bracht de twee takken van de Nassau’s in de Republiek samen. Nissen: „Ze was een dochter van Amalia en trouwde met de zoon van Sophia. Ook háár man overleed toen hun kinderen nog jong waren, en ze heeft als regentes een belangrijke rol gespeeld tot haar zoon de functie van stadhouder van Friesland op zich kon nemen.”

Buitenlandse hoven

Het verhaal van de Republiek in de zeventiende eeuw zoals we dat kennen, is een verhaal van mannen, zegt Nissen, en een verhaal over regenten die in vergaderkamers bij elkaar komen en daar een burgerlijke politieke cultuur vormden. „Maar als je door de lens van deze vier gemalinnen naar de geschiedenis kijkt, ontdek je dat het niet alleen om mannen draaide én dat niet al het belangrijks in vergaderkamers gebeurde. Het hof rondom de stadhouder speelde ook een belangrijke rol – en binnen dat hof probeerden deze vrouwen hun invloed te laten gelden.”

Historici hebben al langer aandacht voor de rol die koninginnen en maîtresses speelden aan het hof van koningen als Lodewijk XIV, maar omdat het stadhouderschap pas laat in de zeventiende eeuw officieel erfelijk werd, is de Nederlandse geschiedenis minder door deze lens bestudeerd, zegt Nisssen. „En dat terwijl de gemalinnen zich eigenlijk met dezelfde zaken bezighielden als vrouwen aan buitenlandse hoven: ze bekommerden zich om de positie van hun kinderen en trachtten hun invloed in te zetten voor hun families.”

Portret van Albertine Agnes met haar drie kinderen.
Beeld Fries Museum/Heritage Images

De stadhoudersvrouwen moesten zich – net als de Nassau-mannen – wel aanpassen aan de politieke context waarbinnen ze opereerden, zegt Nissen. „Dat zie je goed bij de belangrijkste taak die zo’n gemalin had: het produceren van een opvolger. Dat betekende niet alleen het baren van een mannelijk kind, maar ook het opvoeden ervan. Daarin moest ze zich schikken naar wat de staatsinstellingen wilden met zo’n jongen: wie mocht ’m opvoeden, wat ging hij leren, waar ging hij studeren? Bij het beantwoorden van die vragen hadden de stadhoudersvrouwen minder te zeggen dan een koningin. Er stond voor hen ook meer op het spel als het misging.”

Nieuw leven

De vier vrouwen kregen allen te maken met de dood van hun echtgenoot. Het overlijden van de stadhouder zorgde niet alleen voor een politieke crisis in het leven van de gemalin, ontdekte Nissen. „Het gaf hen ook de kans om hun macht verder uit te breiden. Er begon een nieuw leven toen hun man er niet meer was. Zo machtig als een koningin werden ze nooit – omdat ze met hun lichaam niet de staat belichaamden, zoals dat in een monarchie het geval is.”

Portret van Maria Stuart, de weduwe van stadhouder Willem II.
Beeld Rijksmuseum

De ‘biologische levenscyclus’, zoals Nissen het in haar proefschrift noemt, speelde een belangrijke rol in het leven van Sophia, Amalia, Maria en Albertine. „Als ze in verwachting waren, werd hun bewegingsruimte veel beperkter. Een goed voorbeeld daarvan zie je bij Maria Stuart, die hoogzwanger was toen haar man Willem aan de pokken leed. Zij had geen toegang meer tot hem, maar haar schoonmoeder Amalia nog wel. In een dagboek van een hoveling las ik dat bijna iedereen aan het hof al wist dat Willem dood was, maar dat Maria daarvan nog niet op de hoogte was gesteld. Dat is natuurlijk heel pijnlijk.”

Dit waren de momenten dat Nissen haar vrouwen niet alleen zag als onderzoeksobject, maar ook als mens, zegt ze. „Je bent als historicus al snel geneigd om te denken: hoe gaan ze strategisch om met dat weduweschap, hoe gebruiken ze dat politiek? Neem een brief die Albertine Agnes aan raadpensionaris Johan de Witt schreef na het overlijden van haar echtgenoot Willem Frederik. Daarin heeft ze het over haar ‘overmatig met verdriet overstelpt gemoed’ en haar jonge zoontje. Mijn eerste idee was: ah, ze zet hier een bepaald discours neer. Maar ze was natuurlijk ook gewoon écht verdrietig om haar man en bezorgd om haar kind.”

Echtgenote, dochter, zus, moeder

Al met al moesten de vier stadhoudersgemalinnen een ingewikkelde balanceeract opvoeren, concludeert Nissen. „Ze waren politicus, wánt ze waren lid van een familie. Ze waren echtgenote, dochter, zus, moeder – en al die rollen tegelijk. En in deze rollen hadden ze verschillende politieke belangen. Het vergde veel inzicht om die goed tegen elkaar af te wegen. Dat hadden ze allemaal, de een wat meer dan de ander.”


‘De volle maan kan veranderen in een doffe, donkergrijze plak’

Marc Klein Wolt houdt veel ballen in de lucht – en in de ruimte. Als directeur van het Radboud Radio Lab in Nijmegen en als projectdirecteur van de Africa Millimetre Telescope (AMT) in Namibië speelt hij een sleutelrol in de ontwikkeling van telescopen op aarde en daarbuiten. Hij is voortrekker van een netwerk van wetenschappers dat voor ESA een radiotelescoop op de achterkant van de maan wil realiseren. Ook is hij mededirecteur van het Virtual Center for Astronomical Instrumentation – een samenwerking met de TU Eindhoven. Als bestuurslid van laboratoria CometLab en Avatar stimuleert hij nieuwe technologische initiatieven. Zijn werk reikt verder dan technologie: hij wil lokale gemeenschappen betrekken en inspireren. Dat doet hij ook dicht bij huis: hij komt net uit een overleg met Hubert Bruls, burgemeester van Nijmegen, met wie hij als ambassadeur van Nijmegen Science Campus meer bedrijvigheid wil aantrekken.

Bent u goed in multitasken?

„Ja. Ik heb het ook nodig. Als ik één ding moet doen de hele tijd, dan gaat dat niet goed. Ik vind het leuk om meerdere dingen naast elkaar te doen. Bij mij is 1 en 1 altijd 3 of 4. Ik zie overal de vermenigvuldiging. Dat geeft mij zoveel energie dat ik al die dingen naast elkaar kan blijven doen.”

Hoe bent u als manager?

„Ik heb een hekel aan het woord manager. Ik zet dingen in gang, de uitwerking laat ik graag aan anderen over. Ik geloof niet in dwingend leiderschap; intrinsieke motivatie werkt beter. Dan gaat het vanzelf en hoef je alleen een beetje bij te sturen of af te remmen. Als ik hier ben, investeer ik liever tijd in gesprekken dan in e-mails – mijn inbox krijg ik toch nooit leeg.”

Klein Wiolt is ook projectdirecteur van de Africa Millimetre Telescope, die een essentieel onderdeel wordt van de Event Horizon Telescope, gespecialiseerd in het waarnemen van superzware zwarte gaten. „We willen meer bereiken dan alleen het neerzetten van de telescoop. In het verleden zijn observatoria soms gebouwd zonder rekening te houden met de lokale bevolking. AMT is een telescoop ín Namibië en vóór Namibië, de bedoeling is dat hij op termijn volledig lokaal wordt gemanaged en ook een plaats in de gemeenschap heeft. Vanaf het begin betrekken we de Namibiërs erbij.”

U leidt het project op afstand, de telescoop is nog niet gebouwd. Kan dat tot teleurstelling leiden?

„Uiteindelijk is het aan de lokale organisatie om het over te nemen, maar ik heb goede hoop, ze leveren uitstekend werk. De meesten van de oorspronkelijke groep studenten zijn nog steeds betrokken, sommige als promovendi. Ook brachten we het Mobiel Planetarium naar Namibië, een opblaasbare ruimtebioscoop die langs dorpen gaat om kinderen een ervaring te geven van het heelal. Dat project staat daar nu op eigen benen, al meer dan 20.000 kinderen zijn bereikt. Het planetarium geeft het AMT-project inbedding in de maatschappij, het is bijzonder en waardevol om dit te mogen doen.”

De beroemde foto van een zwart gat uit 2019 met handtekeningen van betrokkenen uit Nijmegen.
Foto Jagoda Lasota

Lees ook

‘Tal van telescopen staan op inheems territorium, met een arme bevolking. Daar moeten we oog voor hebben’

Jessica Dempsey voor de Dwingeloo Radiotelescoop in Drenthe, gebouwd in de jaren 50.

Eerder vervulde Klein Wolt een andere droom: een missie naar de radiostille achterkant van de maan, een ideale plek om straling uit het jonge heelal op te vangen. Een radiotelescoop liftte in 2018 mee met een Chinese missie. De podcast De man en de maan van journalist Saar Slegers volgt Klein Wolt jarenlang bij zijn project.

In de podcast zei u: we krijgen een buitenkans om mee te liften naar de maan. Maar China kreeg zo westerse technologie in huis.

„Ze hebben het nooit in huis gehad. Ik wist goed hoe belangrijk wederkerigheid en respect zijn om iets op te bouwen, zeker in de Chinese cultuur. En hoe je dat respect soms moet afdwingen. Toen de Chinezen onze software en elektronica wilden hebben, vroeg ik om de satellietblauwdrukken – die we nodig hadden om interferentie te voorkomen. Ze weigerden, dus hield ik voet bij stuk: geen deal. Ze probeerden ons later te slim af te zijn door ons weg te sturen van het project met achterlating van de spullen in ons lab. Maar we haalden alles tijdig weg, tot hun verrassing. Ik kan misschien naïef overkomen, maar ik ben niet achterlijk.”

Veel mensen waren al vroegtijdig gestopt met dit project, denk ik.

„Dat werd mij ook continu gezegd. Maar je moet niet tegen mij zeggen: dat gaat niet werken – dan ga ik je laten zien hoe het wel kan, haha.”

Detail van een telescoop.
Foto Jagoda Lasota

Wat heeft de tijd in China opgeleverd?

„Ik heb een diep respect gekregen voor de Chinese werkcultuur. In China is het belangrijk om gezichtsverlies te vermijden, zowel persoonlijk als voor je baas. Daarom bouwen Chinezen altijd flexibiliteit in projecten: gaat iets mis, dan is er direct een alternatief.

„Er zijn meerdere wegen die naar de maan leiden. Radiosterrenkunde op de achterkant van de maan is een prioriteit van de [Amerikaanse] NASA. De [Europese] ESA wil hierop inspelen en vroeg mij een team bijeen te brengen om een radiotelescoop te ontwerpen. De informele opdracht is om een diplomatieke brug te slaan tussen Europa, de VS en China. Want hoewel de VS geen technologie delen met China, bestaat er academische vrijheid voor samenwerking. Dat is gelukt, er zitten Amerikaanse maar ook enkele Chinese wetenschappers in het team.

„Eerst ontwerpen we een prototype – snel resultaat is belangrijk voor zichtbaarheid en om de apparatuur te testen. Het ontwerp is hetzelfde als de uiteindelijke grote telescoop: een lichtgewicht ‘luchtbed’ van radioantennes, dat wordt uitgerold op de achterkant van de maan.”

Hoe ziet de maan er over 20 jaar uit en wat voor rol wilt u daarin spelen?

„Er zullen veel activiteiten zijn: wetenschap, maar mogelijk ook toerisme en wellicht zelfs mijnbouw. Dat heeft grote gevolgen voor de maan en hoe we haar zien. Na een theatervoorstelling van Marjolijn van Heemstra, die zich hierom bekommert, bespraken we dat de maan vertegenwoordiging op aarde nodig heeft, net als beschermde natuurgebieden. Mijnbouw zou de maan ingrijpend veranderen, bijvoorbeeld door maanstof dat boven het oppervlak blijft zweven. We zien de volle maan nu als een heldere bal, maar ze kan veranderen in een doffe, donkergrijze plak, met stipjes kunstlicht erop. Accepteren we dat? Marjolijn en ik werken samen met Teylers Museum aan plannen voor een ambassade voor de maan. Gezien mijn betrokkenheid bij maanplannen voel ik me verantwoordelijk om voor de maan op te komen.”

Kabels die signalen geleiden op de Nijmeegse Radio Lab.
Foto Jagoda Lasota

Moet u het niet ook hogerop zoeken? Zoals Elon Musk en Jeff Bezos.

„Ja, nu je het zegt… ik kan makkelijk aan hun telefoonnummer komen. Daarvan moet ik misschien gebruik maken als we de ambassade hebben.”

Wat zou u tegen Musk zeggen?

„Ik zou hem vragen of hij erkent dat de maan een belangrijke rol heeft in de belevingswereld van ons als mens, met een grote synergie tussen wetenschap, exploratie en kunst. Ik weet niet of het zin heeft, want zijn gezond verstand lijkt de afgelopen tijd een beetje weg te zijn. Maar ik zou hem niet anders benaderen dan iemand anders: enthousiast, gemotiveerd, oprecht en eerlijk. Ik blijf gewoon Marc uit Enschede.”

Eerder heeft u uw bewondering voor Musk uitgesproken.

„Soms voel ik me wel verbonden met Musk, wanneer ik merk hoe ik mensen soms meekrijg in mijn ideeën. Ik ben niet bang om een grootse visie neer te zetten en mijn team hierin de ruimte te geven om fouten te maken. Bij SpaceX hebben ze die strategie ook: ga het maar gewoon doen, loop tegen die muur, daar leer je zoveel van.”


De boerin wordt in Europa nog altijd achtergesteld bij de boer

Albertine Ekkels-van ’t Hoog (34) is boerin. Met haar man Bart en twee compagnons zit ze in de maatschap Boerderij Koldermelk in Nijeveen. Maar als er een verkoper of adviseur bij haar op het erf komt, gebeurt het regelmatig dat die naar de boer vraagt. „Je moet duidelijk aangeven dat jij ook kennis van zaken hebt”, zegt Ekkels-van ’t Hoog. Ze ziet het niet per se als discriminatie, zegt ze. „Eerder als een gemiste kans van die verkoper of adviseur om zaken te doen.”

Discriminatie en uitsluiting van vrouwen komt in de landbouw nog steeds veel voor, zegt Bettina Bock, hoogleraar inclusieve plattelandsontwikkeling aan Wageningen University & Research. Dat heeft onder meer te maken met hardnekkige stereotypering. „Vraag mensen wat ze zich inbeelden als ze aan een boer denken, en velen zien een hardwerkende man, die zwaar werk doet, met grote machines.” Hetzelfde doet zich volgens haar voor in sectoren als het leger, de brandweer, de staalindustrie, de scheepsbouw. „Het heeft denk ik te maken met een oerbeeld van kracht en gevaar. Vrouwen worden daarin als kwetsbaarder gezien.”

Het stereotiepe beeld van een ‘boer’ is nog steeds dat van een hardwerkende man die werkt met zware machines

Ook heerst nog steeds het idee dat een boerenbedrijf over moet gaan van vader op zoon. „In principe zijn er geen juridische belemmeringen voor een dochter om het bedrijf over te nemen”, zegt Bock. Maar het gebeurt volgens haar weinig, doordat de culturele en sociale norm nog steeds is dat de zoon het bedrijf overneemt. „Die verwachting wordt vaak al vroeg in de opvoeding gewekt.” Ze haalt cijfers uit Noorwegen aan. In 1974 kwam er een nieuwe wet die stelt dat het oudste kind, ongeacht gender, het boerenbedrijf erft. Maar nog steeds is slechts 11 procent van de bedrijven er nu in handen van een vrouw. „Er zijn inmiddels wel meer dochters die het boerenbedrijf overnemen dan vroeger, maar het is nog steeds een minderheid.”

Voor Internationale Vrouwendag (8 maart) heeft de universiteit een aantal rapporten samengebracht over de positie van vrouwen in de landbouw, die ook dienen als input voor mogelijke hervormingen van het Europese landbouwbeleid. 2026 is door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties uitgeroepen tot jaar van de internationale boerin.

Boerderij Koldermelk in Nijeveen.
Foto Wouter de Wilde

Grass ceiling

Hoeveel van de agrarische bedrijven in Europa worden gerund door een vrouw? „Voor de Europese lidstaten ligt het gemiddelde op 30 procent, maar voor Nederland is het 6 procent”, zegt Bock. Dat percentage is volgens haar wel vertekend, want het gaat alleen om boerinnen die bedrijfshoofd zijn. „Dat is waar de statistiek zich op dit moment toe beperkt.” Het bedrijfshoofd is degene die de meeste uren in het bedrijf werkt, en qua aandelen de grootste maat is. „Dat is vrijwel altijd de man. Maar Nederland kent veel boerenbedrijven die in maatschap worden gerund, en waar ook vrouwen in zitten. Die telden we eerder wel mee. Dan kom je op 30 procent uit, vergelijkbaar met het Europees gemiddelde.” Koplopers in Europa zijn Letland en Litouwen, waar 45 procent van de boerderijen gerund wordt door een vrouw.

Bock werkt mee in verschillende, door de EU gesubsidieerde onderzoeksprojecten rond vrouwen in de landbouw. Een ervan is Grass ceiling, een project van drie jaar voor de empowerment van plattelandsvrouwen en bevordering van innovaties geleid door vrouwen. Aan dit project neemt Albertine Ekkels-van ’t Hoog deel, samen met circa zeventig andere boerinnen uit onder meer Spanje, Italië, Zweden en Litouwen.

In Letland en Litouwen wordt 45 procent van de boerderijen gerund wordt door een vrouw, in Nederland 6 procent

Ekkels-van ’t Hoog is mede-eigenaar van het boerenbedrijf waar zij werkt, maar dat is volgens haar niet vanzelfsprekend. „Soms is dat geen gewenste situatie, bijvoorbeeld op een bedrijf dat al generaties in een familie zit.” Het gevolg is, zegt zij, dat een vrouw mogelijk geen officiële beslisbevoegdheid heeft, en geen geld opbouwt in het bedrijf. „Dat ze geen geld krijgt voor het werk dat ze doet op de boerderij, maakt een vrouw afhankelijk van de man.”

Ook de Brusselse bureaucratie kan daarbij in de weg zitten. In Brussel staat landbouw te boek als een sector met zelfstandige ondernemers, niet als een beroep of bedrijf met werknemers. Bock: „Alleen in het laatste geval moet je je houden aan de regels tegen discriminatie die het directoraat-generaal voor werkgelegenheid handhaaft.”

Foto Wouter de Wilde

Sociaal en lokaal

Vrouwen in de landbouw beginnen hun onderneming vaak klein, zegt Bock. Ze willen eerst uitproberen wat werkt – ook om niet te veel financiële druk op het bedrijf te leggen, dat vaak (mede) in handen is van haar man, plus diens familie. „Het is moeilijk om daar met nieuwe ideeën tegen de gewone gang van zaken in te gaan.” Bovendien is op het platteland de kinderopvang, de school, het ziekenhuis niet naast de deur, praktische belemmeringen voor de boerin die naast het bedrijf ook een gezin runt.

„Maar als een vrouw dan een kleine lening van de bank wil, blijkt die vaak lastiger te krijgen dan een grote lening”, zegt Bock. Leningen zijn meestal gericht op technologische innovaties en op verhoging van de productie, die bedoeld is voor de wereldmarkt. „Hoe meer koeien, hoe meer melk, des te beter. Het moet liefst groots en meeslepend zijn.”

Wat vrouwen doen is volgens Bock vaak eerder sociaal en lokaal. Ze beginnen een camping naast het boerenbedrijf, of een winkel, of een zorgboerderij. Dat is ook innovatief, maar een bank ziet dat lang niet altijd zo. „Ze herstellen met zulke initiatieven vaak het contact met hun omgeving.”

Ekkels-van ’t Hoog vertelt hoe het er bij hen in Nijeveen uitziet. Op het melkveebedrijf houden ze zeventig koeien en zeventig stuks jongvee. Daarnaast hebben ze gezamenlijk een zelfbedieningswinkel opgezet. „Mensen kunnen daar melk, yoghurt, ijs, jam, kaas en eieren kopen”, zegt Ekkels-van ’t Hoog. Haar man houdt ook nog vijfhonderd schapen, die op aanvraag parken in Nijeveen, Meppel en Steenwijk begrazen. „Maar daar bemoei ik me niet mee.”

Zij is onlangs voor zichzelf begonnen met een eigen onderneming. Ze ontwikkelt een digitaal platform waarbij boerderijruimtes door heel Nederland geboekt kunnen worden, bijvoorbeeld voor vergaderingen of workshops. „Ik heb tot nu toe 120 bedrijven in Nederland gevonden die een boerderijruimte hebben. Er zijn er nog veel meer, alleen kan ik ze niet makkelijk vinden op het internet.” Ze hoopt gebruikers op deze manier meer in contact te brengen met „het mooie platteland”. Volgens haar zijn vrouwen in de landbouw meer gericht op verbinding met de samenleving dan mannen. „Ik ben geen trekkerpersoon.” Het geeft haar vertrouwen dat ze voor haar initiatief is genomineerd in de wedstrijd ‘Jong agrarisch talent 2025’. „Ik stap niet zo snel naar voren. Maar nu denk ik: oké, mijn idee is toch wel wat!”

Ze is ook blij met haar deelname aan het Europese project Grass ceiling. Boerinnen uit verschillende landen kunnen er goed met elkaar sparren, zegt ze. „Je kent elkaars onzekerheden. Je voelt je gesteund.”

Foto’s Wouter de Wilde

Minder schulden

Juist door de inbreng van vrouwen is de landbouw er de afgelopen decennia heel anders gaan uitzien, zegt hoogleraar Bock. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de focus te liggen op schaalvergroting en productie, dankzij ruilverkaveling en mechanisatie. „Door de concurrentiestrijd blijven er steeds minder boerenbedrijven over, dat is nog steeds gaande.” Vrouwen die met een boer trouwen, komen steeds vaker van buiten de landbouw, vanuit een eigen beroep. Ze helpen mee op het agrarische bedrijf, maar willen ook een eigen loopbaan. Zij beginnen die camping, winkel, zorgboerderij. „We zien dat deze multifunctionele bedrijven het financieel heel goed doen. Ze hebben vaak minder schulden dan het puur agrarische bedrijf.”

De intensieve, op productie gerichte landbouw stuit op steeds meer grenzen door de uitstoot van stikstof en broeikasgassen. Ook verslechtert de waterkwaliteit doordat bestrijdingsmiddelen en (kunst)mestresten via akkers terechtkomen in sloten en rivieren. Bock: „De landbouw beweegt naar dat multifunctionele. Naar duurzamer, meer natuurinclusief. Gericht op de leefbaarheid van het platteland, waarin vrouwen zo’n belangrijke rol spelen.

Toch richt het beleid richt zich nog steeds sterk op productieverhoging, technische innovaties en de wereldmarkt. Bock ziet het ook bij de huidige minister van Landbouw (Femke Wiersma, BBB) en bij de fractievoorzitter van de BBB. Beiden zijn weliswaar vrouw, maar ze staan allebei voor de traditionele landbouw. „Wat ze laten zien en horen, gaat over productie, productie, productie. Dat willen ze beschermen.” Daarnaast ziet ze een kleine, maar erg uitgesproken en invloedrijke groep boeren, met de agro-industrie achter zich. „De producenten van veevoer, van machines, de slachterijen, die zich heel slim buiten beeld weten te houden. Die verdienen niet zo goed aan het multifunctionele model, want die houdt de verwerking en verkoop veel meer in eigen hand.”

„Het zou goed, en ook gewoon fair zijn als de positie van vrouwen op agrarische bedrijven formeel beter geregeld was”, zegt Bock. Het beleid zou een meer diverse landbouw moeten steunen, die niet alleen gericht is op productie en technologische innovatie. „Dat zou goed zijn voor vrouwen, én de agrarische sector, én Nederland.”

Foto Wouter de Wilde


Nooit durven vragen: wat betekent in hemelsnaam een neerslagkans van 30 procent?

Tussen al het onprettige nieuws van de afgelopen weken zat toch opeens ook een fijne opsteker: de kans dat planetoïde 2024 YR4 in december 2032 zal inslaan op de aarde is bij nader inzien gewoon nul. Het gaat helemaal niet gebeuren, het was loos alarm.

Het rotsige brokstuk van twee voetbalvelden groot dat eind december door een Chileense sterrenwacht was ontdekt toen het langs de aarde scheerde, is slachtoffer geworden van half geautomatiseerde computerprogramma’s die ons moeten waarschuwen tegen kosmische inslagen. Kort nadat YR4 in beeld kwam werd uitgerekend dat-ie in een uitgerekte ellips om de zon draaide met een omlooptijd van vier jaar.

In december 2028 zou hij weer langskomen en in december 2032 opnieuw en dan zou hij ook weleens pardoes op de aarde kunnen storten. Dachten de programma’s. Ze schatten die mogelijkheid op wel 1,3 procent, later rond 18 februari op zelfs 3,5 procent, maar naarmate er secuurder aan de baan gerekend kon worden namen de kansen weer snel af tot ze uiteindelijk nul werden. YR4 zou de aarde helemaal niet raken. Toen was het weer business as usual.

Natuurlijk is de kans op die botsing altijd nul geweest, de baan van YR4 is allerminst grillig en dat ’t even leek of het mis kon gaan zat hem uitsluitend in de gebrekkige waarnemingen en berekeningen. Misschien was het beter geweest niet het woord ‘kans’ te gebruiken, maar er schiet niet snel een ander woord te binnen.

Lezers die nog herinneringen hebben aan het milieurapport Omgaan met risico’s (1989) realiseren zich hoe griezelig groot dat is: een kans van 3,5 procent op een catastrofe. Destijds vond de dienstdoende milieuminister dat geen Nederlander een grotere kans op sterfte door een industrieel ongeluk of een gevaarlijke lozing mocht lopen dan 10-6 per jaar. Eén op een miljoen! Zouden bij zo’n ongeluk heel veel mensen tegelijk kunnen omkomen – wat tot maatschappelijke ontwrichting zou leiden – dan moest de kans nog kleiner zijn.

Niet haalbaar of betaalbaar

’t Was te hoog gegrepen. Zulke kleine kansen waren praktisch niet haalbaar of betaalbaar, de ambities werden later bijgesteld. Dat kón ook omdat risico’s bij nader inzien maar een sociaal construct bleken en de risicobeleving van de Nederlander in de pluriforme maatschappelijke werkelijkheid helemaal niet om zulke kleine kansen vroeg. Het nieuwe rapport Nuchter omgaan met risico’s (2003) formuleerde dat heel scherp.

Als je zag wat de Nederlander op de snelweg en de skipiste uithaalde dan begreep je wel dat-ie een kans om dood te gaan van, zeg, één op de tienduizend klein genoeg vond. Aan zelfgekozen risico’s, natuurlijke risico’s, beheersbare risico’s en logische risico’s wordt niet al te zwaar getild, dat hebben sociologen en psychologen uitgezocht.

De opstellers van ‘Nuchter’ hebben echt hun best gedaan om het fors afgezwakte risicobeleid wetenschappelijk in te bedden (wat in 1989 maar mondjesmaat was gebeurd), zelfs hebben ze Popper (falsificatie), Kuhn (paradigma) en Meadows (grenzen) uit de oude doos gehaald. En passant werd nog eens gedefinieerd hoe de relatie tussen risico en kans precies in elkaar steekt: risico = kans × effect. Wat de sterftekans in het milieubeleid betreft betekent dit gewoon dat de kans om halfdood te raken van een giftige lozing twee keer zo groot mag zijn als de kans op gewoon doodgaan om van een zelfde risico te kunnen spreken. Voor dubbeldood moet-ie worden gehalveerd.

Het berekenen van de kwade kansen rond gevaarlijke installaties zoals kernreactoren, vuurwerkfabrieken en lng-aanlandingspunten is geen sinecure. Maar soms kan het makkelijk als er veel gelijksoortige installaties bestaan die een sterk overeenkomstig gebruik kennen, dan kun je gewoon afgaan op de ongelukken die zich in het verleden al hebben voorgedaan. Voor het omgevingsrisico van vliegvelden is dit een bruikbare aanpak.

Voor het gebruik van de vliegtuigen zelf trouwens ook. Maar dan blijkt de vliegveiligheid weer op veel verschillende manieren te kunnen worden berekend: als het jaarlijks aantal doden per passagierskilometer, doden per vliegtuigkilometer of als het percentage fataal verlopen vluchten (met minstens één dode). Het laatste lijkt het zuiverst.

Bliksem in Nijverdal tijdens noodweer in juli 2024.

Foto Vincent Jannink/ANP

De kans om in Nederland door blikseminslag het leven te verliezen werd in 1989 op 5 × 10-7 per jaar gesteld. Het was simpelweg het jaarlijkse aantal bliksemdoden gedeeld door het totaal aantal Nederlanders. Maar veel Nederlanders komen nauwelijks buiten en in West-Brabant onweert het veel meer dan in Oost-Groningen. Je kunt kansen naar wens vergroten en verkleinen, daar gaat het om. Denk ook aan de kleine sterfte die het gevolg is van een bijen- , wespen- of hommelsteek. Die is vaak het gevolg van een anafylactische shock, maar veel mensen ontwikkelen nooit zo’n shock. Of ze komen simpelweg niet buiten.

Dit alles, lezer, om hier eindelijk uit te kunnen komen bij de vraag die de AW-redactie al zo lang bezig houdt: wat betekent in hemelsnaam een neerslagkans van 30 procent? Of van 90 procent? Hoeveel natter is 90 procent dan 30 procent? Nooit durven vragen maar afgelopen week eindelijk het KNMI eens opgebeld. Het blijkt heel simpel: de ‘kans’ heeft niets (niets) te maken met de hoeveelheid neerslag die voor een komend etmaal wordt verwacht en ook niet met de duur daarvan. Hij zegt alleen iets over de waarschijnlijkheid dat er op een aangegeven plaats überhaupt iets naar beneden komt. Al zijn het maar wat spatjes die alles bijeen niet langer dan vijf minuten vallen, dan kunnen ze toch voldoen aan een opgegeven kans van 90 procent. Anderzijds kan zware neerslag die drie uur valt volkomen passen binnen een opgegeven kans van 30 procent. Wie wist dat, wie weet dat? Zegt het voort.


Column | Wind tegen voor Europeanen

Er wordt de laatste tijd nogal wat over de Atlantische Oceaan heen en weer gevlogen tussen de VS en Europa. Macron was in de VS, Zelensky ook zoals u wellicht heeft meegekregen, Amerikaanse onderhandelaars vliegen af en aan naar het Midden-Oosten. Of het een strategisch voordeel is weet ik niet, maar Europese leiders die naar de VS reizen hebben tijdens een trans-Atlantische vlucht meer tijd om stukken door te nemen (of te slapen) dan Amerikanen die in Europa moeten zijn.

Dat komt door de straalstroom. Op een hoogte van ongeveer 9 of 10 kilometer hoogte waait het in een smalle strook van enkele honderden kilometers breed veel harder dan in de rest van de atmosfeer. Van west naar oost. Daardoor kun je profiteren van enorme meewind als je van de VS naar Europa vliegt. Scheelt al gauw een uur vliegen.

De afgelopen weken ben ik met mijn studenten – ongeveer 40 eerstejaars natuurkunde – bezig om stap voor stap de werking van de atmosfeer op een fysische manier inzichtelijk te maken. Komende maandag gaan we begrijpen hoe de straalstroom precies tot stand komt, de bekroning van het vak.

Drie bouwstenen

Om de straalstroom te kunnen verklaren heb ik met mijn studenten aan drie belangrijke bouwstenen gewerkt. De eerste is het inzicht dat lucht uitzet als het warmer is. U kent het van de luchtballon die opstijgt als je de lucht erin verwarmt. De tweede bouwsteen gaat over de verticale opbouw van de atmosfeer. Hoe hoger je komt, hoe lager de luchtdruk. Die daling van luchtdruk met de hoogte gaat sneller voor zware lucht dan voor lichte lucht. Zware lucht duwt de atmosfeer als het ware in elkaar.

En dan de derde bouwsteen. Dat is de wet van Buys Ballot. Staande met de rug in de wind bevindt het lagedrukgebied zich aan de linkerhand, en het hogedrukgebied aan de rechterhand. Buys Ballot geeft een vuistregel voor iets wat eigenlijk heel fascinerend is. Lucht wil natuurlijk eigenlijk waaien van hoge naar lage druk. Maar de draaiing van de aarde verhindert dat. Die zorgt er steeds voor dat lucht naar rechts wordt afgebogen. De luchtdruk wil de lucht naar het midden trekken, maar die kracht wordt precies tegengewerkt door die afbuiging naar rechts (de corioliskracht voor liefhebbers). Het resultaat is dat wind om het midden van een lagedrukgebied heen waait in plaats van recht naar het midden toe. Bovendien: hoe lager de luchtdruk in het lagedrukgebied, hoe harder de wind.

We kunnen nu deze drie bouwstenen toepassen op koude poollucht in het noorden en warme tropische lucht in het zuiden. De eerste bouwsteen leert ons dat koude poollucht zwaarder is dan warme tropische lucht. Volgens de tweede bouwsteen drukt die koude, zware poollucht de atmosfeer sterker in elkaar dan de warme, lichte tropische lucht. En nu komt het. Op 10 kilometer hoogte is er in de tropen daarom veel meer lucht dan op diezelfde hoogte in de koude poollucht. Die is op dezelfde hoogte veel ijler. Op 10 kilometer zorgt het enorme drukverschil tussen de ijle poollucht en de tropische lucht voor een soort turbo-Buys Ballot: enorm harde wind op het grensvlak tussen tropen en polen, precies boven de gematigde breedtegraden waar Europa en de VS liggen. De straalstroom, voilà. Zo simpel is het.

Extreem weer

De straalstroom is voor ons van veel groter belang dan hoe lang je in een vliegtuig zit. Zij is de aanjager van het weer dichter bij het aardoppervlak en stuurt daarmee de grillige toevoer van regenwater. Lagedrukgebieden met veel regen en storm worden over onze contreien van west naar oost gestuurd. Daartussenin juist hogedrukgebieden, met in de zomer warmte en droogte. Lang aanhoudende regen, hitte of droogte hangt altijd samen met heel persistente drukgebieden die door een onveranderlijke straalstroom op één plek vastgeklemd worden. De laatste decennia zien we een toename van zulk soort extreem weer. Het zet de veerkracht van natuur en voedselvoorziening onder grote druk. Maar waar komt dat door? Verandert de dynamiek van de straalstroom zelf? Of komt het vooral door de opwarming van de atmosfeer, waardoor sterkere verdamping droogtes aanwakkert en regenbuien steeds meer regen kunnen bevatten?

Recent onderzoek suggereert vooralsnog dat laatste. In een grote krachtsinspanning om oude bronnen te combineren is er een heranalyse gemaakt van weerpatronen tussen het begin van de 15de eeuw en nu. Meer dan 600 jaar aan informatie over de vermoedelijke ligging van de straalstroom toont aan dat hete, droge zomers in Europa voorkomen als de straalstroom naar het noorden verschoven is. Catastrofale overstromingen van de Rijn, zoals in 1570 en in 1801, vallen samen met een heel zuidelijke ligging van de straalstroom.

Maar het huidige gedrag van de straalstroom wijkt niet noemenswaardig af van de afgelopen eeuwen. Dat suggereert dat toenemende extremen komen door sterkere verdamping en regenval. In de toekomst lijkt de ligging van de straalstroom wel te verschuiven, daarover bestaat steeds meer consensus. Het zal de grilligheid van ons weer verder beïnvloeden. En misschien ook wel de reistijd van trans-Atlantische vluchten.

Peter Kuipers Munneke is glacioloog bij de Universiteit Utrecht en weerman bij de NOS.


Wolharige muis zonder slagtanden ‘brengt ons niet dichter bij een echte mammoet’

Is het een ‘muismoet’ of een ‘mammuis’? Het Amerikaanse bedrijf Colossal Biosciences heeft met genetische technieken een wolharige muis gecreëerd naar het voorbeeld van de uitgestorven wolharige mammoet. Op foto’s lijkt het diertje inderdaad in de verte op een miniatuurversie van het oerdier, met dezelfde koperbruine langharige vacht, maar zonder de imposante slagtanden. Wetenschappers van het bedrijf publiceerden deze week een manuscript waarin ze hun experimenten gedetailleerd beschrijven. Het gaat om een preprint, een onderzoek dat nog niet in peer review beoordeeld is.

Colossal stelt zich tot doel om met genetische technieken het uitsterven van oerdieren ongedaan te maken. De mammoet is daarbij het boegbeeld, maar ook de dodo en de Tasmaanse buidelwolf staan op de wensenlijst. Al in 2028 wil het bedrijf een moderne versie van de mammoet het levenslicht laten zien, door stamcellen van de Indische olifant genetisch te bewerken zodat daaruit een embryo met mammoet-eigenschappen gemaakt kan worden.

Draagtijd

Het bedrijf heeft naar eigen zeggen bijna zestig kopieën van het genoom van verschillende mammoeten in zijn databanken, en is druk bezig daarin de kenmerkende genen te vinden die de mammoet het imposante dier maakten dat in de prehistorie op de noordelijke toendra’s leefde. Dankzij de permafrost kon het dna van deze dieren nog redelijk intact geïsoleerd worden.

Het onderzoek in muizen is een tussenstap. Omdat er veel genetische kennis is van deze dieren is snel duidelijk welke genen op welke manier veranderd zouden kunnen worden. Ook is dan snel duidelijk wat het resultaat is van die veranderingen, omdat muizen een draagtijd van slechts twintig dagen hebben.

Maar wie het gepresenteerde onderzoek goed leest, zal zich meteen afvragen in hoeverre muizen nu daadwerkelijk mammoetachtige kenmerken hebben. De onderzoekers veranderen in de muizen een combinatie van acht genen om hen een pluizig oerdieren-uiterlijk te geven. Het ging om negen genen die de haargroei beïnvloeden en één gen dat de vetstofwisseling verandert. Maar in feite zijn slechts drie van die veranderingen afgeleid van dna-variaties die de onderzoekers ook daadwerkelijk bij de mammoeten hadden gevonden. De rest is puur muizengenetica. De onderzoekers schrijven niettemin dat ze hierdoor meer inzicht hebben gekregen hoe een wolharige vacht zich ontwikkelt en hoe dieren koude-tolerant worden.

Ethische bezwaren

Het zijn grote woorden voor een project dat alleen maar een dier heeft opgeleverd dat uiterlijk een beetje op de mammoet lijkt. Maar Collosals uiteindelijke doel is dan ook niet om een exacte replica van de mammoet te reconstrueren, maar een dier dat de ecologische niche kan vullen die de mammoet achterliet.

Het bedrijf Colossal Biosciences presenteert de muis met dik, wollig haar in het laboratorium in Dallas, Texas.
Foto Colossal Biosciences via AP

„Ik raak er een beetje vermoeid van als ik al die enthousiaste verhalen over het terugbrengen van mammoeten hoor”, reageert dierethicus Franck Meijboom van de Universiteit Utrecht. „De vraag is: wie wordt hier beter van?”

Dieren voor dit doel genetisch veranderen mag in Europa niet, hier geldt een moratorium, vanwege de ethische bezwaren, zegt Meijboom: „De muizen zien er op de foto schattig uit, maar wat doet die dikke vacht met hun welzijn? Dit gaat uit van het maakbaarheidsideaal, wat op andere manieren ook heeft geleid tot doorgefokte paarden en veel te snel groeiende kippen. Het is voor mij de vraag of je die miljoenen die in dit onderzoek worden gestopt niet beter kunt besteden aan het behoud van soorten die nu met uitsterven bedreigd worden.”

De genetische proeven kunnen vanuit puur wetenschappelijk perspectief wel interessant zijn, erkent Meijboom. „Maar het terugbrengen van uitgestorven dieren is dan puur een legitimatie voor dit geëxperimenteer”, zegt hij.

Complexe genetische combinaties

„Het wolharige muisproject brengt ons nog niet dichter bij een echte mammoet”, gaf Collosal-directeur Ben Lamm in een interview met Time toe. „Maar”, ging hij verder, „het valideert wel het voorbereidende werk dat we doen op weg naar die mammoet. (…) We hebben hiermee bewezen dat we de complexe genetische combinaties kunnen herscheppen waar de natuur miljoenen jaren over heeft gedaan om die te vormen.”


In het steriele ruimtestation ISS wentelt de mens in zijn eigen vuil

Zweeft er binnenkort een hondje door het ISS? Of een kat, een hamster of een parkiet? Een huisdier naar het ISS brengen is een van de suggesties om het internationale ruimtestation een gezondere leefomgeving te maken. Het ISS is namelijk zó schoon dat het ongezond is, schrijft een groep Amerikaanse onderzoekers in het wetenschappelijke tijdschrift Cell.

Astronauten kampen vaker dan gemiddeld met lichamelijke narigheden zoals huiduitslag, koortslip of een schimmelinfectie. Het zijn aandoeningen die gerelateerd zijn aan een verzwakt immuunsysteem. Al langer is bekend dat het immuunsysteem van astronauten een knauw krijgt als ze langdurig in de ruimte zijn, en dat het effect eenmaal terug op aarde nog een tijdje naijlt.

Ook op aarde nemen immuungerelateerde aandoeningen toe, dankzij het vele binnenzitten en verwoed schoonmaken dat de laatste decennia zo normaal is geworden. Andersom is te zien dat pasgeborenen die weleens in een boerderij-omgeving komen minder vaak astma ontwikkelen.

803 monsters

Genoeg reden voor de onderzoekers om de microben in het ISS eens uitgebreid onder de loep te nemen. Aan de Amerikaanse zijde van het ISS zijn 803 monsters verzameld, die terug op aarde zijn geanalyseerd. De meeste microben bleken afkomstig van de menselijke huid. Al zijn er verschillen al naar gelang het gebruik van de ruimte: op plekken waar voedsel bereid en gegeten wordt zitten meer voedselgerelateerde microben, en op de plekken waar de astronauten hun behoefte doen waren er vrij veel, juist ja, poepbacteriën. Ondanks dat de astronauten was gevraagd om voor het nemen van de monsters vier dagen niet schoon te maken, werden er volop schoonmaakchemicaliën op de oppervlakken gevonden. Belangrijke afwezigen: ‘vrije’ microben die op aarde in de grond en het water voorkomen. Juist daar zitten de gezonde microben die de mens een sterk immuunsysteem geven.

De gegevens zijn vervolgens naast andere analyses van binnenomgevingen gelegd. Een Covid-19-isolatieruimte kwam het meest overeen met het ISS. De onderzoekers noemen het een „extreem menselijk gedomineerd binnenmilieu”. Qua microbendiversiteit ligt helemaal aan het andere eind van het spectrum het tropisch regenwoud – oftewel, het ruimtestation is een plek waar mensen in hun eigen vuil rondwentelen.

Jammer voor het ISS, maar dit is niet echt een grote kwestie, toch? De onderzoekers zetten het in een bredere context van exploratie van de ruimte. Wil de mens langer in de ruimte verblijven, of misschien wel buitenaards gaan wonen, dan moet ook serieus nagedacht worden over microleven, schrijven ze. In miljarden jaren aardse ontwikkeling zijn organismen zo met elkaar verweven geraakt dat ze elkaar nodig hebben. Het immuunsysteem van astronauten sterkt na hun verblijf in de ruimte wel weer aan, maar als het verblijf in de ruimte permanent is verzwakt het alleen maar verder.

Zomaar wat microben meegeven is overigens ook niet per se een goed idee. De kans bestaat dat een bacterie of schimmel ongebreideld gaat groeien. Dat zou het verkeerde type kolonisatie zijn.


China gebruikt de wetenschap om te bewijzen dat de oorspronkelijke Taiwanezen van het vasteland komen

Een klein winderig dorpje op het Chinese eiland Pingtan zal de komende jaren transformeren in een enorm archeologiepark. Aan de kustweg, waar oesterkwekers nu nog hun oogst te drogen leggen, moet een ‘belevingsruimte’ komen met knutselworkshops en overnachtingen in inheemse hutten. De baas van een visrestaurant in het dorpje schenkt twee koppen thee in en wijst landinwaarts. Daar hebben de graftomben van het dorp moeten wijken voor archeologische opgravingen, een internationaal onderzoekscentrum en een museum. Het museum is nog niet open voor publiek, maar buiten verklappen beelden van Hawaïaanse hula-dansers en traditionele Taiwanese boten al de belangrijkste boodschap: de Austronesiërs komen oorspronkelijk uit China.

Een overdekte archeologische site is wél open voor bezoekers. Langs de rechthoekige uitgravingen ligt een houten loopbrug en uit de roodbruine grond steken nog resten aardewerk. Uit de potscherven, stenen gereedschappen en menselijke resten die zijn blootgelegd, zou blijken dat hier lang geleden al Austronesiërs hebben gewoond.


Het Austronesisch omvat 1.200 talen die gesproken worden op eilanden van Madagaskar tot Paaseiland en Nieuw-Zeeland. Sinds de jaren tachtig stellen westerse archeologen en linguïsten Austronesische taalfamilie en haar culturele kenmerken ontstonden op Taiwan, van waar het zich via de Filippijnen verder heeft verspreid. Maar volgens nieuw Chinees onderzoek zijn de wortels nog verder terug te traceren, namelijk tot de Zuid-Chinese kustprovincie Fujian.

Enkele vondsten van Pingtan zijn nu tentoongesteld in het Fujian-Taiwan Kinship museum in Quanzhou, waar de potscherven naast attributen van inheemse Taiwanese volkeren liggen. „Sinds de oudheid hebben de mensen aan beide kusten hetzelfde bloed en dezelfde taal en gebruiken”, meldt een bordje. Nieuwsberichten van staatsmedia zijn nog explicieter. Een Taiwanese herkomst van de Austronesiërs zou verzonnen zijn door separatisten, stelt een regionale tv-zender, en de nieuwe vondsten op Pingtan bewijzen dat de „de twee kusten altijd al één familie zijn geweest”.

Het zou betekenen dat ook de Austronesisch-sprekende volkeren van Taiwan een herkomst op Chinees grondgebied hebben, en daarom bij China horen. Dat zet China’s claim op Taiwan kracht bij.

Hoewel Taiwan al 75 jaar functioneert als zelfstandig land, bestaat de bevolking voor het grootste deel uit Han-Chinezen. Mede vanwege deze verwantschap zou het land zich moeten aansluiten bij China – zegt China. Maar op Taiwan leven ook inheemse groepen, ieder met hun eigen Austronesische taal en cultuur. Taiwan erkent de minderheid grondwettelijk als haar oorspronkelijke bewoners en promoot hun cultuur als onderdeel van een unieke Taiwanese identiteit. Hiermee weet Taiwan zich te onderscheiden van China en diplomatieke banden aan te halen met andere Austronesische landen waar Austronesisch wordt gesproken.

Nu claimt China de oorsprong van de Austronesische taalfamilie en gebruikt het zelf de inheemse cultuur als politieke lijm. Met regelmaat worden Pacifische politici en inheemse Taiwanezen uitgenodigd om op Pingtan hun ‘Austronesische afkomst’ te ontdekken. Zelfs president Xi Jinping verwees in een ontmoeting met de president van Micronesië afgelopen april naar de opgravingen op Pingtan. Hij stelde geleerd te hebben dat „de Austronesische taalgroep uit Fujian komt” en koesterde daarom „warme gevoelens” voor zijn Pacifische vrienden. Maar het bewijs voor de Chinese oorsprong is niet zo zeker als Xi suggereert.

Austronesische wortels

Bij wijze van uitzondering breken boven de windmolens van Pingtan enkele zonnestralen door de grijze lucht. Nu zijn de straten leeg, maar in de zomer trekt de koele wind veel toeristen, vertelt een taxichauffeur. Geen plek in China ligt dichter bij Taiwan dan Pingtan, dus is het eiland zowel een toeristische als politieke hotspot. Het was een van de laatste gebieden die de communisten in 1949 veroverden op het regime van de Kuomintang (KMT), dat zich kort daarna op Taiwan verschanste. Sindsdien probeert China Taiwan in te lijven.

China wees Pingtan zo’n vijftien jaar geleden aan als experimentele zone voor economische en politieke integratie met Taiwan. Het land investeerde miljarden in lokale bedrijven en toerisme, verzon regelingen om Taiwanese ondernemers en bewoners aan te trekken en organiseerde dagelijks veerdiensten tussen de twee eilanden. Sinds corona varen de veerboten niet meer, en de onstuimige zee is steeds vaker het toneel van militaire oefeningen.

Het archeologische onderzoek past precies in het oorspronkelijke integratieplan. De provincie Fujian investeerde meer dan dertig miljoen euro in het nieuw te bouwen archeologische park. Dit stimuleert niet alleen de lokale economie, maar moet ook aantonen dat Fujian en Taiwan „sinds de oudheid al dezelfde wortels hebben”, schrijft de provincie op haar website. Het archeologische park „is belangrijk voor de integratie van Fujian en Taiwan”, zegt ook de directeur van het internationale onderzoekscentrum in een Chinees staatsmedium. Hij wil inheemse mensen uit onder andere Taiwan aanmoedigen om naar Pingtan te komen om zich te verdiepen in hun voorouderlijke cultuur.

Een sculptuur in de vorm van Taiwan op Pingtan met de tekst „heimwee”.
Foto Greg Baker/AFP

Gratis snoepreisjes

Hoe wordt daarover gedacht aan de overkant van de zeestraat, op Taiwan? „Als je de inheemse Taiwanese cultuur wilt ontdekken, dan heb je op Pingtan weinig te zoeken”, zegt een man in het bergdorp Sandimen in Zuid-Taiwan. Samen met twee kennissen zit hij bij de ingang van een buurtwinkel. Ze roken een sigaret en kauwen op betelnoten – een populair oppeppend middel onder de inheemse Taiwanezen. De man, Mangguo, behoort tot de Paiwan, de op één na grootste inheemse groep op het eiland. In Sandimen leven veel van hen van toerisme: bezoekers komen af op het subtropische berglandschap, de kleurrijke Paiwanese kralen en een park voor inheemse culturen.

Mangguo heeft gewerkt als reisleider. Hij vertelt dat China regelmatig inheemse Taiwanezen uitnodigt om traditionele dansoptredens te geven, onder andere op Pingtan. Volgens hem heeft dat een politieke reden. „Ze hebben interesse in ons omdat we hier in Taiwan stemrecht hebben.”

Als hij foto’s ziet van musea in Quanzhou en Beijing die Paiwanese zwaarden tentoonstellen en houtsneden met naakte figuren en slangen, reageert hij opgewonden. De slang is de heilige honderd-stappenadder, legt hij uit. „Door onze cultuur naar China te halen doen ze alsof we daar vandaan komen. Maar hoe kan China nou de oorsprong zijn? Paiwanezen komen gewoon uit Taiwan.”

Paiwanezen komen gewoon uit Taiwan

Mangguo
inheemse reisleider uit Zuid-Taiwan

De Austronesisch-sprekende Taiwanezen woonden al duizenden jaren op het eiland, voordat 400 jaar geleden eerst de Nederlanders van de VOC, en daarna de Chinezen en Japanners het eiland koloniseerden. Toen de KMT naar Taiwan vluchtte, gingen veel lager geplaatste KMT-soldaten in inheemse dorpen wonen. De partij introduceerde de Chinese taal en cultuur en wist een groot deel van de inheemse mensen te assimileren. Nog altijd hangen er in dorpen als Sandimen veel vlaggen met het KMT-logo: de witte zon in een blauwe lucht.

De inheemse mensen stemmen ook nu nog graag op de KMT, zegt Tibusungu ’e Vayayana, sociaal geograaf aan de National Taiwan Normal University. Hij vermoedt dat zij daarom worden uitgenodigd voor optredens in China en soms ook snoepreisjes krijgen aangeboden. „Omdat de KMT tegenwoordig China-gezind is, wil China de band tussen de inheemse mensen en KMT graag zo houden.”

Vayayanas kantoor in de Taiwanese hoofdstad Taipei ligt vol omgevallen stapels boeken. „Het is nog wat rommelig van de laatste aardbeving”, grinnikt hij. Vayayana is lid van een Tsou-stam uit Midden-Taiwan en oud-viceminister van de Raad voor Inheemse Volkeren. De inheemse mensen drukken een steeds grotere stempel op de Taiwanese cultuur en politiek, zegt hij, maar dit komt vooral door de Democratische Progressieve Partij (DPP).

Na de aftocht in 1949 bestuurde de KMT Taiwan als een autoritaire eenpartijstaat waarin de Chinese herkomst centraal stond. Maar na de democratische hervormingen in de jaren negentig koos de DPP – die toen aan de macht kwam – een andere koers. Zij zette zich juist nadrukkelijk af tegen China en promootte een unieke Taiwanese identiteit. Sindsdien identificeert bijna twee derde van de bevolking zich als Taiwanees in plaats van Chinees. Ook voert de DPP een ‘zuidwaartse’ politiek, waarbij de economische en politieke banden met Zuid- en Zuidoost-Azië het land onafhankelijker van China moeten maken.

Het voelt alsof we een soort politiek ruilmiddel zijn

Tibusungu ’e Vayayana
sociaal geograaf

Daarbij komt Taiwans inheemse erfgoed goed van pas. Als ‘Austronesisch thuisland’ organiseert Taiwan conferenties en uitwisselingen met bijvoorbeeld de Filippijnen en de Maori in Nieuw-Zeeland. Ook gebruikt Taiwan de inheemse cultuur om toeristen aan te trekken en zich te profileren als uniek en multicultureel.

De wetenschap speelt daarbij een belangrijke rol. Zo investeert Taiwan veel in onderzoek naar inheemse talen en naar de genetische diversiteit van de Taiwanezen. Daaruit zou blijken dat ze niet allemaal ‘pure’ Han Chinezen zijn: hun genen zouden ook sporen van onder andere een Nederlandse en Austronesische afkomst tonen. De meeste Taiwanezen zouden minstens één inheemse voorouder hebben en dus verschillen van de Chinezen op het vasteland. Hoewel dit onderzoek kritisch werd ontvangen, is het geloof in de Austronesische genen wijdverspreid in Taiwan.

Een houtsnede van het Paiwanese volk op Taiwan.
Foto Imageselect

Alle aandacht voor de inheemse Taiwanezen gaat hand in hand met hun emancipatie. De overheid sponsort inheemse festivals en kunst, geeft ze zendtijd op tv en radio en biedt inheemse kinderen les in Austronesische talen aan. Ook zijn zes zetels in het Taiwanese parlement gereserveerd voor inheemse mensen. In 2016 bood toenmalig president Tsai Ing-wen (DPP) officieel excuses aan voor het onrecht dat de inheemse mensen is aangedaan.

Desondanks ervaren inheemse Taiwanezen nog steeds discriminatie en sociaal-economische ongelijkheid. Veel van hen twijfelen over de beweegredenen van de DPP, ziet Vayayana. „De erkenning is fijn en we zijn er zeker op vooruit gegaan. Maar het voelt soms wel alsof we een soort politiek ruilmiddel zijn.”

Mitochondriaal bewijs

Dankzij de inheemse cultuur en genetisch onderzoek weet Taiwan zich te onderscheiden van China. China zet daar nu eigen onderzoek tegenover dat de Austronesische taal en cultuur buiten Taiwan plaatst. Hoe sterk is het Chinese bewijs?

De Chinese onderzoekers baseren zich vooral op archeologie. Op Pingtan en in Tanshishan – een opgraving nabij de stad Fuzhou – zijn bijlen, vishaken en potscherven gevonden die vergelijkbaar zijn met vondsten uit Taiwan. Dat zou aantonen dat hier 7.500 jaar geleden al Austronesiërs leefden. Deze mensen zouden invloed hebben gehad op de Chinese taal en cultuur in Fujian, en via Pingtan zo’n 6.000 jaar geleden de oversteek naar Taiwan hebben gewaagd, 120 kilometer zuidoostwaarts.

Daarnaast verwijzen Chinese musea en media naar enkele genetische studies, die – in tegenstelling tot de archeologische claims – ook gepubliceerd zijn in gerenommeerde tijdschriften als Cell en Nature. Belangrijk is vooral de vondst van twee skeletten van ongeveer 8.000 jaar oud op Liang, een eiland vlak voor de Chinese kust. Uit dna-analyse zou blijken dat deze mensen enkele mitochondriale variaties delen met de hedendaagse inheemse Taiwanezen.

Agrarische revolutie

De grafheuvels van het Bali District in Nieuw Taipei bieden een goed uitzicht op de Noord-Taiwanese kust. In het oosten mondt de Tamsui uit in de zee, en links daarvan ligt de haven waar tot vijf jaar geleden de veerboten vanuit Pingtan aankwamen. De eerste neolithische Taiwanezen arriveerden hier ook per boot, zo’n 6.000 jaar eerder. Potscherven gevonden op de grafheuvel verraden dat het om een maritieme groep jagers en verzamelaars ging, de Dapenkeng-cultuur. Hun potten hebben dezelfde okerbruine kleur als die in Fujian, maar de geribbelde versieringen zijn dikker en lopen diagonaal in plaats van horizontaal.

Hoewel de Dapenkeng-groep ooit van het vasteland moet zijn gekomen, is het onzeker of ze rechtstreeks uit Fujian kwamen, zegt archeoloog Liu Yi-chang. Zijn open kantoor op de campus van de Cheng Kung-universiteit in Tainan zit verscholen tussen de sliertende banyan-bomen. Hij zit al vijftig jaar in zijn vak en gaat bijna met emeritaat. Voor de gelegenheid heeft een collega ananascakejes op tafel gezet.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Een optreden in traditionele kostuums tijdens een jaarlijks festival voor inheemse volkeren in de Taiwanese hoofdstad Taipei. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Een optreden in traditionele kostuums tijdens een jaarlijks festival voor inheemse volkeren in de Taiwanese hoofdstad Taipei. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/china-gebruikt-de-wetenschap-om-te-bewijzen-dat-de-oorspronkelijke-taiwanezen-van-het-vasteland-komen-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/05135701/data128930738-7b2812.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/china-gebruikt-de-wetenschap-om-te-bewijzen-dat-de-oorspronkelijke-taiwanezen-van-het-vasteland-komen-7.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/china-gebruikt-de-wetenschap-om-te-bewijzen-dat-de-oorspronkelijke-taiwanezen-van-het-vasteland-komen-5.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/china-gebruikt-de-wetenschap-om-te-bewijzen-dat-de-oorspronkelijke-taiwanezen-van-het-vasteland-komen-6.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/china-gebruikt-de-wetenschap-om-te-bewijzen-dat-de-oorspronkelijke-taiwanezen-van-het-vasteland-komen-7.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/china-gebruikt-de-wetenschap-om-te-bewijzen-dat-de-oorspronkelijke-taiwanezen-van-het-vasteland-komen-8.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/doXU0voNBNeU1_JjmZhLOD535U8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/05135701/data128930738-7b2812.jpg 1920w”>

Een optreden in traditionele kostuums tijdens een jaarlijks festival voor inheemse volkeren in de Taiwanese hoofdstad Taipei.

Foto Sam Yeh/AFP

Toen het politieke klimaat tussen China en Taiwan beter was, had Liu de kans om de vondsten op Pingtan en in Tanshishan zelf te bestuderen. „De groepen in Fujian tonen overeenkomsten met de Dapenkeng-cultuur, maar dit kan evengoed het resultaat zijn van wederzijdse interactie.” Na de komst van de Dapenkeng volgden andere migraties naar Taiwan. Bij de stad Taichung zijn bijvoorbeeld resten gevonden van culturen die lijken op die uit Guangdong en Noord-Vietnam, zegt Liu. „Die mensen zijn waarschijnlijk per schip meegevoerd door de hevige zomerwind en zo per ongeluk hier beland.”

Pas toen die verschillende groepen in aanraking kwamen met landbouw, ontstonden de eerste Austronesische culturele kenmerken, vertelt Liu. „Zo’n 5.000 jaar geleden werden rijst en gierst geïntroduceerd vanuit Noord-China en Guangdong. De jagers en verzamelaars veranderden langzaam in boeren.” Vanaf dat moment zien archeologen in Taiwan steeds meer agrarische nederzettingen ontstaan, met een rijke culturele variatie: elke regio ontwikkelde zijn eigen kleur aardewerk, kenmerkende grafrituelen en sieraden zoals jade oorbellen.

De variatie ontstond onder andere door het landschap. „Door de hoge bergen raakten de nieuwe landbouwgemeenschappen vrij geïsoleerd. Waarschijnlijk was dit ook het moment waarop de taalfamilie ontstond en zich opsplitste.” Een vergelijkbare, maar aparte agriculturele revolutie vond plaats in Fujian, zegt Liu. Maar daar zijn de gevonden overblijfselen waarschijnlijk afkomstig van vroege Austroaziatische en Kra-Dai-culturen. Een Chinese herkomst van de Austronesische taal en bijbehorende cultuur lijkt hem vergezocht.

‘Mata’ of ‘mtsoo’

Internationaal gerenommeerde taalwetenschappers en archeologen die zich met dit vraagstuk bezighouden, komen tot dezelfde conclusie: er is vrijwel geen bewijs dat de Austronesische taalfamilie en de daaraan gelinkte culturen uit China komen.

Vooral linguïsten zetten grote vraagtekens bij de Chinese claims. „Genen en archeologische objecten praten niet”, zegt Marian Klamer, hoogleraar Austronesische en Papua taalkunde aan de Universiteit Leiden. „Objecten kunnen gemakkelijk uitgeleend worden en dna verspreidt zich alleen verticaal via menselijke voortplanting. Talen evolueren daarentegen verticaal én horizontaal, en kunnen daardoor heel andere trajecten volgen.” De Chinese claims zijn daarom problematisch, zegt ze. „Om echt iets te kunnen zeggen over de herkomst van een taal moet je een historische reconstructie maken door systematisch te kijken naar de talen die nu nog gesproken worden.”

Taal wordt regelmatig gebruikt om een gezamenlijke culturele geschiedenis te legitimeren

Marian Klamer
Universiteit Leiden

Maar de huidige inheemse minderheden van Zuid-China spreken doorgaans varianten van de Sino-Tibetaanse, Austroaziatische of Kra-Dai-talen en geen Austronesisch. En ook zijn er nagenoeg geen andere aanwijzingen te vinden dat het daar ooit gesproken werd. Zo zijn er geen sporen van het Austronesisch te bekennen in lokale Chinese talen, zoals de Zuidelijke Min, zegt ook historisch linguïst Hsiu-chuan Liao van de Taiwanese Tsing Hua-universiteit in Hsinchu.

Vanuit de taalwetenschap wijst alles erop dat het Austronesisch uit Taiwan komt, zegt Liao. „De Formosaanse talen van Taiwan zijn heel gevarieerd. Zo is ‘mata’ het woord voor ‘oog’ in de meeste Austronesische talen, terwijl in de Formosaanse taalgroep ook de woorden ‘matsa’, ‘maca’ en ‘mtsoo’ worden gebruikt. Dit kun je vrijwel alleen verklaren door te stellen dat de taalfamilie in Taiwan ontstond en zich daar al heel vroeg opsplitste – ongeveer zo’n 5.000 jaar geleden.” De culturele connecties met China dateren van daarvoor en zijn daarom pre-austronesisch, zegt ze.

Met het opzetten van een ‘Austronesisch’ onderzoekscentrum op Pingtan lopen de Chinezen op de feiten vooruit, zegt Belgisch-Taiwanese linguïst Rik De Busser van de Chengchi universiteit in Taipei. „Het is alsof ze vooraf al hebben bepaald welke resultaten ze gaan vinden. Academisch gezien is zoiets niet acceptabel.” De regio kwam bovendien pas ongeveer 2.800 jaar geleden onder Chinese invloed – lang nadat de pre-austronesische groepen waren vertrokken. De pre-austronesiërs hebben dus nooit de kans gehad om cultuur uit te wisselen met de Chinezen.

Gouden tijden

Waarom houden de Chinese onderzoekers toch vol dat de Austronesische talen hun wortels in Fujian hebben? „Dat moet wel een politieke motivatie hebben”, zegt Klamer van de Universiteit Leiden. „Taal wordt regelmatig gebruikt om een gezamenlijke culturele geschiedenis te legitimeren en ik denk dat dit hier ook zo’n rol speelt.” Door te stellen dat de oorspronkelijke bewoners van Taiwan uit China komen, willen ze het idee creëren dat Taiwan onderdeel is van China, denkt ook Liao uit het Taiwanese Hsinchu. „Het Chinese onderzoek is gedreven door een sterk nationalisme.”

Spandoeken boven de ingang van de overdekte opgraving op Pingtan met citaten van president Xi Jinping getuigen daarvan. Xi zegt er dat de archeologie een „onuitputbare kracht voor het opbouwen van een sterke socialistische cultuur”. En: „Archeologie is een belangrijke culturele onderneming met een enorme sociale en politieke betekenis.”

Toch lijken veel inwoners van Pingtan zich weinig bezig te houden met geopolitiek en archeologie. Voor hen draait het leven meer om alledaagse zaken, zoals het verdienen van de kost. Een Austronesische afkomst? Nee, die hebben ze hier niet, zegt de baas van het visrestaurant terwijl hij nog een kop thee aanbiedt. Toch verheugt hij zich op de komst van het archeologische park: voor zijn restaurant verwacht hij gouden tijden.

Voorouders Hebben Taiwanezen inheemse genen?

„De inwoners aan weerszijden van de Straat van Taiwan zijn verbonden door bloed”, stelde de Chinese president Xi Jinping afgelopen oktober op een staatsbanket. Het diner werd gehouden ter ere van de 75-jarige oprichting van de Volkrepubliek en voor de gelegenheid sprak Xi zijn gasten toe, over onder andere de ‘hereniging’ met Taiwan. Vanwege de verwantschap tussen beide landen zou dit onvermijdelijk zijn, volgens Xi. Bloed is immers „dikker dan water”.

Maar volgens een aantal Taiwanese onderzoekers zijn de Chinezen en Taiwanezen genetisch verschillend. Van de Taiwanezen wier voorouders al enkele generaties op het eiland wonen, zou 85 procent inheemse genen hebben, bleek uit een spraakmakend dna-onderzoek van de hematoloog Marie Lin in 2007. Het hoge percentage zou te verklaren zijn door de historische achtergrond van Taiwan. In de zeventiende en achttiende eeuw beperkte de Qing-dynastie de migratie naar Taiwan voornamelijk tot mannen, waardoor veel van hen enkel met inheemse vrouwen konden trouwen.

Lins onderzoek kreeg een rol in het creëren van een nationale Taiwanese identiteit, zegt wetenschapssocioloog Tsai Yu-yueh van onderzoeksinstituut Academia Sinica. Pro-Taiwanese media pikten de studie op en concludeerden dat Taiwanezen en Chinezen niet tot één familie behoren. Het onderzoek belandde in een Taiwanees geschiedenisschoolboek en wordt tot op heden gebruikt om Xi Jinpings argument van een gedeelde Chinese verwantschap te ontkrachten: het bloed aan de twee kanten van de Straat van Taiwan zou toch echt verschillend zijn.

Maar klopt dit wel? Twee Taiwanese wetenschappers bekritiseerden de methode en interpretatie van Lin. Ze schreven op basis van eigen analyse dat maar 7 procent van de Taiwanezen een inheemse afkomst heeft. Zowel Lin als haar critici betichten elkaar van politieke beweegredenen. Maar volgens Tsai hebben geen van de onderzoekers het goed of fout: de percentages verschillen enkel omdat beide kampen andere meetmethoden en definities hanteren. De hele controverse bewijst voor haar een belangrijk punt: „Wetenschappelijk onderzoek is niet geschikt om complexe sociale problemen rondom identiteit op te lossen, en dat geldt bij uitstek voor genetisch onderzoek. Identiteit wordt immers bepaald door cultuur, en niet door genen.”