Column | Psychologie is overal en van iedereen

Psychologie in Nederland verkeert in zwaar weer. Terwijl financiële tekorten al op ons drukken, hebben universiteiten in de Randstad en Tilburg besloten de internationale bachelor af te schaffen, een maatregel die de problemen niet oplost, maar juist verergert. Het schaadt de kwaliteit van het onderwijs en breekt de internationale verbindingen af. En dat terwijl wij juist werken in een vakgebied dat zó essentieel, zó veelzijdig en zó prachtig is. We voelen ons onbegrepen. Leidse collega Judith Schomaker verwoordde dat gevoel treffend op LinkedIn. Het heeft geleid tot een boekje. Daarom, in mijn laatste bijdrage als vaste wetenschapscolumnist (ik blijf schrijven voor NRC, maar in andere vormen), hierbij een ode aan de psychologie!

Noem het woord ‘psychologie’ en het klassieke beeld verschijnt: een patiënt op een sofa, pratend over zijn jeugd met een therapeut met geitenwollen sokken. Maar de psychoanalyse heeft allang plaatsgemaakt voor andere vormen van therapie, en psychologie is veel meer dan alleen de klinische praktijk – het is een wetenschap. We doen prachtig onderzoek, niet alleen bij mensen met psychische klachten, maar nog veel meer bij mensen die ‘normaal’ functioneren. Sterker nog: psychologie beperkt zich niet tot mensen. Zelf doe ik onderzoek naar emoties bij mensapen (mens incluis). Andere collega’s buigen zich over de psychologie van robots, bouwen gedragsmodellen of houden zich bezig met kunstmatige intelligentie. Psychologie is overal.

De psychologie heeft ongelofelijk veel inzicht gebracht. Neem leren en geheugen. De Amerikaanse psycholoog B.F. Skinner (1904-1990) bouwde voort op het werk van Ivan Pavlov – die van de honden die begonnen te kwijlen bij het geluid van een belletje – en introduceerde het idee van operante conditionering: een leerproces waarbij gedrag wordt versterkt of verzwakt door de gevolgen ervan, zoals beloningen of straffen. Maar hoe zorgen we dat wat we leren blijft hangen – of juist niet? Geheugenmodellen laten zien hoe informatie wordt opgeslagen, verwerkt en teruggehaald. Die inzichten zijn niet alleen essentieel voor onderwijs en opvoeding, maar ook voor de behandeling van trauma’s, geheugenverlies en dementie. De onderliggende principes vinden bovendien hun weg naar apps voor gedragsverandering en slimme marketingstrategieën.

Niet rationeel handelen

De invloedrijke sociaal psycholoog Leon Festinger ontwikkelde in de jaren 50 de theorie van cognitieve dissonantie: het irritante gevoel dat ontstaat wanneer gedrag en overtuiging met elkaar botsen. Bijvoorbeeld: we weten allemaal dat roken slecht is, en toch steken we er nog eentje op. Om die dissonantie te verminderen, zoeken we excuses: ‘Mijn buurvrouw werd 90 en rookte elke dag.’ Psychologisch onderzoek helpt ons begrijpen waarom mensen niet altijd rationeel handelen. Psychologen hebben bovendien ontdekt dat mensen mentale snelkoppelingen gebruiken bij het oordelen – zogenoemde heuristieken – die kunnen leiden tot denkfouten, irrationaliteit, zelfoverschatting of zelfs discriminatie.

Over het onderwerp emotie heb ik in deze rubriek al veelvuldig geschreven. Ik heb psychologisch onderzoek besproken dat laat zien hoezeer we gedreven worden door emoties, en beïnvloed worden door de emoties van anderen. Emoties spelen al heel vroeg in ons leven een rol. Ontwikkelingspsychologen John Bowlby en Mary Ainsworth toonden in de jaren 50 het enorme belang aan van vroege ouder-kindrelaties voor de emotionele ontwikkeling. Dankzij hun werk zijn hechtingsgerichte interventies tegenwoordig standaard in de jeugdzorg.

Wat het vakgebied psychologie zo bijzonder maakt, is het vermogen om bruggen te slaan. Ze verenigt inzichten uit biologie, sociologie, filosofie, informatica, economie, kunst en nog veel meer. Tegelijkertijd richt ze zich op het meest ongrijpbare: emoties, gedachten, bewustzijn. Geen vaste formules met één uitkomst, maar complexe processen die per individu of diersoort verschillen. Psychologie is zowel fundamenteel als toepasbaar. Kennis over de evolutionaire wortels van ons gedrag helpt verklaren waarom gedragsverandering vaak zo weerbarstig is. Zulke inzichten zijn onmisbaar voor het ontwikkelen van rechtvaardiger beleid, het bevorderen van inclusie en het ontwerpen van eerlijke algoritmes – én vormen de basis voor een breed scala aan toepassingen, van therapie tot marketing, van onderwijsvernieuwing tot kunstmatige intelligentie.

Verbinding met breed publiek

Psychologie is níét voor ‘gekkies’. Hoe veranderen we dat achterhaalde beeld? Door actief verbinding te zoeken met het brede publiek. Zo was ik kortgeleden bij de boekpresentatie van Eveline Crone – pionier in het neuropsychologisch onderzoek naar adolescenten en bevlogen wetenschapscommunicator. Ik mocht meelezen met haar toegankelijke en leuke boek Een dag in ons brein. Stefan van der Stigchel, nog zo’n wetenschappelijke topper, gaf een sprankelende lezing over aandacht. Volgens hem hebben sommige kinderen baat bij skippyballen of kauwgom kauwen om zich te kunnen concentreren. Wie nu wiebelend op z’n stoel deze column leest, snapt wat hij bedoelt.

Juist vanuit het gat tussen wat psychologie ís en wat veel mensen dénken dat het is, heb ik het ‘Psychologielab op wielen’ opgericht: een elektrisch busje vol meetinstrumenten waarmee we de straat op gaan. Van Lowlands tot de Leidse markt, van scholen tot bedrijfsuitjes – we brengen wetenschap letterlijk naar de mensen toe. Want psychologie is niet van de kliniek of de universiteit. Psychologie is van iedereen.

Mariska Kret is hoogleraar cognitieve psychologie aan de Universiteit Leiden.


In een uitgeholde boomstam 225 kilometer roeien op zee, net als 35.000 jaar geleden

Het is gelukt, om met een 7,5 meter lange uitgeholde boomstam van Taiwan naar het Japanse eilandje Yonaguni te varen, hemelsbreed 110 kilometer ver, dwars door de Kuroshio, een van de sterkste oceaanstromingen ter wereld. Op dezelfde manier zouden ook 35.000 jaar geleden mensen de Riukiu-eilanden hebben kunnen bereiken. Yonaguni ligt daarvan het dichtst bij Taiwan.

Een team van Japanse en Taiwanese archeologen en zeelui publiceerde hun verslag deze week in Science Advances. Eerdere pogingen door hetzelfde team van Japanse experimentele archeologen om die prehistorische reis met een rietbundelboot of met een bamboeboot te voltooien, mislukten omdat die bootjes te traag vooruit kwamen om door de stroming te breken. De gebruikte houtsoort inspireerde de naam van experimentele boomkano: Sugime, afkorting van de het Japanse ‘sugi no megami’: de godin van de Japanse ceder.

Met vier mannelijke peddelaars en één stuurvrouw kwam de Sugime na 45 uur en in totaal 225 kilometer varen op de bestemming aan, met een totaal uitgeputte bemanning, vermoeid van het peddelen in de hitte maar ook door het vrijwel permanente hozen van de boot die toch niet zo stabiel lag als gehoopt. Perfect kon de reenactment natuurlijk niet zijn. Soms moesten de ‘prehistorische’ zeevaarders met hulp van het begeleidende schip uitwijken voor passerende oceaanschepen en ook werd een keer de koers aangepast omdat een van de bemanningsleden (overigens ten onrechte) meende de vuurtoren op Yonaguni te hebben gezien. Ook droeg de bemanning reddingsvesten. En het hozen ging met twee handpompen.

Er is weinig kennis van prehistorische scheepvaart. Teruggevonden boten zijn niet ouder dan negen of tien millennia. De drie meter lange ‘kano van Pesse’, 10.000 jaar oud en te zien in het Drents Museum, geldt als een van de alleroudste. Indirecte aanwijzingen voor zeevaart zijn veel ouder. Een miljoen jaar geleden leefden bijvoorbeeld al mensachtigen op het Indonesische eiland Flores, dat alleen over zee bereikbaar is, ook tijdens ijstijden als het zeeniveau laag staat. Dergelijke tochten in de diepe prehistorie zouden nog wel ‘per ongeluk’ kunnen zijn gemaakt, door drenkelingen op een losgeslagen boom in een orkaan. Maar dat achtten de archeologen onwaarschijnlijk voor wat zij noemen „de plotselinge verschijning” van mensen op maar liefst zes eilanden van de Riukiu-keten 35.000 jaar à 30.000 jaar geleden.

Vanaf de kust van Taiwan is Yonaguni niet te zien, maar vanaf de bergen bij de noordelijke kust wel, onder gunstige omstandigheden. Vissend langs de kust zouden prehistorische zeevaarders ook voldoende kennis van de zeestroming moeten hebben opgedaan om de tocht te wagen. Het team maakte hun boomstamkano van een één meter dikke Japanse cederboom, die in een uur of dertien werd omgehakt en uitgehold. Dat gebeurde voor een deel met stenen bijlen die waren nagemaakt van exemplaren die circa 38.000 jaar geleden in Japan gebruikt werden. Omdat dat type te snel kapot ging bij het hakken, werd uiteindelijk ongeveer de helft van het werk met een dikker bijltype gedaan.

Alle peddelaars leden aan plotselinge slaperigheid, darmkrampen, buikspierpijn, wrijfplekken, stekende pijn in armen en maag, en hallucinaties

Uit het verslag
van de archeologen

Het bootontwerp was gebaseerd op een teruggevonden kano uit de Japanse Jamon-cultuur van ongeveer 4.000 jaar oud. De Sugime had daarom eigenlijk iets langer moeten zijn, maar de wetenschappers konden geen andere geschikte boom vinden. Daarom werd ook besloten dat voor het hozen handpompen mochten worden gebruikt. Door de geringere lengte lag de bodem van de boot te vol met spullen om met een simpel hoosvat het water op te scheppen. De kano werd niet voorzien van een of meer drijvers aan de zijkant (‘uitleggers’) omdat dat de boot te veel zou afremmen en de peddelaars geoefend genoeg geacht werden om de Sugime stabiel te houden.

Na oefening en precieze afstelling van de kano (onder andere door grote bladeren op de boeg en achtersteven om het golfwater tegen te houden) stak de Sugime vanaf Wushibi in Taiwan in juli 2019 in zee, na twee weken wachten op kalm weer. In de Kurioshio-zeestroming werd de kano noordoostwaarts gevoerd, terwijl de bemanning een oostzuidoostelijke koers peddelde, door een deining van een meter veroorzaakt door de straffe noordenwind. Bij een hoge golf werd noordwaarts gestuurd om de golf op de boeg op te vangen. In de nacht waren nauwelijks sterren zichtbaar, de richting van de golfslag was de enige richtingsindicatie. De volgende ochtend zag de stuurvrouw het in de wolken weerspiegelde licht van een stedelijk gebied in Taiwan aan voor de zonsopgang, waardoor de Sugime een half uur lang in de verkeerde richting werd gepeddeld voordat de vergissing werd opgemerkt.

De tweede dag was zwaar, schrijven de onderzoekers, ook door de stress dat het eiland Yonaguni zo lang buiten zicht bleef. „Omringd door alleen de zee, wolken en de hemel was de bemanning onzeker over hun positie. Soms sprongen ze in het water, om zich te ontlasten en een beetje te ontspannen. Alle peddelaars leden aan plotselinge slaperigheid, darmkrampen, buikspierpijn, wrijfplekken, stekende pijn in armen en maag, en hallucinaties.”

Aan het eind van de tweede dag was de verschijning van een zeemeeuw (een ‘noddy’, Anous stolidus) een teken dat Yonaguni waarschijnlijk nabij was. De volgende ochtend vroeg toonde een wolkenmassa in de verte de locatie van het eiland. De Sugime ging uiteindelijk aan land op een vooraf bepaalde plek op Yonaguni, vanwege de verplichte douane- en immigratieprocedures.


Het smelten van de gletsjers gaat nu nóg sneller

Wéér smelten de gletsjers sneller dan ooit. Van de Zwitserse Alpen tot de Canadese Rocky Mountains: overal is het tempo waarmee het ijs verdwijnt de afgelopen jaren verdubbeld ten opzichte van het decennium daarvoor. En dat terwijl er toen óók al sprake was van een smeltrecord. Dat schrijven Canadese en Zwitserse glaciologen in het tijdschrift Geophysical Research Letters. Een van de belangrijkste oorzaken – naast opwarming en verminderde sneeuwval – is het donkerder worden van de gletsjers.

Al in 2021 verscheen in Nature het alarmerend bericht dat gletsjers wereldwijd in de periode van 2000 tot 2019 twee keer zo snel smolten als voorheen. In totaal verloren ze in die tijd jaarlijks zeker 250 gigaton aan ijs, wat volgens het toenmalige onderzoeksteam voor bijna een kwart van de waargenomen zeespiegelstijging zorgde. Opvallend detail: in het onderzoek waren de ijskappen van Antarctica en Groenland nog niet eens meegerekend.

Verdubbeling van verdubbeling

Nu heeft er in vier jaar tijd dus een verdubbeling van die verdubbeling plaatsgevonden, schrijven de auteurs in de huidige publicatie. Ze kozen er bewust voor het Nature-artikel als uitgangspunt te nemen, al keken ze naar een beperkter gebied: de glaciologen legden de focus uitsluitend op gletsjers in Noord-Amerika en de Alpen, die ze onder andere met behulp van satellietbeelden en veldonderzoek bestudeerden (drie in het westen van Canada, vier in het noordwesten van de Verenigde Staten en twintig in Zwitserland).

De onderzochte gletsjers blijken sinds 2001 met maar liefst 12 procent te zijn afgenomen. Niet alleen het warme, droge weer zorgde voor toegenomen ijsverlies – ook het albedo-effect speelde een doorslaggevende rol. Dat effect houdt in dat een oppervlak meer licht absorbeert naarmate het donkerder is, en daardoor sneller opwarmt. Met andere woorden: een witte, ‘schone’ gletsjer reflecteert zonlicht sterker dan een gletsjer die met gruis of roet bedekt is en blijft dus koeler. Maar juist zulk onverduisterd gletsjerijs lijkt steeds zeldzamer te worden.

Aangewaaid stof

In Zwitserland bijvoorbeeld kleurden de gletsjers de afgelopen jaren grijs door aangewaaid stof vanuit de Saharawoestijn, schrijven de glaciologen. In de Verenigde Staten en Canada waren as en houtskooldeeltjes afkomstig van bosbranden de boosdoener. Vooral in 2023 – een uitzonderlijk intens bosbrandjaar in Noord-Amerika – nam het albedo van de gletsjers sterk af.

Desondanks wordt met het albedo-effect zelden rekening gehouden in gletsjermodellen, benadrukken de auteurs. Daardoor kan het smelttempo worden onderschat. Overigens is in het huidige onderzoek de invloed van het gletsjersmeltwater op de zeespiegelstijging gering, omdat maar een beperkt aantal gletsjers is onderzocht. Wel kan het smeltwater voor andere problemen zorgen. Zo zouden er meer smeltwatermeren kunnen ontstaan, achter een fragiele natuurlijke ‘dam’. Bij een doorbraak kan dat catastrofale gevolgen hebben voor nabije dorpen.

Metingen op de gletsjers

„Een paar jaar geleden zou ik nog van mijn stoel zijn gevallen bij het zien van deze resultaten”, zegt Harry Zekollari, glacioloog aan de Vrije Universiteit Brussel. „Maar inmiddels liggen deze cijfers helaas in de lijn der verwachtingen. Van de Zwitserse gletsjers wisten we bijvoorbeeld al dat die in 2022 en 2023 in totaal 10 procent van hun volume hebben verloren.” Het mooie van de huidige studie vindt hij het uitgebreide veldwerk dat gedaan is. „Vaak gaat dergelijk onderzoek toch vooral met behulp van satellietdata, maar nu hebben ze echt metingen gedaan op de gletsjers.” Zelf schreef Zekollari nog mee aan een publicatie die een paar maanden geleden in Nature verscheen en die een vergelijkbare achteruitgang van gletsjers wereldwijd liet zien. „Het gaat echt met een rotvaart.”

Hij is het met de auteurs eens dat er in gletsjermodellen nog explicieter rekening moet worden gehouden met albedo. „Vorige week sprak ik op een klimaatconferentie in Bonn nog iemand uit Nieuw-Zeeland, die zei dat het albedo van de gletsjers daar zelfs te lijden heeft van bosbranden die duizenden kilometers verderop in Australië plaatsvinden.”

Reflecterende dekens

Op kleine schaal is het effect wel tegen te gaan door de gletsjers in de zomer bijvoorbeeld te bedekken met reflecterende dekens, zoals nu al in sommige skigebieden gebeurt. „Maar zo’n oplossing is erg kleinschalig en kost veel tijd en geld.”

De enige échte oplossing is het afremmen van klimaatverandering, benadrukt hij. „Een paar weken terug hebben we in Science nog een artikel gepubliceerd waaruit blijkt dat elke tiende graad mínder opwarming al een positief effect heeft op de gletsjers.”


De bevolking van India is genetisch heel divers

De bevolking van India herbergt een veel grotere genetische diversiteit dan voorheen bekend was. Uit de genomen van ruim 2.700 mensen uit heel India blijkt dat van de ruim 70 miljoen gevonden genetische variaties (single nucelotide variants en insertion deletions) ruim een derde nog niet voorkwam in de meest gebruikte grote genetische databases.

De meeste van deze voorheen onbekende variaties zijn overigens zeldzaam. En net als de meeste mensen buiten Afrika hebben ook Indiërs 1 à 2 procent dna van neanderthalers en denisoviërs. Daarbij is opvallend dat ook dat deel van het Indiase genoom bijzonder veel variaties telt, de meeste ter wereld zelfs. „Je kunt de gehele neanderthal-herkomst in de rest van de wereld beschouwen als een deelverzameling van de Indiase variatie”, schrijven de bij het onderzoek betrokken, vooral Indiase, genetici onder leiding van Priya Moorjani (University of California Berkeley) deze week in Cell.

De bevolking van India, de grootste ter wereld, bestaat nu uit 1,4 miljard mensen (net iets meer dan China) en is verdeeld over ongeveer 5.000 grotere en kleinere religieuze, taalkundige en etnische duidelijk gedefinieerde gemeenschappen.

Huwen in nabijheid

Een andere opvallende conclusie van het onderzoek is dat óndanks die grote genetische variatie onder de bevolking als geheel, bij de individuele Indiërs juist vaak relatief weinig genetische variatie wordt aangetroffen. Vooral door vele generaties van huwelijken binnen de naaste familie of in een beperkte gemeenschap (‘endogamie’) blijken Indiërs relatief vaak dezelfde genetische variatie van beide ouders te krijgen: ‘homozygotie’, gelijke varianten op beide chromosomen. De homozygotie is er twee tot negen keer zo groot als bij Oost-Aziaten of Europeanen.

Met enige verbazing schrijven de onderzoekers ook dat ze binnen hun verzameling van ruim 2.700 genomen, toch zorgvuldig verspreid over heel India uitgekozen, voor ieder individu wel iemand anders in die verzameling hebben die genetisch kan gelden als een verwant in de tiende graad (dus met dezelfde voorouder vijf generaties terug: een overgrootouder van je grootouder).

De grote genetische variëteit van de Indiase bevolking als geheel is te danken aan hun afstamming van een vrij grote groep mensen die rond 50.000 jaar geleden Afrika verliet. Ergens op weg naar India pikte de groep door seksuele vermenging ook relatief veel neanderthal- en denisova-variatie op. Voor de meer recentere afstamming bevestigt het huidige onderzoek eerdere onderzoeken die de Indiase bevolking definieerden als een menging van verschillende recentere prehistorische groepen: Zuid-Aziatische jager-verzamelaars, Euraziatische steppeherders (‘Yamnaya’) en neolithische boeren (uit het Midden-Oosten, vooral Iran). Deze drie groepen zijn dus te beschouwen als latere onderverdelingen van die eerdere afstamminggroep die 50.000 jaar geleden Afrika verliet. Deze drievoudige menging in verschillende verhoudingen geldt voor veruit de meeste van de huidige Indiërs, schrijven de onderzoekers.

Maar er zijn ook uitzonderingen, zoals individuen met afstamming van maar twee van de drie groepen (in Zuid-India, zonder de Yamnaya-component, die het sterkst in het noorden is). Of Indiërs die geen neolithische Midden-Oosten-afstamming hadden maar juist een component hadden die van prehistorische boeren uit Centraal-Azië (uit Sarazm, Tadzjikistan). Zoals altijd uit dit soort onderzoeking blijkt, hebben bevolkingen nooit een ongecompliceerde afstamming, iedereen is een menging van een menging van een menging.

Lees ook

De eindeloze migraties en mengingen van ‘volkeren’

Zevenduizend jaar oud skelet uit La Braña‑Aritero (Leon, Spanje).


In een Eindhovense vinding kun je de brom van warmtepompen smoren

Een afzuigkap die na het koken uit gaat. Stratenmakers die hun trilapparaat aan de kant zetten. Een festival in een park verderop dat ten einde komt. Laagfrequent geluid is overal. Vaak vrij ongemerkt, tot het wegvalt. De plotse afwezigheid van het brommen en dreunen voelt weldadig. Een verrassend fysieke ervaring, want dit geluid is behalve te horen ook te voelen.

De diepe, lage tonen met een frequentie onder de 200 hertz gelden als laagfrequent. Dit soort geluid heeft lange golflengtes, en kan zich over grote afstanden verspreiden en door obstakels heen dringen. Vandaar dat het zo voelbaar is. Het maakt ook dat dit geluid lastiger te dempen is dan geluid in hoge frequenties.

Daar heeft de aan de TU Eindhoven verbonden start-up ATA Mute iets op gevonden: drie laagjes van kruislings over elkaar gelegde vezelachtige strengen die iets van elkaar af zijn geplaatst zodat gaatjes ontstaan. Lucht tussen de laagjes absorbeert het geluid.

Op het bureau van Mohammad Kojourimanesh, mede-oprichter en ceo van ATA Mute, liggen voorbeelden van de zogenoemde anechoic broadband compact-demper (ABC). Ze ogen verrassend simpel, als gevlochten matjes. De vergelijking met een matje komt behalve door de vorm ook door het materiaal, op dit moment werken ze veel met hennepvezels, vertelt Kojourimanesh. Zelf noemt hij het tape, omdat het geheel vrij dun is – enkele millimeters – en tamelijk flexibel, waardoor het op veel plekken aan te brengen is. Aan de binnenkant van de kast die om een warmtepomp heen zit bijvoorbeeld.

Op een standaard naast het bureau staan ook varianten van koolstofvezel, glasvezel, aluminium, koper en zelfs textiel. „De materialen zijn anders maar de werking is steeds hetzelfde”, zegt Kojourimanesh. „Het verschil zit hem vooral in de grootte van de gaatjes aan het oppervlak en de afstand tussen de laagjes. Daarmee is af te stemmen op de geluidsfrequentie die je wil dempen, want elk apparaat brengt net een ander geluid voort.”

De Wereldgezondheidsorganisatie noemt het vele laagfrequent geluid in de omgeving ‘geluidsvervuiling’, vertelt Kojourimanesh. Het kan bij mensen en dieren onder meer stress en slaapproblemen veroorzaken. „De energietransitie zorgt ervoor dat geluidsvervuiling flink toeneemt, weinig mensen zijn zich bewust van dit nadeel. Windmolens produceren laagfrequent geluid, net als de airco’s die draaien in elk kantoorgebouw en de buitenunits van warmtepompen die oprukken in menig buurtje.”

Het geluid wordt veroorzaakt door de bewegende onderdelen in zulke apparaten, zoals de compressor en de ventilator. Deze onderdelen zijn onontbeerlijk, maar bewegen leidt tot stromingsgeluid en mechanische trillingen die worden overgedragen aan de omliggende luchtdeeltjes waardoor deze ook gaan trillen en geluidsgolven worden. Het geluid kan verder versterken door resonantie, andere onderdelen die mee gaan trillen.

„Geluid is zelfs een van de belangrijkste redenen waarom mensen twijfelen over de overstap naar een warmtepomp”, zegt Kojourimanesh. „Ze vinden het zelf vervelend of willen geen last veroorzaken voor de buren die het misschien wel gaan horen als ze in de tuin zitten omdat het apparaat buiten moet staan.”

Hoewel al het laagfrequente geluid met de aanpak van ATA Mute te dempen is, richt Kojourimanesh zich nu vooral op toepassingen in de energiesector. „Een veelbelovende en zinvolle markt.” Hij werkt samen met warmtepompmakers Weheat, Zehnder en Intergas. Ook fabrikanten van andere ‘lawaai-apparaten’ hebben interesse getoond en apparaten gestuurd om de demper op te testen, vertelt hij.

Ons ontwerp is eenvoudig na te maken, dus patenten zijn heel belangrijk om ons staande te kunnen houden in de markt

Mohammad Kojourimanesh
ATA Mute

In 2016 kwam Kojourimanesh uit Iran naar Nederland. Aan de Universiteit Twente deed hij onderzoek naar geluidsreductie van ventilatiesystemen. Daarna begon hij aan een promotietraject aan de TU Eindhoven om het geluid dat gepaard gaat met thermo-akoestische verbranding (in bijvoorbeeld verwarmingsketels op waterstof) te reduceren. Dit leidde tot de eerste versie van de demper – een metalen variant met ronde gaatjes – én tot het eerste patent.

„Inmiddels hebben we vier patenten”, zegt Kojourimanesh. „Ons ontwerp is eenvoudig na te maken, dus patenten zijn heel belangrijk om ons staande te kunnen houden in de markt.”

Een tekening in een van de patenten laat duidelijk zien waar het dempende effect hem in zit. Twee lagen met openingen – ronde gaatjes in het geval van de metalen demper, vierkante gaatjes in de versie van hennep- en koolstofvezel – die zo zijn geplaatst dat de gaatjes precies niet boven elkaar zitten. Ook zit tussen de lagen een beetje ruimte – hoeveel precies kan variëren. De geluidsgolven gaan een soort doolhof in, waar warmte- en wrijvingseffecten de voortplanting van geluid sterk beïnvloeden. Oftewel: de luchtweerstand absorbeert het geluid.

De prestaties van geluidsdempers worden uitgedrukt in een getal: de akoestische reflectiecoëfficiënt. De reflectiecoëfficiënt van de demper die Kojourimanesh voor zijn proefschrift ontwierp voor thermo-akoestische verwarmingsketels in woningen was (in labsetting) lager dan 0.1, wat betekent dat 99 procent van het geluid werd geabsorbeerd.

Op zijn laptop toont Kojourimanesh grafieken met golvende lijnen die laten zien hoe andere varianten van de demper goed scoren voor uiteenlopende geluidsfrequenties. Materialen verschillen, en de ruimte tussen de lagen ligt tussen enkele millimeters tot een centimeter. „Ook binnen productgroepen verschilt de geluidsfrequentie per apparaat”, zegt Kojourimanesh. „De ene warmtepomp produceert geluid van 80 hertz, de andere 120 en weer een andere 200. Een fabrikant kan ervoor kiezen een variant te maken die hier heel precies op inspeelt.”

De tape met hennepvezels is juist gericht op brede toepasbaarheid. Die dempt gemiddeld 50 procent van het geluid op veel laagfrequente golflengtes, zegt Kojourimanesh. „Meer dan 50 procent is mogelijk, door verschillende lagen van de tape over elkaar aan te brengen. Elke laag dempt 50 procent van het resterende geluid.”

Hij haalt een plakkaat noppenschuim uit de kast. „Dit kennen veel mensen wel als geluiddempend materiaal. Hiervan is een tien centimeter dikke laag nodig om tot vergelijkbare demping te komen als bij ons met nog geen centimeter dikte. Het is onhaalbaar om tien centimeter noppenschuim in apparaten te integreren.”

Actieve noise cancelling – de geluiddemping die onder meer in koptelefoons zit – is net als noppenschuim ongeschikt voor de toepassingen die ATA Mute voor ogen heeft. „Zo’n systeem meet omgevingsgeluid en een klein speakertje produceert tegengestelde geluidsgolven die het geluid neutraliseren”, zegt Kojourimanesh. „Het is compact, daarom past het in koptelefoons, maar het dempt vooral hoogfrequent geluid goed. Voor laagfrequent geluid zou je grote speakers nodig hebben. Bovendien vraagt het stroom, onze demper werkt passief.”

Tegen het einde van zijn promotietraject richtte Kojourimanesh ATA Mute op. Drie van zijn begeleiders werden mede-oprichters – die een adviserende rol hebben – en inmiddels heeft hij vier werknemers in dienst. Na zijn promotie was Kojourimanesh nog twee jaar als postdoc in dienst van de TU Eindhoven, waar hij zijn tijd volledig mocht inzetten voor ATA Mute. Hij huurt kantoor- en een beetje labruimte tegen gereduceerd tarief en kreeg hulp van de universiteit bij het aanvragen van patenten. In ruil is de universiteit aandeelhouder.

Spannend jaar

In het academische start-upveld maakt ATA Mute indruk. Kojourimanesh werd in 2023 geselecteerd voor het twee jaar durende NWO-programma Faculty of Impact. Hij kreeg 200.000 euro en begeleiding op het vlak van ondernemen. Afgelopen april won ATA Mute de nationale Academic Startup Competition 2025.

Het komende jaar is spannend, het wordt erop of eronder, vertelt Kojourimanesh terwijl we van zijn kantoor in start-upgebouw Alpha op de universiteitscampus naar het lab iets verderop lopen. De technologie werkt, daar heeft hij veel vertrouwen in. Nu moet de start-up een scale-up worden. Daar is focus voor nodig, besefte Kojourimanesh tijdens het impactprogramma. En dus richt ATA Mute zich vooralsnog op de energiesector en gaat het als eerste de tape van hennepvezel op grotere schaal produceren.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="De geluiddempende tape, gemaakt van koolstofvezel.” data-figure-id=”0″ data-variant=”row” readability=”1.5″><img alt data-description="De geluiddempende tape, gemaakt van koolstofvezel.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/25144726/data134055231-285e35.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren-5.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren-3.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren-4.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren-5.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/F5GnaDr9bHvMGIciZnm7R_7lXok=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/25144726/data134055231-285e35.jpg 1920w”>

De geluiddempende tape, gemaakt van koolstofvezel.

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-description="De geluiddempende tape van ATA Mute, gemaakt van hennepvezel.” data-figure-id=”1″ data-variant=”row” readability=”1.5″><img alt data-description="De geluiddempende tape van ATA Mute, gemaakt van hennepvezel.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/25144724/data134055226-366b32.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren-8.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren-6.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren-7.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren-8.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/in-een-eindhovense-vinding-kun-je-de-brom-van-warmtepompen-smoren-9.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/5wpQIGxIMGsFn6WbEyKL9gV_KMQ=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/25144724/data134055226-366b32.jpg 1920w”>

De geluiddempende tape van ATA Mute, gemaakt van hennepvezel.

Een productiefaciliteit in Duitsland gaat binnenkort de eerste vierkante meters maken. Het doel is om volgend jaar 50.000 vierkante meter tape te produceren (genoeg om geluid van 25.000 warmtepompen te dempen). De prijs per vierkante meter ligt rond de 150 euro. „Een hoge prijs kan niet anders in deze eerste fase, uiteindelijk mikken we op zo’n 50 euro per vierkante meter”, zegt Kojourimanesh.

Het liefst wil hij zo snel mogelijk zelf gaan produceren, en naar 1 miljoen vierkante meter per jaar. Daarvoor is wel nodig dat een of meerdere grote bedrijven waar hij contact mee heeft gaan investeren in ATA Mute, zegt Kojourimanesh enigszins bezorgd. „Subsidies, prijzen en het impactprogramma zijn heel belangrijk geweest, maar nu er eigen faciliteiten nodig zijn worden de benodigde bedragen serieuzer.”

Kojourimanesh droomt al van verdere innovaties. „De buitenunit van een warmtepomp is voornamelijk zo groot vanwege de afmetingen van de ventilator. Een kleinere variant moet sneller draaien en produceert dan te veel lawaai. Betere geluiddemping zou er dus voor kunnen zorgen dat de buitenunit kleiner kan.”

Toepassing in de bouw

In het lab, waar veel testapparatuur staat, snort ook een 3D-printer. Erin ligt een half voltooid klein rotorblad met aan de oppervlakte ronde inkepingen. „Over die inkepingen komt onze tape. Dit kan een uitkomst zijn voor drones, ventilatoren en windturbinebladen. Windmolens zijn beperkt in hun rotatiesnelheid omdat ze anders te veel geluid produceren. Door dat geluid te dempen kunnen windmolens meer energie produceren, of dichter bij bebouwing geplaatst worden.”

Zelfs toepassing in de bouw is mogelijk, zegt Kojourimanesh. Onlangs is ATA Mute een samenwerking begonnen met betonstart-up CarbonsAI die ook aan de TU Eindhoven verbonden is. Op normaal beton weerkaatst geluid ontzettend. Woningen en werkplekken van beton staan en hangen vol met meubels, vloerkleden, gordijnen en vaak ook akoestische panelen om die galm tegen te gaan. „CarbonsAI maakt CO2-neutraal beton, en ze gaan het nu ook poreus maken zodat het gecombineerd kan worden met onze aanpak. Een behang-achtige variant van onze demper die samenwerkt met de lucht in het poreuze beton kan 80 procent van het omgevingsgeluid absorberen. Je wil dan vast nog wel gordijnen, maar voor het geluid zijn ze niet meer nodig.”

De factor geluid is al een verkoopargument voor stofzuigers en koelkasten en het krijgt alleen maar meer waarde, daar is Kojourimanesh van overtuigd. „Zowel voor de eindgebruiker als economisch gezien is het waardevol. Op energielabels staat tegenwoordig ook informatie over geluid. Het is na energieverbruik het belangrijkste onderdeel voor mensen om een beslissing voor het ene of het andere product op te baseren. Voor fabrikanten is het van belang daar een laag getal te hebben staan. Hoe zachter het geluid, hoe hoger je kunt gaan zitten met je prijs.”


De moeizame comeback van het zeegras, een plant die ooit een hoofdrol speelde langs de Nederlandse kust

Het beschermt de kust, bevordert de biodiversiteit en neemt CO2 op, maar staat niet vaak in de schijnwerpers: zeegras. Een eeuw geleden tierde de waterplant welig in de Waddenzee en draaide er zelfs een complete industrie op, maar nu is-ie vrijwel helemaal verdwenen. En met de plant alle positieve effecten. „Het vormt een essentieel ecosysteem; het gaat niet alleen om een paar plantjes”, aldus zeegrasonderzoeker Laura Govers. Biologen werken daarom met man en macht aan de terugkeer van zeegras in de Waddenzee en de Zeeuwse delta. Maar dat heeft nog veel voeten in de aarde. De geschiedenis en toekomst van Nederlands zeegras in zes delen.

1Een soort landgras – maar dan anders

„Zeegras lijkt een beetje op landgras”, vertelt Laura Govers, adjunct-hoogleraar mariene ecologie en natuurbeheer aan de Rijksuniversiteit Groningen en wetenschapper bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee. Ze bestudeert de plant al sinds 2009 en is nauw betrokken bij herstelprojecten in de Waddenzee en Zeeuwse Delta – ze monitort de plant al duikend of wadlopend zelf. Zeegras is geen grassoort maar een bloeiende plant, met bloemen, zaden en stuifmeel. „Anders dan wieren (of algen) wortelt het in de bodem en neemt het met de wortels ook voedingsstoffen op.”

Zeegras evolueerde als landplant tussen de 70 en 100 miljoen jaar geleden terug de oceaan in. Terug, omdat landplanten zo’n 450 miljoen jaar geleden zelf uit algen ontstonden. Zeegras is de enige groep van hogere planten of vaatplanten – planten die een vaatsysteem hebben om water te transporteren – die in de zee voorkomt.

In Nederland komen twee soorten zeegras voor: groot zeegras, Zostera marina, en klein zeegras, Zostera noltii. Groot zeegras kan een meter lang worden en kent twee zogenoemde morfotypes. Meerjarig groot zeegras leeft permanent onder water, plant zich voort via de wortelstokken en kan 50 jaar oud worden. Eenjarig groot zeegras groeit op droogvallende bodem, komt ieder voorjaar opnieuw op en is daardoor kwetsbaarder. Klein zeegras wordt zo’n twintig centimeter lang, is meerjarig en leeft in droogvallende gebieden.

Rijkswaterstaat-medewerkers op een zeegrasveld.

Foto Jilmer Postma/ANP

2Minstens zo belangrijk als koraal

Erg indrukwekkend zien de groene sprietjes er niet uit, maar schijn bedriegt. „Zeegrasvelden zijn net zo belangrijk als koraalriffen”, stelt Govers. „Het vormt een essentieel ecosysteem; het gaat niet alleen om een paar plantjes.” Zeegras beschermt de kust door golven en stroming te dempen. En de wortelmatten houden sediment vast, wat ook kusterosie tegengaat. Zeegrasvelden vormen daarnaast een belangrijke kraamkamer voor vissen en andere zeedieren. Ook zorgt het voor helderder water, doordat het de stroming vertraagt waardoor sediment bezinkt.

Alle zeegras was in 1932 in één klap verdwenen. Elders herstelde het, maar niet in Nederland

Bovendien is zeegras erg efficiënt in het opslaan van CO2 in de bodem: 30 procent van alle opgeslagen koolstof in de oceaan zit in zeegrasbodems. „Je kunt het vergelijken met bossen op land, qua zuurstofproductie en habitat”, aldus Govers. Verrassend veel effect, voor een relatief klein plantje. Maar zeegras verdwijnt wereldwijd in rap tempo: twee voetbalvelden per uur, aldus Fee Smulders, zeegrasecoloog bij Wageningen Marine Research. Ze onderzoekt zeegras in de Nederlandse Cariben, waar nog 2.000 hectare groeit. Samen met koraalriffen en tropische regenwouden zijn zeegrasvelden de meest bedreigde ecosystemen. De mens vormt de grootste bedreiging; met name door watervervuiling en het actief weghalen langs de kust. Smulders: „Bijvoorbeeld bij resorts, daar willen mensen het niet.”

3Van bloeiende industrie naar bijna uitgestorven

Een eeuw geleden floreerde het zeegras uitbundig langs de Nederlandse kust. Tot 1930 groeide er ruim 15.000 hectare groot, meerjarig zeegras in de Wadden- en Zuiderzee. Honderden families leefden van de ‘wiervisserij’, vooral op Texel en het toenmalige eiland Wieringen. Govers: „Het was een heel professionele vloot. Ze wisten ook wel dat het geen wier was, maar zo noemde men het.” Zeegras werd gebruikt in matrassen, kussens, als muurisolatie en in dijken.

In één klap verdween dat in 1932 allemaal. Govers: „Het is moeilijk te achterhalen wat nou precies de oorzaak was.” Enerzijds trof namelijk een zeegrasziekte (de schimmel Labyrinthula zosterae) het gehele noordelijk halfrond, anderzijds was het ook het jaar waarin de Afsluitdijk de Zuiderzee afsloot en het water sterk vertroebelde.

Waar in andere Europese landen het zeegras herstelde van de ziekte, is dat in de Waddenzee nooit gebeurd. Waarschijnlijk komt dat doordat met het verdwijnen van het zeegras de Waddenzee troebeler werd, zegt Govers. Zeegras zorgt namelijk zelf voor het benodigde heldere water voor de fotosynthese om te floreren. Is het zeegras eenmaal weg en het water troebel, dan komt het moeilijk op eigen houtje terug. Zeker als er geen nabije populatie is waaruit het zich kan herstellen.

Een proefveld met zeegras bij Ameland.

Foto Jilmer Postma/ANP

In de Waddenzee groeide naast de ondergedoken soort honderden hectares droogvallend groot en klein zeegras. Dat leek de kaalslag in eerste instantie te overleven. Ook in de Zeeuwse delta bloeide zeegras: in de Oosterschelde, Grevelingenmeer en het Veerse Meer. Maar al die populaties gaan sinds de jaren zeventig achteruit, met name door watervervuiling, algengroei en afsluitingen van de zeearmen door de Deltawerken. De paar duizend hectaren daar stierven in de loop der jaren vrijwel volledig uit.

Na de eeuwwisseling was er al met al slechts zo’n 200 hectare zeegras over in heel Nederland – een luttele 1 procent van wat er honderd jaar eerder was.

4’s Werelds grootste herstelde droogvallende zeegrasveld

Sinds 2022 werkt Rijkswaterstaat met verschillende universiteiten en bedrijven aan grootschalig zeegrasherstel en herstelonderzoek in de Waddenzee en de Zuidwestelijke Delta. Het bouwt voort op het werk van Natuurmonumenten, dat sinds 2014 werkte aan zeegrasherstel in de Waddenzee. Jaarlijks wordt zeegras gezaaid of met stekjes geplant en gemonitord. Het project is onderdeel van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en Natura 2000 en moet de ecologische waterkwaliteit verbeteren. Het huidige doel is om het ondergedoken zeegras in de Waddenzee te herstellen naar 10.000 hectare. In de Zeeuwse delta mikt Rijkswaterstaat nu op vijf hectare in het Grevelingenmeer en vijf in het Veerse Meer. De haalbaarheid van deze aantallen wordt nog onderzocht. En in de Oosterschelde werkt The Seagrass Consortium aan zeegrasherstel, samen met de Rijksuniversiteit Groningen.

Al sinds de jaren negentig – en een enkel onderzoek in 1950 – onderzoeken biologen de herstelmogelijkheden van groot zeegras. Na jaren van onderzoek, uitproberen, zaadverlies door een zeegrasinfectie en het fijnslijpen van de zaaitechniek (met een kitspuit van de bouwmarkt in plaats van uit een drijvende zak), boekten de zeegrasherstellers toch nog onverwachts een succes in 2018.

Zaaien van zeegras bij Ameland.

Foto Jilmer Postma/ANP

Het zaaien gebeurt met een kitspuit van de bouwmarkt

Bij het onbewoonde waddeneiland Griend ontstond namelijk het grootste herstelde droogvallende zeegrasveld ter wereld. „De locatie ontdekten we eigenlijk per toeval, omdat we daar rondliepen voor een ander project”, lacht Govers. Uit modellen kwam de plaat niet naar voren als geschikte plek voor zeegrasherstel, maar de onderzoekers zagen klein zeegras groeien en besloten een poging te wagen met groot zeegras. Grootschalig herstel was nog niet het doel. Maar de zaden sloegen aan en het zeegrasveld breidde zich uit tot bijna 1.700 hectare in 2024. Positieve effecten van het zeegras zijn ook al meetbaar, aldus Govers. De biodiversiteit is in het zeegrasveld 30 procent hoger dan op omringende kale wadplaten: net als in van nature voorkomende zeegrasvelden.

Het is nog te vroeg om te stellen dat het zeegras bij Griend permanent is teruggekeerd, zegt Govers. „Het heeft wel al een hittegolf en ijs overleefd, dus we hebben goede hoop. Maar we willen wel een vinger aan de pols houden.”

Het succes van Griend wil Rijkswaterstaat nu kopiëren naar een nieuwe locatie, nabij Ameland. Ook wordt klein zeegras toegevoegd aan het onderzoek op de locaties. In de Zeeuwse delta lopen ook experimenten met groot en klein zeegras. Sinds 2022 zijn de proeven in de Grevelingen succesvol, vertelt Marloes van der Kamp, marien ecoloog bij adviesbureau Witteveen+Bos, hoofdaannemer van zeegrasherstelproject Waddenzee & Zeeuwse Delta. „Het heeft de winter overleefd en we hebben grip gekregen op een succesvolle herstelmethode.”

5Van 1 miljoen naar 100.000 donorzeegraszaadjes

Volgens Govers loopt Nederland wereldwijd voorop met zeegrasherstel, „omdat we al zo vroeg heel veel zeegras verloren hebben”. Ook Van der Kamp ziet dat andere landen „vol bewondering” kijken naar het grootschalige, landelijk georganiseerde herstelproject. Van der Kamp: „De schaal en de samenwerking met wetenschap, bedrijfsleven en overheid helpt ons enorm om meters te maken. In andere landen zijn projecten vaak veel kleinschaliger en moeten er particuliere fondsen aangeschreven worden of mist de toegepaste blik van het bedrijfsleven. Wat we in Nederland doen is echt uniek.”

Toch loopt het herstel nog niet helemaal van een leien dakje. Govers: „We willen heel snel vooruit, maar de kennis is er nog niet helemaal. Processen op ecosysteemniveau gaan veel langzamer dan we eigenlijk zouden willen als mensen.” Naast de kennisachterstand ontstond vorig jaar een nieuw probleem: een tekort aan zeegraszaad. De zaadjes voor het succesvolle veld bij Griend kwamen in groten getale uit Duitsland. Maar „zeegras is booming”, aldus Govers, en de vraag naar zaadjes neemt sterk toe. Voorgaande jaren waren er steeds een miljoen zaadjes beschikbaar voor het Nederlandse herstelproject, sinds vorig jaar nog maar honderdduizend. „Dat komt doordat de Duitsers de bescherming van zeegras hebben aangescherpt”, legt Van der Kamp uit. „Ze stellen nu alleen nog maar zaad beschikbaar voor onderzoek, niet voor herstel.”

Rijkswaterstaat verkent de mogelijkheid om zelf zaaigoed te kweken, vertelt Van der Kamp. Ook wordt voorzichtig wat geoogst in de velden bij Griend. Tot die tijd is het beschikbare zaad een belangrijke limiterende factor van het herstel van groot zeegras in de Waddenzee.

Aangelegd zeegras bij Griend in de Waddenzee.

Foto Siese Veenstra/ANP

6Tuinieren hoort niet thuis in de Waddenzee’

Govers merkt dat haar enthousiasme voor de zeegrasherstelwerkzaamheden niet door iedereen gedeeld wordt. „Sommige mensen denken dat de Waddenzee het laatste stukje wildernis is en vinden dat ‘tuinieren daar niet thuishoort’. Ze zeggen dat het een dynamisch natuurlijk systeem is dat je met rust moet laten”. Maar zo onberoerd is de Waddenzee helemaal niet, vervolgt ze: denk alleen al aan visserij, gaswinning, baggeren, zoutwinning en recreatie. En dan is de Waddenzee ook zelf nog eens niet goed in staat tot herstel, vanwege de aangelegde dammen en dijken die de stroming veranderen en een „gebrek aan effectieve gebiedsbescherming”.

Govers vraagt zich hardop af of herstel naar een Waddenzee vol zeegras, zoals een eeuw geleden, nog wel mogelijk is: „De Waddenzee is door de mens te veel veranderd.” In het Grevelingenmeer en het Veerse Meer lijkt het zeegras ondertussen juist beter aan te slaan dan verwacht, dus misschien is daar meer herstel mogelijk. „Het mooie van dit herstelproject is dat we al doende leren wat realistisch is”, aldus Van der Kamp. Naast herstel is bescherming van de laatste bestaande velden minstens net zo belangrijk, benadrukt Govers. „Want dat is veel effectiever. Bestaande velden hebben alle belangrijke ecosysteemfuncties al.”

Foto Laura Govers


Experimentele gentherapie verscheurt Amerikaanse medicijnwaakhond

Twee dodelijke jonge slachtoffers vielen er de afgelopen maanden tijdens de behandeling met een experimentele gentherapie tegen Duchenne spierdystrofie, Elevidys, van de firma Sarepta Therapeutics. Twee weken geleden overleed een peuter en in maart een zestienjarige jongen. Allebei stierven ze door acuut leverfalen, een bijwerking van de behandeling.

Het debacle verscheurt de toch al verdeelde Amerikaanse geneesmiddelenwaakhond FDA. Het hoofd van cel- en gentherapieën, de hematoloog Nicole Verdun, kwam vorige week hevig in botsing met haar nieuwe baas over hoe het verder moet met dergelijke behandelingen. Verdun had een vergadering gepland om een vergelijkbare gentherapie tegen de ziekte te evalueren van een andere fabrikant, Capricor Therapeutics. Maar de Amerikaanse hematoloog Vinay Prasad, het vorige maand aangestelde hoofd van de FDA-divisie die toezicht houdt op biologische geneesmiddelen, schrapte deze meeting zonder verder overleg. En niet veel later werd Verdun, samen met haar plaatsvervanger het gebouw uit begeleid. Ze zijn met ‘verlof’.

Het rommelt al maanden bij de FDA. Sinds januari stapten meerdere FDA-kopstukken op of ze werden de laan uitgestuurd. Eén van hen is Prasad’s voorganger, de vooruitstrevende Peter Marks. Hij vertrok „met een zwaar hart” op 5 april op na ‘onenigheid’ met de vaccinskeptische Robert F. Kennedy Jr., de minister van Volksgezondheid. Marks, die een grote rol speelde bij de snelle ontwikkeling van covid-19-vaccins tijdens de pandemie, kon Kennedy niet laten inzien dat zijn zorgen over de veiligheid van vaccins onterecht zijn.

Versnelde goedkeuring

Het was ook Marks die in 2023 Elevidys versneld goedkeurde voor kinderen met een bepaalde genetische variant van Duchenne. Maar die versnelde goedkeuring lag destijds al hevig onder vuur. Onder meer Prasad was erg kritisch over Marks’ besluit, in zijn ogen waren er nog te weinig gegevens over de effectiviteit ervan.

Nu ís gentherapie bij Duchenne ook een heikele onderneming. De afgelopen jaren overleden ook twee jonge Duchenne-patiënten tijdens studies met een vergelijkbare gentherapie van fabrikant Pfizer. Maar de ernstige erfelijke ziekte zelf is onverbiddelijk. Bij deze ziekte raken spieren al vanaf jonge leeftijd aangetast, uiteindelijk ook de hart- en ademhalingsspieren. Door een genetisch defect maken de spiercellen te weinig van het eiwit dystrofine. De helft van de patiënten wordt niet ouder dan dertig jaar. De ziekte komt voornamelijk bij jongens voor.

Bij een gentherapiebehandeling krijgt een patiënt via een infuus onschuldige virusdeeltjes met een vervangend gen, dat een vorm van het ontbrekende dystrofine kan maken in spiercellen. De eenmalige behandeling is erg prijzig, zo kost Elevidys omgerekend 2,7 miljoen euro.

Het vertrek van veel voorstanders van deze innovatieve genetische therapieën en de recente benoeming van de conservatievere Prasad vergroten de verdeeldheid binnen en buiten de FDA. Sommigen zien hem als een noodzakelijke kritische stem, terwijl anderen, de farmaceutische bedrijven voorop, vrezen dat zijn sceptische houding de komst van innovatieve biologische medicijnen zal vertragen.


‘We zitten in een unieke stresstest van onze democratische instituties’, zegt Harvard-psycholoog Steven Pinker

Steven Pinker, in Leiden voor een lezing aan de universiteit, wil eerst even weten hoe de NAVO in Nederland ligt. „Is de steun ervoor iets van rechts of juist van links?”, vraagt hij online. Nou, rechts dus, aldus de interviewer van de krant die wel voor „NAVO-krant” is uitgemaakt, gezien de steun aan de Atlantische gedachte.

De vraag van de beroemde Canadees-Amerikaanse cognitief psycholoog is niet terloops. Zijn lezing afgelopen dinsdag, op de eerste dag van de NAVO-conferentie in Den Haag, heeft de titel ‘Wat we verdedigen’. En dat is: het humanistische denken van de Verlichting dat hij onderschrijft. Pinker herkent de principes daarvan in het Noord-Atlantisch Handvest, waarin de organisatie zich voorneemt „vreedzame en vriendschappelijke” internationale betrekkingen na te streven, alsmede „stabiliteit en welzijn”. Serieus, nu de wereldorde vervaarlijk kraakt?

Nooit gedacht dat de NAVO een Verlichtingsorganisatie was.

(lacht) „Collectieve verdediging is natuurlijk geen Verlichtingsidee. Internationale organisaties zijn dat wel, denk aan Kants pleidooi voor de ‘eeuwige vrede’. De principes in het Handvest komen voort uit de Verlichting: onderling begrip, internationale samenwerking, vrede bevorderen, het welzijn van burgers vergroten. Er staat niets in het Handvest over nationale glorie, de historische of mystieke roeping van een volk, of de noodzaak van strijd. Daarin wijkt het af van de imperiale ambities van landen en rijken die we kennen sinds mensenheugenis.”

Hoe brengt de NAVO het ervan af?

„Dat is moeilijk te zeggen, we hebben geen counterfactuals hoe de recente geschiedenis anders zou zijn gelopen zonder de verdragsorganisatie. Dat de Sovjet-Unie en later Rusland geen NAVO-leden direct hebben aangevallen, zou je kunnen zien als een bewijs van succes. Er zijn nog oorlogen geweest op het continent – en nu weer – maar vergeleken met de Europese geschiedenis van vóór 1949 zie je een drastische vermindering in het aantal oorlogen hier.”

Uw lezing heet ‘Wat wij verdedigen’. Maar verdedigen we inderdaad, of wel genoeg? De steun voor Oekraïne is allesbehalve zeker. President Trump is ronduit sceptisch over de NAVO.

„Oekraine is geen lid van de NAVO, al begrijp je heel goed waarom zij dat willen worden. Het is ironisch dat westerse apologeten van Poetin de schuld van de oorlog nu geven aan de NAVO, omdat die Rusland zou hebben geprovoceerd. Dat is alsof je het huis van de buren gaat platbranden omdat die graag een sprinklersysteem willen installeren. De verdenking is ook volkomen onlogisch. Geen NAVO-land zal ooit Rusland binnenvallen. Poetin zelf heeft nooit een geheim gemaakt van zijn ambities. Hij schrijft over het mystieke recht van Rusland om Oekraïne te annexeren.”

Universiteiten horen bij uitstek bij de Verlichting. Vandaar dat uw eigen Harvard zo onder vuur ligt?

„Wat de regering-Trump de universiteit aanvankelijk voorstelde, een pakket radicale eisen, deed me denken aan een scène uit The Godfather. Een gangster zet iemand een pistool tegen het hoofd en eist dat die een contract tekent, met de mededeling dat zijn handtekening óf zijn hersenen op papier zullen belanden. Trump deed Harvard een aanbod dat het onmogelijk níét kon weigeren.”

Woke studenten kunnen geen gemaskerde mannen eropuit sturen

Trump moet ook niet veel hebben van uw idee van vrije wetenschap.

„Voor zover er sprake is van een ideologie in deze regering is dat er een van Contra-Verlichting. Trump zelf heeft waarschijnlijk geen ideologie, alleen gut feeling. Maar mensen als JD Vance hebben die wel. In de brain trust van de regering zitten mensen die anti-wetenschap zijn en het begrip democratie verwerpen. Zij pleiten voor iets dat meer lijkt op de monarchieën en theocratieën uit de Middeleeuwen.”

In een eerdere lezing waarschuwde u voor ‘woke rightism’.

„Dat was een oproep aan collega-academici om in hun afkeer van ‘woke’ niet door te slaan naar autoritair rechts, dat nog veel zwaardere beperkingen oplegt aan de vrijheid van meningsuiting. De regering arresteert nu studenten op grond van hun opinies en schoont overheidsdocumenten van alles wat ze afwijkend vinden. Dat gaat veel verder dan wat academisch links heeft gedaan, de staat heeft enorme macht. Woke studenten kunnen geen gemaskerde mannen eropuit sturen om mensen te kidnappen en op te sluiten.”

U was zelf een van de felste critici van Harvard. Twee jaar geleden publiceerde u een 5-puntenplan om de universiteit „van zichzelf te redden”. Spijt?

„Ik sta nog steeds achter die punten: beschermen van het vrije debat, grotere verscheidenheid aan standpunten. Sommige ervan zijn ook ingevoerd, al voor het aantreden van Trump. Harvard heeft de verplichte ‘diversiteitsverklaring’ bij sollicitaties afgeschaft, gelukkig. Veel afdelingen zullen die verklaring helemaal niet hebben gelezen. Het leidde dus tot intellectuele oneerlijkheid of tot het uitfilteren van wie niet woke was.”

U betichtte Harvard ook van een ‘íntellectuele monocultuur’. Maar in uw recente essay The Harvard Derangement Syndrome neemt u het voor de universiteit op en noemt u ‘woke’ studies er marginaal. Bent u opgeschoven?

„Dat van die monocultuur was misschien wat overdreven. Maar ik vind dat Harvard sindsdien wel goede stappen heeft gezet. Het is onverstandig om hervormingen af te wijzen puur omdat ze overlappen met wat Trump wil. Universiteiten moeten laten zien dat ze problemen de baas kunnen zonder dat de regering een pistool tegen hun hoofd zet.”

Er zijn tekenen dat de regering wil onderhandelen, nu de rechter maatregelen zoals die over buitenlandse studenten heeft opgeschort.

„Wie weet… We bevinden ons echt op onbekend terrein. De regering is heel vindingrijk gebleken in het zoeken van allerlei manieren om Harvard aan te pakken. En er zijn invloedrijke adviseurs, zoals de conservatieve activist Christopher Rufo, die universiteiten de duimschroeven steeds verder willen aandraaien. Maar Trump zelf is onvoorspelbaar. Het kan zijn dat hij vindt dat het punt nu wel is gemaakt is en dat hij het er bij laat. Harvard heeft daar ook belang bij, zolang onderhandelingen maar in goed vertrouwen verlopen en er geen essentiële principes worden opgeofferd.”

U koppelt in uw lezing wetenschap, Verlichting en liberalisme. is er een noodzakelijk verband tussen die drie?

„Noodzakelijk zou ik niet zeggen. Kijk naar China, de Sovjet-Unie of nazi-Duitsland. Allemaal dictaturen waar wetenschappelijk onderzoek werd gedaan, zij het binnen strikte beperkingen en met het risico van enorme blunders. Eugenetica is ook zo’n onderwerp. Ik ben beschuldigd van sympathieën ermee, pure laster. Er is een enorm verschil tussen het inzicht dat genetische verschillen bestaan tussen mensen – nee, we zijn niet allemaal klonen – en het eugenetische idee dat overheden de evolutie van een bevolking moeten manipuleren.”

Wij zijn in staat tot empathie, maar hebben ook de drang tot machtsuitoefening, wraak en misbruik maken van anderen

U noemt een aantal onwenselijke alternatieven voor verlicht humanisme, zoals religieus fundamentalisme en autoritair populisme. En het ‘transhumanisme’? Ooit kwam dat van postmoderne denkers, nu van futuristen als Elon Musk die dromen over het uploaden van je brein of over supermensen op Mars.

„Ja, dat is een opmerkelijke nieuwe stroming. Die overlapt met een bizarre en verontrustende wending in wat ‘effectief altruïsme’ wordt genoemd, het idee dat ons doel moet zijn het maximaliseren van geluk voor zoveel mogelijk mensen, inclusief toekomstige. Dat devalueert het belang van mensen die nu leven ten gunste van fictieve mensen of zelfs van neurobiologische software die nog moet worden ontwikkeld. Ik heb afstand genomen van die beweging, al blijf ik het uitgangspunt van utilisme onderschrijven, het bevorderen van menselijk geluk. Of eigenlijk: het welzijn van levende wezens, van alles wat sentient [bewust] is.”

U voert graag statistieken aan die laten zien dat het steeds beter met ons gaat. Maar niet met de planeet.

„Ik geloof niet dat de planeet een levend wezen is dat rechten heeft. Humanisten zijn natuurlijk bezorgd om bedreigingen van het milieu en de natuurlijke omgeving, maar ik zie die niet als een aanval op een onschuldige planeet. Ze zijn het neveneffect van de menselijke behoefte aan energiebronnen voor de verbetering van ons welzijn. Daar zijn we imposant in geslaagd de afgelopen eeuwen, nu staan we voor het dilemma hoe we zulke bronnen kunnen blijven gebruiken zonder onszelf uiteindelijk schade toe te brengen. De denkers van de Verlichting maakten zich daar geen zorgen over, simpelweg omdat de Industriële Revolutie nog niet had plaatsgevonden.”

Toch kan de Verlichting ons redden?

„Het is de enige uitweg. Mensen zullen niet uit zichzelf arm blijven om de omgeving te beschermen. Het Westen deed dat honderdvijftig jaar geleden niet, je kunt het nu ook niet verwachten van China of het mondiale Zuiden. We zullen schone energie dus goedkoper moeten maken, met zonne-energie en kernenergie. En met overheidsmaatregelen, zoals een belasting op uitstoot. In aanleg is het probleem op te lossen.”

U heeft ook een somberder statistiek: het aantal parlementaire democratieën neemt af.

„Vooruitgang is geen automatisme. We leven in een wetmatig universum en geen van die wetten maakt ons vanzelf beter. Integendeel, het universum beweegt zich naar entropie. Evolutie is een competitief proces. Virussen, bacteriën en schimmels geven niet om ons belang. Ze kidnappen ons om zich te reproduceren, of tasten onze gewassen aan, zoals schimmels. Je moet dus moeite blijven doen.”

En mensen?

„We zijn geen engelen. Wij zijn in staat tot empathie, maar hebben ook de drang tot machtsuitoefening, wraak en misbruik maken van anderen. Dus we hebben instituties nodig. Democratie, wetenschap en een humanistische moraal.”

Is de democratie in de VS bestand tegen de huidige crisis?

„Dat is de hamvraag. Bij mijn weten is er nog nooit een stresstest van deze omvang geweest voor onze instituties. Het zou ook onredelijk zijn te verwachten dat Thomas Jefferson en James Madison in de achttiende eeuw konden voorzien hoe het een samenleving zou vergaan in onze tijd van politieke partijen, internet, sociale media, massale migratie. Eigenlijk is het een wonder dat de democratische vangrails die zij ontwierpen zo lang zo goed hebben gewerkt. Maar er is geen garantie dat ze het zullen blijven doen.”


Waar moest het heen, met dat schipperskind en die wind?

‘Op een klein stationnetje’, roept de Google-app, blij dat hij een melodie herkent. Het had eigenlijk ‘Op een grote paddenstoel’ moeten zijn, maar hij kon natuurlijk niet weten wat er eerder was: de paddenstoel of het stationnetje. Het was al een mirakel dat de app uit wat los gefluit een liedje destilleerde.

Het gaat niet altijd goed, ‘Witte zwanen, zwarte zwanen’ bleef hij voor ‘Sinterklaas kapoentje’ verslijten. Anderzijds hield hij ‘Door de bossen, door de heide’ voor ‘Auf der Lüneburger Heide’ en dat klopt. Ons lied komt uit Duitsland. Voor de mosselman had hij daarom net zo goed ‘the muffin man’ kunnen kiezen, maar dat deed hij nu weer niet.

De Google-app had een deuntje op naam moeten brengen dat al dagen in het hoofd hing. Het bleek Alles in de wind, alles in de wind – ’t is maar een schipperskind, een liedje dat zich prettig onderscheidt van de meeste kinderliedjes. Het klinkt niet alleen heel vrolijk, het heeft ook een ongekend poëtische en mysterieuze tekst: Kom hier Roza, je bent mijn zusje. Er is geen lied dat Nederlandse dichters en schrijvers méér heeft geïnspireerd dan dit. Het loopt van Rein Bloem tot Ilja Pfeijffer. (Zoek ze bij Google Books en noteer en passant hoe ze ‘’t is maar een schipperskind’ ombogen naar: ik ben een schipperskind of jij bent een schipperskind.)

Waar sláát het liedje op? Wat was er mis met dat schipperskind en wat moest Roza ermee? Niemand die het weet. Wikipedia is er niet aan begonnen en beroemde negentiende-eeuwse verzamelaars als Van Vloten en Boekenoogen lijken het lied te hebben gemist. Ook de Nederlandse Liederenbank van het Meertens Instituut heeft er weinig over te melden. Uitgerekend het lemma dat het schipperskind behandelt is wat slordig en blijkt al jaren niet bijgewerkt. Het bevat maar drie min of meer complete teksten uit de periode vóór 1950, toen radio, tv en commercie nog geen doorslaggevende invloed hadden.

Een binnenschip aan de Westerkade in Schiedam, 1910.

Foto Gemeentearchief Schiedam

Volkskundige verzamelaars

Gelukkig blijkt uit databanken als Google Books, Delpher en DBNL veel interessants over het schipperskind op te diepen. Afgelopen week konden twaalf min of meer complete teksten van vóór 1950 aan die van de Liederenbank worden toegevoegd. De meeste zijn van volkskundige verzamelaars en ze gaan terug tot 1896. Zoals te verwachten is van liedjes die op het schoolplein werden doorgegeven verschillen ze allemaal een beetje van elkaar.

In plaats van het bekende ‘Kom hier Roza’ vind je zó vaak ‘Rozie Roza’ of ‘Hoezee, hoezoa’ dat je je afvraagt of met Roza wel een meisje werd bedoeld. Voor ‘je bent mijn zusje’ lees je ook: ‘ik heb een zusje’, of ‘weer een ander’ of ‘alweer een ander’.

Dan is er die mysterieuze waarschuwing die op zes plaatsen opduikt: ‘nooit geen klein kind (je) in de wind’ met variaties als: ‘nooit een klein kindje in de wind’, ‘nog geen klein kind in de wind’ of juist: ‘nog een klein kind in de wind’.

Vijf verzamelaars brengen het lied, soms aarzelend, in verband met Pinksteren, te weten het wereldlijk deel daarvan dat voor een soort Germaans lentefeest werd versleten. Jonge meisjes traden dan alvast op als bruidjes, er werd een meisje gekozen dat het mooist was en zich ‘de fiere Pinksterblom’ mocht noemen (en later door de andere meisjes werd gewurgd), enzovoort. En er werd gedanst, onder meer onder het zingen van het lied van het schipperskind.

Binnenschepen in Amsterdam bij de Noordermarkt, 1890.

Foto Stadsarchief Amsterdam

Maar ook als het niet Pinksteren was werd er op het schipperslied gedanst, want het was een speellied en speelliedjes waren, sinds de pedagoog Fröbel zich er rond 1840 een voorstander van had getoond, erg in de mode geraakt. Op meerdere plaatsen is de dans van het lied van het schipperskind beschreven. In de meeste gevallen waren de kinderen dan in een rij opgesteld en stond daar tegenover een kind dat na wat heen en weer gehuppel een kind uitkoos om er een apart dansje mee te maken. En dan weer een ander. De kinderen konden ook in een kring staan maar het kiezen was de essentie en je durft te zweren dat het bovengenoemde ‘weer een ander’ op dat herhaalde kiezen slaat.

Allemachtig, denkt de lezer, waar wil hij toch naartoe? Naar Noordbroek in Groningen. Daar beschreef hoofdonderwijzer A.J. Smith in 1896 een gezellig samenzijn tussen meisjes van een jaar of tien en de handwerkjuffrouwen van wie ze naailes hadden gekregen. De juffrouwen dronken aan het eind van de cursus anisette of curaçao of ook wel brandewijn met rozijnen en met z’n allen zongen ze liedjes. Stuk voor stuk liedjes waarin zingendeweg werd onderzocht wat later de beste vrijer voor de meisjes zou zijn. Steeds werden dan de voor- of nadelen van de keuze opgenoemd. Trouwde je met een apotheker, dan moest je pillen draaien, trouwde je met een kleermaker dan moest je naaien en trouwde je met een meester dan moest je kinderen slaan. Het wemelt van dat soort liedjes. Maar in Groningen draaide de kwestie eigenlijk altijd om: boer of schipper, noteerde Smith. Vandaag is van belang dat tijdens deze seances ook ‘Alles in de wind’ werd gezongen.

Gaat het in ‘Alles in de wind’ dan om een vrijer die per se geen schipper moest zijn (zoals Smith aannam)? Het is de journalist Isaak van Rennes (een pseudoniem) die het ingewikkeld maakt. Hij beschreef hoe het lied in 1887 ‘op het volksrepertoire’ stond en een kermislied was geworden. En toen opgeschoten jongens in 1888 een dronken straatmadelief in het water zagen vallen hieven ze hetzelfde lied aan. Er is dus méér, maar wat?


Hebben dieren ook last van slapeloosheid?

Lang woelen voor het inslapen. Niet goed doorslapen. Veel te vroeg wakker worden. Eén op de tien volwassenen heeft hier chronisch last van, volgens een Canadees overzichtsartikel. Studies onder studenten in Zuidoost-Azië vonden zelfs percentages van 35 tot 70 procent – en de Hersenstichting houdt het op de helft. Is het iets typisch voor mensen, met hun gejaagde levens en schermpjes tot laat op de avond? Of hebben dieren hier ook last van?

In laboratoria zijn muizen en ratten een veelgebruikt model voor slaaponderzoek. Net als mensen vertonen zij duidelijke slaap-waakcycli, inclusief REM-slaap (de fase van rapid eye movements, in verband gebracht met dromen). Wanneer deze dieren blootstaan aan stress, sociale isolatie of afwijkende lichtschema’s, ontwikkelen ze slaapstoornissen die opvallend veel lijken op menselijke slapeloosheid. Dat maakt ze waardevolle modellen voor het ontrafelen van de fysiologie van slaap en de mechanismen achter slapeloosheid, en voor het testen van slaapmedicatie.

Ook andere zoogdieren kunnen slaapproblemen ervaren. Apen in gevangenschap vertonen soms slapeloosheid wanneer hun behuizing te steriel of te lawaaierig is, of als ze onder sociale druk staan. Een Amerikaanse studie stelde vast dat het slaapgedrag van chimpansees in gevangenschap sowieso „dynamisch en complex” was, „met frequent ontwaken”. Resusapen die in een andere studie vroeg van hun moeder waren gescheiden, hadden hun hele leven verhoogde niveaus van het stresshormoon cortisol en vertoonden een verstoord slaap-waakritme.

Belgische en Duitse onderzoekers analyseerden honderden uren aan nachtelijke video-opnames van wilde chimpansees in Afrika. Zij ontdekten dat chimpansees normaal gesproken één ononderbroken slaapperiode per nacht hebben, in principe net als wij, in tegenstelling tot de „dynamische” slapers uit de Amerikaanse dierentuinstudie. Maar onder invloed van externe factoren ontwaakten de chimps wel vaker, bijvoorbeeld door warmte, regen, de aanwezigheid van roofdieren, en verstoring door mensen of olifanten.

Ook honden en katten zijn niet immuun voor slaapproblemen. Sommige stokoude honden krijgen ‘hondendementie’, waarbij het slaap-waakritme ontregeld raakt – net als bij veel mensen met alzheimer. Verder zijn bij honden niet zozeer in- of doorslapen een probleem, maar andere zaken zoals narcolepsie (op onverwachte momenten zomaar in slaap vallen) en slaapapneu (een plotselinge ademstop tijdens het slapen). Sommige honden, en ook katten, kunnen last krijgen van nachtonrust of hyperactiviteit door stress, bijvoorbeeld na een operatie of bij veranderingen in hun voeding of leefomgeving.

Grotere zoogdieren, zoals paarden en koeien, slapen van nature kort en fragmentarisch: in totaal maar zo’n vier tot vijf uur per etmaal. Zij slapen vooral staand, maar voor hun dagelijkse halfuur REM-slaap moeten ze wel gaan liggen. Op plekken waar koeien te weinig ruimte hebben om te liggen, of gestrest zijn door de boerderijpraktijken, slapen zij minder dan gemiddeld. Bij paarden is het ‘REM-deprivatiesyndroom’ een bekend verschijnsel: ze vallen om wanneer ze te lang niet hebben gelegen.

En dan heb je nog allerlei dieren die nooit met twee hersenhelften tegelijk slapen: walvissen en dolfijnen, die 24 uur per dag actief boven water moeten ademhalen, maar ook non-stop vliegende vogels zoals albatrossen en gierzwaluwen. Pinguïns zijn recordhouders: die doen tienduizend microdutjes op een dag en slapen nooit langer dan 34 seconden. Volgens onze definitie zouden we dat flinke slapeloosheid noemen. Maar voor al deze dieren is dit de normaalste zaak van de wereld. Vogels krijgen pas slaapproblemen als mensen ze verstoren. Verschillende studies legden verbanden met stadslicht en -lawaai, maar ook met klimaatverandering.