66 doden door grote brand in Turks skihotel: ‘Mensen sprongen in paniek naar beneden’

Bij een grote brand in een hotel in een Turks skiresort zijn 66 mensen omgekomen. Meer dan vijftig anderen zijn gewond geraakt, meldt de Turkse minister van Volksgezondheid dinsdag volgens Turkse media en internationale persbureaus.

De brand begon in de nacht van maandag op dinsdag en brak mogelijk uit in het restaurant op de vierde verdieping van het Grand Kartal-hotel. Dat hotel ligt in het populaire skiresort Kartalkaya in Midden-Turkije, zo’n 300 kilometer ten oosten van Istanbul. Het gebouw telt in totaal twaalf verdiepingen, en er waren zeker 234 gasten aanwezig toen de brand uitbrak.

Het brandalarm van het hotel zou volgens sommige hotelgasten niet af zijn gegaan. „Mijn vrouw rook de brand. Het alarm ging niet af”, zegt een man die op de derde verdieping van het hotel verbleef tegen persbureau IHA.

Het vuur is inmiddels onder controle, melden Turkse media. De oorzaak van de brand is nog niet bekend, daar moet onderzoek naar worden gedaan. Het gebouw ligt boven op een klif, waardoor brandweerlieden en wagens het hotel moeilijk konden bereiken. De hulpdiensten waren met meer dan tachtig auto’s en 230 reddingswerkers aanwezig.

Geschreeuw, paniek en rook

Op beelden op Turkse media is te zien hoe het vuur dinsdagochtend de bovenste verdiepingen en het dak van het hotel heeft verwoest. Andere beelden tonen hoe bezoekers witte lakens aan elkaar hadden geknoopt om uit een raam te ontsnappen. Twee van de slachtoffers zouden zijn gestorven nadat ze in paniek uit het gebouw waren gesprongen, meldden de autoriteiten.

Ooggetuigenverslagen aan het Engelstalige Turkse nieuwsmedium Daily Sabah beschrijven angstaanjagende taferelen. Een werknemer van een naburig hotel zei dat hij in de nacht geschreeuw hoorde: „Ik zag mensen om hulp roepen vanuit de ramen. We brachten touwen, kussens en dekens. Voordat de brandweer arriveerde, sprongen twee vrouwen van de bovenste verdiepingen.”

Een skileraar die vast in het hotel verbleef, vertelde hoe de rook verstikkend was en hoe mensen van de brandtrappen vielen. Hij zou zo’n twintig personen uit het gebouw hebben gered.

De Turkse president Recep Tayyip Erdogan zegt de situatie nauwlettend in de gaten te houden. „Ik wens Allah’s genade toe aan onze burgers die hun leven verloren en een spoedig herstel aan de gewonden”, schreef Erdogan in een bericht op X.


Al bijna honderd doden na geëxplodeerde tankwagen in Nigeria

Nadat afgelopen zaterdag een tankwagen in Nigeria explodeerde, is het dodental opgelopen naar 98. Dat melden internationale persbureaus maandag. Het ongeluk gebeurde in de stad Suleja, centraal gelegen in het Afrikaanse land. Een tankwagen kantelde en brandstof begon te lekken. Een menigte had zich verzameld bij het voertuig om de brandstof op te vangen, toen vervolgens een explosie plaatsvond.

Dergelijke ongelukken gebeuren vaker in het door armoede geteisterde land. De brandstofprijzen in Nigeria zijn flink gestegen, nadat de overheidssubsidie op benzine en diesel in 2023 werd afgeschaft. Sindsdien is de prijs van benzine vervijfvoudigd. Na het kantelen van de wagen renden mensen met jerrycans naar de plek om brandstof op te rapen, daarna explodeerde de tank. Bij een vergelijkbaar incident in oktober kwamen uiteindelijk meer dan 150 mensen om het leven.

Mohammed Idris, de Nigeriaanse minister van Informatie, is afgereisd naar de locatie van de ramp, meldt de Nigeriaanse televisiezender TVC News. Hij heeft aangekondigd dat de overheid alles op alles zet om de gewonden na de ramp van goede gezondheidszorg te voorzien. Ook heeft hij het opvangen van benzine uit gekantelde tankwagens veroordeeld: het is volgens de Nigeriaanse overheid onacceptabel dat mensen op die manier hun eigen leven in gevaar brengen.


Bijna helft Nederlandse jongeren ervaart mentale gezondheid als ‘matig’ tot ‘slecht’

Bijna de helft van de jongeren in Nederland beschouwt de eigen geestelijke gezondheid niet als goed. Dat blijkt dinsdag uit de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen 2024 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de GGD GHOR Nederland. De jongeren stellen vooral vaak last te hebben van eenzaamheid, stress en prestatiedruk. Volgens de betrokken organisaties is er reden tot zorgen.

Vorig jaar werden 135.000 jongeren tussen de 16 en de 25 jaar gevraagd naar hun mentale welzijn. Daaruit blijkt dat 51 procent van de respondenten de eigen gezondheid goed of heel goed vindt, 35 procent beoordeelt die met „matig” en 14 procent ervaart de geestelijke gezondheid als slecht tot zeer slecht. Jongeren met een lager inkomen, alleenwonenden en 21- tot 25-jarigen beschouwen hun mentale gezondheid minder vaak goed.

LHBTQIA+ en vrouwen scoren lager

Meer dan de helft van de geïnterviewde jongeren ervaart prestatiedruk. Ruim twee op de vijf jongvolwassenen voelen zich vaak gestrest, met werk en studie als voornaamste bronnen. Zorgen over maatschappelijke thema’s blijken een rol te spelen bij de respondenten, met name de stijgende (woning)prijzen. Minder dan de helft van de jongvolwassenen zegt vertrouwen te hebben in de toekomst, terwijl voor 15 procent het tegenovergestelde geldt.

Vrouwen, jongvolwassenen die een ander geslacht hebben dan man of vrouw en jongeren die zich identificeren als LHBTQIA+ scoren in het onderzoek slechter op verschillende categorieën van mentale gezondheid. Deze groepen blijken minder vaak gelukkig en vaker beperkt door psychische klachten dan mannen. Ook scoren ze hoger op het ervaren van prestatiedruk en hebben ze minder vaak vertrouwen in de toekomst.

Verbetering met 2022 biedt hoop

Toch is er ook reden tot optimisme naar aanleiding van het rapport. Er is namelijk een lichte verbetering te zien ten opzichte van 2022 op bepaalde vlakken van mentale gezondheid van jongvolwassenen. Zo steeg de tevredenheid over het eigen leven van 80 procent in 2022 naar 83 procent in 2024, en gaf een derde van de jongvolwassenen vorig jaar aan zich de laatste vier weken gelukkig hebben gevoeld; dat was in 2022 de helft van de ondervraagden.

Daarnaast daalde de eenzaamheid onder jongvolwassenen van 27 procent naar 23 procent. Volgens RIVM-voorzitter André Rouvoet bieden deze cijfers hoop, maar laat het ook zien dat er nog veel aandacht nodig is vanuit de politiek voor dit thema.


Rusland lanceert nachtelijke aanval met 131 drones op Oekraïne

Oekraïne is in de nacht van maandag op dinsdag met 131 drones aangevallen door Rusland, dat meldt persbureau Reuters in de nacht van maandag op dinsdag op basis van de Oekraïense luchtmacht. De luchtmacht zegt 72 drones te hebben neergehaald. De overige 59 zouden voor zover bekend geen slachtoffers hebben gemaakt. Wel raakten enkele gebouwen beschadigd.

De Oekraïense president Volodymyr Zelensky heeft nog niet gereageerd op de aanval. Ook Rusland zelf onthield zich tot dusver van commentaar.

Rusland bestookt Oekraïne geregeld met drones, meestal zonder grote schade. Zo nu en dan vindt er een grootschalige aanval plaats, gericht op de Oekraïense energievoorziening, waarbij naast drones ook raketten worden ingezet. Vorige week lanceerde Oekraïne een aanval op de Russische olie- en wapenindustrie, met meer dan tweehonderd drones.

Zoeklichten in de Oekraïense hoofdstad Kyiv speuren naar drones (13 januari 2025)
Foto Gleb Garanich/Reuters

Nieuwbouwdoel van 100.000 woningen pas haalbaar in 2027

Het doel van 100.000 nieuwe woningen per jaar, komt pas binnen bereik in 2027. Dat blijkt uit een rapport, getiteld Staat van de Volkshuisvesting 2024, van het ministerie van Volkshuisvesting, dat maandag gepubliceerd werd.

De „bouwdip”, zoals het ministerie het noemt, wordt vooral veroorzaakt door „een hoge rente en stijgende kosten” en zal ook nog in 2025 voelbaar blijven. In 2026 herstelt de bouw zich naar verwachting enigszins van die dip, maar pas in 2027 kan het aantal nieuwe woningen op het gewenste niveau zijn.

„Maatregelen die we nu inzetten, werpen op z’n vroegst over enkele jaren z’n vruchten af”, zegt minister Mona Keijzer. „Maar iedere stap is er één.” In 2024 groeide de woningvoorraad met 82.000 woningen, waarvan 62.000 door nieuwbouw. Het woningtekort bedraagt momenteel ongeveer 400.000 woningen.

Volgens het rapport liggen er wel plannen klaar voor meer dan een miljoen woningen, die nog voor 2030 gerealiseerd moeten worden.


‘School de fietskoerier om tot zorgmedewerker’, want de arbeidsproductiviteit moet sneller groeien

In Nederland zal de welvaart afnemen als de Nederlandse economie niet snel productiever wordt. Nederland zal daarnaast zijn concurrentiepositie ten opzichte van andere economieën zien verslechteren.

Dat zegt onderzoeker Thijmen van Bree van onderzoeks- en innovatie organisatie TNO naar aanleiding van een maandag gepubliceerd onderzoek. „De gemiddelde werkzame persoon zal merken dat het steeds moeilijker wordt om roostergaten te vullen. Er zijn te weinig mensen om al het werk te doen.”

Arbeidsproductiviteit is de gemiddelde opbrengst per gewerkt uur. Het is een belangrijke bron van economische groei. Deze productiviteit wordt alleen maar belangrijker voor Nederland, omdat de werkende bevolking komende jaren nog verder krimpt en het aantal ouderen (dat zorg nodig heeft) toeneemt.

De Nederlandse groei van de arbeidsproductiviteit neemt al jaren af. In slechts vijf andere EU-landen was in 2023 de groei van de arbeidsproductiviteit lager dan in Nederland, volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Onze buurlanden azen ook op hooggeschoolde migranten

TNO deed onderzoek naar de belangrijkste oorzaken van de dalende Nederlandse arbeidsproductiviteitgroei. Ook doet zij aanbevelingen om deze weer op te stuwen.

Massagesalons

Meer mensen in Nederland gingen afgelopen decennia meer uren werken. „De arbeidscapaciteit is toen sterker verhoogd dan de productiviteit”, zegt Van Bree. Volgens kennisinstituut TNO Vector komt dit vooral doordat de economie hard groeide in sectoren die zwaar leunen op arbeid van mensen en veel minder op machines of computers. Van Bree: „Bedrijven in de persoonlijke verzorging, bijvoorbeeld kapperszaken en massagesalons, hebben een groter aandeel gekregen in onze economie.”

Productiviteit is te verhogen met innovatie. Nederland investeert volgens TNO echter al jaren te weinig in onderzoek en ontwikkeling (ook wel R&D, Research and development). De totale investeringen bedroegen in 2023 ongeveer 2,2 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Nederland voldoet daarmee niet aan de Europese afspraken. EU-lidstaten spraken op de top in Lissabon in 2000 af dat ze de financiering van onderzoek en ontwikkeling zouden laten groeien naar 3 procent van het bbp. De Nederlandse R&D-uitgaven liggen nu onder het niveau van België, Duitsland en Denemarken.

Er zijn niet veel mensen over die meer kunnen werken, we moeten het rooien met wie we hebben

Een andere oorzaak voor de daling van de productiviteitsgroei, schrijft TNO, is de enorme toename van flexibele arbeid afgelopen decennia. Werkgevers hebben minder de neiging te investeren in scholing van tijdelijk personeel, wat nodig is om de arbeidsproductiviteitgroei te verhogen. Daarnaast heeft Nederland lange tijd de lonen gematigd. Dit heeft laagproductieve bedrijven aangetrokken met een grote afhankelijkheid van laagbetaalde arbeidskrachten.

„Je kunt je bovendien afvragen of we de menskracht in Nederland op de productiefste manier inzetten”, zegt Van Bree. „Denk aan de fietskoerier die met maaltijden door de stad fietst, terwijl de meeste mensen een supermarkt op loopafstand hebben.” De koerier zou ook nuttig werk kunnen doen in de zorg, denkt Van Bree. Die zou dan wel moeten worden omgeschoold.

Robots

Om de arbeidsproductiviteitgroei weer te laten toenemen, schrijft TNO, moet Nederland minder leunen op flexibele en laagbetaalde arbeid. De economie zou meer moeten draaien op activiteiten die R&D-investeringen aantrekken en die arbeidsbesparende technologieën – zoals robots – gebruiken of ontwikkelen. De overheid moet het ontwikkelen en toepassen van deze technologieën stimuleren, vindt TNO.

Bedrijven moeten daarnaast zorgen dat hun medewerkers goed met deze nieuwe technologieën kunnen omgaan, aldus TNO. Medewerkers moeten daartoe nieuwe kennis en vaardigheden opdoen, wat soms bijscholing vereist. Het zou ook kunnen helpen, stelt TNO, als vooral in het midden- en kleinbedrijf meer kennis hierover wordt uitgewisseld. Mkb-bedrijven zijn vaak te klein om op alle vlakken te innoveren.

Bedrijven moeten zich volgens TNO ook niet langer blindstaren op een diploma, maar kijken naar de vaardigheden van een sollicitant. Zo kunnen werkenden zich makkelijker bewegen op de arbeidsmarkt. „Bedrijven werven nog heel veel op basis van het diploma”, zegt Van Bree. „Terwijl dat papiertje aan het eind van de studie wordt behaald en dat weinig zegt over de vaardigheden die iemand nu heeft.” Tijdens de werving vaardigheden centraler stellen, stimuleert werkenden en werkgevers om meer te investeren in bijscholing.

Lees ook

Arbeidsproductiviteit van Nederlanders daalt: ‘Het kan een keer, maar de economie moet wel blijven groeien’

De gemiddelde arbeidsproductiviteit van Nederlandse werknemers daalde in 2023.

„We moeten het hier rooien met de mensen die we hebben”, zegt Van Bree. „Wat arbeidsparticipatie betreft zitten we al bijna aan het maximum. Er zijn niet veel mensen meer over die meer kunnen gaan werken.” Een andere oplossing die vaak wordt geopperd, is volgens Van Bree de inzet van arbeidsmigranten. „Maar onze buurlanden azen ook op hooggeschoolde migranten. Daarnaast staat het huidige kabinet een stuk negatiever tegenover migratie. Dus de enige oplossing die overblijft, is het verhogen van de arbeidsproductiviteitgroei.”


Kost de energietransitie echt zoveel geld als gevreesd?

Investeringen: honderden miljarden

Nieuwe banen: honderdduizenden.

Vraag naar lithium en grafiet: een toename met een factor tien in 2030.

Dat de energietransitie geld kost, de werkgelegenheid beïnvloedt, extra grondstoffen vergt en vermoedelijk de inflatie versterkt, weten economen al lang. Maar het effect zal vermoedelijk minder ernstig zijn dan vaak wordt geroepen, concluderen macro-econoom Maartje Wijffelaars en energietransitie-analist José Serrano. Want door de energietransitie ontstaan verschillende economische dynamieken, waarvan sommige juist tot deflatie leiden.

Energietransitie-analist José Serrano en macro-econoom Maartje Wijffelaars.

Foto’s: Rabobank

In het grote glimmende hoofdkantoor van de Rabobank vlak naast Utrecht Centraal rekenden zij maandenlang aan de volgende vraag: wat als de energietransitie hard genoeg gaat om in 2030 de doelstelling van de Europese renewable energy directive te halen, namelijk dat in dat jaar 42,5 procent van de gebruikte energie uit hernieuwbare energie bestaat? Wat zou dat betekenen voor de Europese inflatie tot 2030? Een vandaag verschenen Rabobank-rapport vat het onderzoek van hen en vijf collega’s samen. Een concreet inflatiepercentage noemen ze niet, want daarvoor zijn er te veel onzekerheden: snel veranderende markten, regels, geopolitieke verhoudingen en zich snel ontwikkelende technieken.

Wel beschrijven ze vier terreinen waar de invloed van energietransitie op de inflatie in Europa een rol kan spelen, en op welke manier. Ze vertellen erover in een drukke kantine in het Rabobank-gebouw.


1Investeringen

Illustratie Barbara Lateur

Dat de vereiste uitgaven veel invloed zullen hebben op de inflatie, ligt wellicht het meest voor de hand. Om de Europese doelstellingen te halen, moet de EU volgens de onderzoekers tot 2030 1.200 miljard euro per jaar uitgeven aan bijvoorbeeld het aanleggen van infrastructuur om meer groene elektriciteit te vervoeren, van waar die wordt opgewekt naar de gebruikers. Dat is 477 miljard euro extra per jaar ten opzichte van wat de EU tot 2020 gemiddeld per jaar heeft gedaan. Alleen al in Nederland moet beheerder van het hoogspanningsnet Tennet 1.350 kilometer aan extra kabels aanleggen.

„Dat soort investeringen leiden tot een prijsshock, die ook bij de consumenten terechtkomt”, zegt José Serrano. „Dat heeft een inflatoir effect. Maar het effect van investeringen op inflatie is vaak minder ernstig dan het in eerste instantie lijkt. We weten dat technologie zich over het algemeen snel ontwikkelt, waardoor een bepaalde investering op korte termijn al veel goedkoper kan uitvallen dan we nu voorzien.

„Neem de batterijen in elektrische auto’s. Naarmate onder meer de technologie is verbeterd, zijn de prijzen van batterijen jaarlijks gemiddeld met zestien procent gedaald.

Alles wijst erop dat door technologische ontwikkelingen elektrische auto’s de komende jaren goedkoper worden dan auto’s met een klassieke verbrandingsmotor

„En wat dacht je wat er gebeurt met alle elektrische busjes van bedrijven als PostNL en Albert Heijn”, vult Maartje Wijffelaars aan. „Als die lagere prijzen worden doorgerekend aan de consument, heeft dat mogelijk een deflatoir effect. Maar dit soort effecten is lastig mee te nemen in de economische modellen van de Europese Centrale Bank.”

Het effect van technologische ontwikkeling op prijs kan ook (tijdelijk) de andere kant opgaan. „Kijk maar naar wat er tijdens de energiecrisis kortstondig gebeurde met zonnepanelen”, vervolgt Wijffelaars. „De technologie was goedkoper geworden, de gasprijzen schoten omhoog en daarom legde Nederland massaal zonnepanelen op het dak om de pijn van de energiecrisis minder te voelen. Maar door die sterk toegenomen vraag schoot de prijs van zonnepanelen juist weer even omhoog, ondanks dat de technologie zelf goedkoper was geworden. Nu zijn de prijzen weer gedaald.”

Serrano: „De investeringen die nodig zijn voor de energietransitie zullen volgens ons onderzoek wel bijdragen aan de inflatie tot 2030, maar dat zal de komende jaren getemperd worden door allerlei prijsdrukkende effecten.”


2.Werkgelegenheid

Illustratie Barbara Lateur

Om de geplande energietransitie mogelijk te maken, verwachten de auteurs van het Rabobank-onderzoek dat er in Europa tot 2030 204.000 meer banen bijkomen dan dat er door de transitie verdwijnen. „En dat terwijl er door vergrijzing zes miljoen minder werkende mensen zullen zijn”, zegt Serrano. „Een deel kan worden ingevuld door werknemers die hun baan verliezen in de gas- en olie-industrie, maar in geen enkel Europees land zal de beroepsbevolking hard genoeg groeien om aan de toegenomen arbeidsvraag te voldoen.”

Waarschijnlijk zullen werknemers in de energiesector hogere salarissen gaan vragen, met hogere energierekeningen als gevolg

„Die krapte, die spanning, is in het voordeel van de toekomstige werknemers”, gaat hij verder. „Waarschijnlijk zullen zij hogere salarissen vragen, met hogere productiekosten als gevolg. Het is een effect dat we nu nog niet echt zien, maar uit ons onderzoek blijkt wel dat dit de komende jaren de inflatie kan versterken.”


3.Energie

Illustratie Barbara Lateur

„We zien nu al: hoe groter het aandeel duurzame energie in de energiemix, hoe lager de energierekening”, zegt Serrano. „De noodzakelijke investeringen hebben natuurlijk een ongunstig effect op de energierekening, maar over het algemeen is duurzamere energie uit wind en zon goedkoper dan gas of olie. Het effect van allerlei mogelijke belastingen op brandstoffen hebben we hierbij niet meegerekend.”

De Spaanse bank becijferde dat elektriciteit in Spanje 40 procent goedkoper was in 2024 dan in 2019, doordat het aandeel duurzame bronnen in de mix in die periode toenam, noteert het Rabobank-onderzoek. In 2019 kwam 26 procent uit de mix uit duurzame bronnen. In 2024 was dat 40 procent in Spanje.

Hoe groter het aandeel duurzame energie in de energiemix, hoe lager de energierekening

„Dat ‘Drill, baby drill’ van Trump is slechts een catchphrase”, zegt Wijffelaars. „Het aandeel olie- en gas in de mix zal daar niet zomaar door toenemen.” Serrano: „Pas als de prijs van een vat ruwe olie een bepaalde hoogte heeft bereikt, gaan oliebedrijven boren. Anders is het economisch gewoon niet aantrekkelijk. En als je meer aanbod creëert, wat Trump dus wil, dan zou de prijs per vat naar beneden kunnen gaan. Dus Trump kan roepen wat hij wil, maar het zal geen impuls geven om meer te boren.”

„Tenzij hij met subsidies gaat smijten”, vult Wijffelaars aan. „Dan wel.”


4. Grondstoffen

Illustratie Barbara Lateur

En dan zijn er voor de energietransitie, naast investeringen en banen, ook nog grondstoffen nodig zoals lithium, kobalt en neodymium. De vraag naar grafiet en lithium (nodig voor batterijen), zal met een factor tien toenemen, aldus de economen. Voor veel cruciale grondstoffen is Europa vrijwel volledig afhankelijk van landen als China en Nigeria. En van sommige, de zogeheten kritieke grondstoffen, is niet zeker of er genoeg voorraden van zijn op het moment dat ze nodig zijn.

„Het klassieke idee is dat de toegenomen vraag de prijs van de grondstoffen laat stijgen, wat de inflatie opstuwt”, zegt Wijffelaars. „Maar dat hoeft echt niet zo te zijn. Want als de verwachting is dat de vraag omhoog gaat, zullen landen proberen de productie ook op te schroeven. En dat kan weer leiden tot een mismatch: als de vraag tóch lager uitvalt dan verwacht, kan er plots meer aanbod zijn dan er vraag is en zullen de prijzen zakken.”

Dat gebeurde bij kobalt en lithium. „Eerst werd verwacht dat door een toegenomen vraag naar elektrische auto’s de vraag naar die grondstoffen enorm zou stijgen”, zegt Serrano. „Indonesië en de Democratische Republiek Congo gingen daarom volop kobalt produceren en China lithium. Maar uiteindelijk viel de vraag naar elektrische auto’s tegen, en toen zaten die landen met een teveel aan kobalt en lithium.

„En dus ging de prijs juist naar beneden. De prijzen van lithium vielen van 80.000 Amerikaanse dollar [77.000 euro] per ton in 2022 naar minder dan 20.000 dollar per ton. De prijs van koper ging door een mismatch in vraag en aanbod juist wel omhoog in diezelfde periode: van 5.000 dollar naar 9.500 dollar per ton.”

Als de VS straks een importtaks invoeren op grondstoffen uit China, probeert China zijn grondstoffen misschien wel goedkoop te dumpen in Europa

„Wat het voorspellen van de prijsveranderingen, en dus de inflatieveranderingen, door de run op grondstoffen ook zo lastig maakt, is dat China de prijzen van zijn grondstoffen gebruikt om de markt te beïnvloeden”, zegt Wijffelaars. „Willen andere landen mijnen openen, waardoor de monopoliepositie van China in gevaar komt, dan kunnen ze de prijs van hun grondstof naar beneden drukken door zelf meer te produceren, zodat het openen van mijnen niet meer aantrekkelijk is. Willen ze meer geld per ton ontvangen, dan produceren ze even wat minder. En als Amerika straks een importtaks op grondstoffen uit China invoert, zal China zijn grondstoffen misschien wel goedkoop proberen te dumpen in Europa. We weten niet wat China van plan is.

„Het kan ook zijn dat Europa straks meer geld kwijt is aan grondstoffen en andere benodigde producten voor de energietransitie”, gaat ze verder, „omdat Europa onafhankelijker wil worden van China en dus zelf wil gaan produceren, in plaats van goedkoop te importeren uit China.”

„En als het goed is gaat Europa meer recyclen”, zegt Serrano. „De doelstelling van de EU is om in 2030 minimaal 25 procent van de kritische grondstoffen te recyclen, zoals afgesproken in de Europese Critical Raw Materials act. Wat gaat dat doen met de prijs?”

„Het effect van grondstoffenprijzen op de inflatie zal twee kanten opgaan, waardoor wij concluderen dat het effect op de inflatie tot 2030 grofweg neutraal zal zijn”, zegt Wijffelaars. „Maar de prijzen voor grondstoffen kunnen wel heel wispelturig zijn, door tijdelijke mismatches in vraag en aanbod en door de snel veranderende geopolitieke situaties. Dat dan weer wel.”

Al met al zal de energietransitie tot 2030 „milde inflatie” veroorzaken, concluderen de economen. „Om dit in perspectief te plaatsen moet je je ook afvragen wat de inflatie zou zijn als we geen energietransitie hebben”, zegt Wijffelaars, „als we gewoon doorgaan met het verbranden van fossiele brandstoffen en de wereld verder opwarmen.”

In 2030 zou bijvoorbeeld alleen al de voedselinflatie door klimaatverandering 0,9 tot 3,23 procent hoger zijn, volgens de ECB . Hoewel ze er geen getal aan koppelen, durven de onderzoekers wel te stellen dat de inflatie veroorzaakt door de energietransitie beperkt lijkt vergeleken met de inflatie veroorzaakt door klimaatopwarming.

„En hoe dan ook”, zegt Wijffelaars, „zal de Europese Centrale Bank met hogere rentes proberen de opgestuwde inflatie te verzachten”. „En dat heeft weer consequenties voor de energietransitie”, voegt Serrano toe. „Hogere rentes zullen de energietransitie kunnen vertragen, want de nodige investeringen zijn rentegevoelig. Het is een heel nauw verweven dynamiek. Dat maakt het zo interessant.”


Rapport: indien álle boeren optimaal innoveren, is ‘een enorme emissiereductie’ te behalen. ‘Veestapelkrimp blijft toch nodig’, zegt de hoogleraar

De uitstoot van ammoniak en daarmee van stikstof door de landbouw is met bijna 50 procent te reduceren, mits alle landbouwbedrijven de beste technieken en maatregelen inzetten die binnen vijf jaar beschikbaar zijn of komen om emissies te beperken. Deze reductie, ten opzichte van vijf jaar geleden, kan vooral bij melkveeboeren worden behaald. Als alle innovaties overal worden ingevoerd, kunnen alle provincies hun stikstofdoelen halen. Dat blijkt uit een onderzoek van Wageningen University in opdracht van de gezamenlijke provincies. Het rapport is maandag gepresenteerd door het Interprovinciaal Overleg en naar de Tweede Kamer gestuurd.

Toevallig verschijnen de resultaten kort nadat het kabinet een ministeriële stikstofcommissie heeft ingesteld. Aanleiding is een uitspraak van de Raad van State, vorige maand, die bepaalt dat minder stikstof mag worden uitgestoten dan eerder bepaald. Bovendien wacht politiek Den Haag in spanning op de uitspraak, woensdag, van een rechtszaak van milieuorganisatie Greenpeace, die eist dat het kabinet sneller meer doet aan stikstofreductie.

Er werden 62 innovatieve maatregelen onderzocht op hun effectiviteit. In de melkveehouderij is die vooral aanzienlijk

De landbouw veroorzaakt een groot deel van de uitstoot in Nederland. Volgens het rapport uit Wageningen kunnen in theorie de emissies van ammoniak en methaan met 61 tot 72 procent gereduceerd worden, maar „praktisch haalbaar” is een reductie van emissies van ammoniak met 41 tot 50 procent. Die daling kan volgens de onderzoekers vooral worden bereikt door innovaties in stallen, bij de opslag van mest en het „toedienen” van mest in de bodem.

De kosten van innovaties ter reductie van ammoniak in stallen lopen op tot 270 miljoen euro per jaar, aldus het onderzoek. Daar komen de kosten voor andere innovaties, zoals bij mest, nog bij. Die bedragen maximaal 127 miljoen euro per jaar. Eerder trok minister Femke Wiersma (Landbouw, BBB) maximaal 2,5 miljard euro uit voor innovatie. „Dat geld zal snel op zijn”, aldus Wim de Vries, hoogleraar milieusysteemanalyse aan Wageningen University, die maandag het rapport toelichtte.

De onderzoekers hebben 62 innovatiemaatregelen onderzocht op effectiviteit. Die is vooral in de melkveehouderij aanzienlijk. Het rapport is „een eyeopener”, zegt de Overijsselse gedeputeerde Gert Harm ten Bolscher (SGP) namens de provincies. „Met alle kanttekeningen die je erbij kunt maken, blijkt dat je met innovatie een enorme reductie kunt behalen, meer dan met opkopen of halveren van de veestapel.”

Lees ook

Gigantische ‘mestzakken’ als noodoplossing voor het mestoverschot: ‘Sommige boeren tikten ze af met een Idealbetaling’

Twee opgerolde mestzakken op het terrein van melkveehouder en akkerbouwer Jaap van der Linde in Kerk Avezaath.

Veestapel

Ondanks de mogelijke winst door innovatie blijft het volgens de onderzoekers nodig de veestapel te reduceren. „De kans dat je zonder veestapelreductie wegkomt, is niet al te groot”, aldus Wim de Vries. Aannemen dat iedereen meedoet met de innovaties, is volgens hem „een wat al te optimistische inschatting”. Bovendien is de vraag of de innoverende boeren precies doen wat nodig is.

Kortom: „In de praktijk is het vrijwel onmogelijk overal een breed palet aan maatregelen correct te implementeren, dus is het realistisch aan te geven dat een gedeeltelijke veestapelreductie nodig is om de landelijke opgaven te realiseren”, aldus de onderzoekers.

Ook is de vraag of alle provincies en Den Haag innovaties willen of kunnen doorvoeren. Jan Willem Erisman, hoogleraar milieu en duurzaamheid aan de Universiteit Leiden, is sceptisch. „Zulke reducties vallen vaak tegen, vooral als je innovaties niet verplicht, maar ze alleen stimuleert en laat doorvoeren op vrijwillige basis.”

De politiek is nodig om te zorgen dat de agrarische sector hier enthousiast voor wordt

Jelle Beemsterboer
Noord-Hollandse gedeputeerde (BBB)

„De variatie in resultaten is ook vaak groot”, legt Erisman uit. „Dezelfde maatregel kan totaal verschillend uitpakken. Sommige boeren krijgen geen duidelijke informatie of worden inconsistent geadviseerd. Bovendien hebben sommige boeren lak aan regels en zoeken ze een uitweg. Neem het einde van de derogatie voor mest: boeren mogen minder mest uitrijden. En nu bouwt een aantal op eigen terrein een tijdelijke mestopslag, anticiperend op een nieuwe derogatie.”

Erisman verwacht zelf meer van maatregelen als het toedienen van minder krachtvoer aan melkkoeien. „Meer krachtvoer betekent meer eiwit, daardoor meer stikstof. Een sterke vermindering van dat voer is effectief.”

Lees ook

Een innovatie die het stikstofprobleem oplost, is die er wel?

Een innovatie die het stikstofprobleem oplost, is die er wel?

Doelen

Boeren verplichten tot innovatie is niet de beste methode om te reduceren, meent de Noord-Hollandse gedeputeerde Jelle Beemsterboer (BBB), voorzitter van de bestuursadviescommissie Landelijk Gebied van de samenwerkende provincies. „De politiek is nodig om te zorgen dat de agrarische sector hier enthousiast voor wordt. En boeren moeten de vrijheid krijgen om hierin te investeren.”

Ook onderzoeker Wim de Vries is voorstander van voorlopig „beter de wortel dan de stok” te hanteren. Elke boerderij is daarbij anders.

De landbouw moet ook aan vaste doelen worden gehouden. De Vries: „Dan weet je als boer waar je aan toe bent. Je moet zoals in de schoolklas een cijfer halen om over te gaan. Dat betekent dat als je een acht moet halen en je staat al op zevenhalf, je minder hoeft te doen dan als je een drie staat.”

Wel groeit het enthousiasme onder boeren over innovaties, meent de Overijsselse gedeputeerde Ten Bolscher. Hij krijgt weleens appjes van boeren die vertellen dat ze een flinke uitstootreductie hebben bereikt, bijvoorbeeld door een diervoermaatregel. „Daar spreekt trots uit.”

Investeren in innovatie kan op korte termijn lastig worden als gevolg van de stikstofuitspraak van de Raad van State vorige maand, stelt Ten Bolscher, over het zogenoemde ‘intern salderen’. Als een agrariër bijvoorbeeld een emissiearme stal wil bouwen, kan die reductie, zo lijkt het, niet worden aangewend voor die nieuwe stal, maar moet deze reductie meteen worden afgeroomd ten behoeve van de natuur. „Daar zitten we nu mee.”

Lees ook

Landbouwminister Wiersma komt met ‘indicatieve verdeling’ landbouwbudget

Minister Femke Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) voorafgaand aan de ministerraad.


Vreugde over vrijlating van drie gijzelaars in Israël maakt snel plaats voor zorgen om het vervolg

Het Gijzelaarsplein, zoals de ruimte voor het kunstmuseum in het centrum van Tel Aviv is gedoopt, ligt er op maandagochtend stil bij. Een grote digitale klok geeft met rode cijfers aan dat het 471 dagen, 4 uur en 10 minuten geleden is dat 251 mensen in het zuiden van Israël door Hamas werden gegijzeld. Van hen zitten er nog 94 vast. Ruim een derde zou al zijn overleden of gedood. Rond een jongeman, die op een piano een melancholieke melodie ten gehore brengt, staat een klein groepje. Er worden plastic stoelen opgeruimd.

Het voelt als de ‘morning after’ na een feestje. Daags tevoren vielen duizenden mensen elkaar hier nog geëmotioneerd in de armen, nadat in het kader van een wapenstilstand drie gegijzelde vrouwen waren vrijgelaten en veilig naar Israël waren teruggebracht, in ruil voor de vrijlating van negentig Palestijnse gevangen vrouwen en tieners. Shyra Sadeh, een 75-jarige vrouw die al ruim een jaar als vrijwilliger in een stalletje op het plein helpt met de verkoop van t-shirts, ‘bring them home’-stickers en andere artikelen, ontbrak. „Ik bleef liever thuis en heb daar in mijn eentje gehuild”, vertelt ze.

In Tel Aviv reageren mensen zondag op de vrijlating van de gijzelaars.
Foto Itai Ron/Reuters

Maar een dag later overheerst het enigszins katerige gevoel dat het weer een volle week duurt voor er weer vier vrijkomen en dat het nog vele maanden kan duren voor ook de lijdensweg van de anderen voorbij is. Van ganser harte hoopt Sadeh dat het lukt. Niet dat ze persoonlijk verwanten onder hen heeft, maar ze voelt een diepe solidariteit. Ook haar heeft de Gaza-oorlog hevig aangegrepen. „Vier familieleden hebben gediend in Gaza, mijn zoon en kleinzoon zelfs een poos tegelijkertijd. Dat was een zware tijd.”

Zoals velen in Israël vreest ze dat het bestand, dat in drie fasen tot een einde moet leiden aan de oorlog met Hamas, niet verder dan de eerste zes weken durende fase zal komen. Tegen die tijd zouden er 33 gijzelaars moeten zijn vrijgelaten en honderden Palestijnse gevangenen. „Maar ik vertrouw onze eigen regering volstrekt niet en ben bang dat die wil doorvechten”, zegt Sadeh.

Dit is precies wat de extreemrechtse minister van Financiën, Bezalel Smotrich, deze maandag bevestigde in een interview met de Israëlische legerradio. „We moeten de hele strook veroveren en daar een militair bestuur vestigen”, stelde hij. De minister heeft ook al duidelijk gemaakt dat hij uit de regering wil stappen met zijn partij, als de oorlog na de eerste fase niet zou worden hervat.

Gewichtige toon

Ook jonge militairen zijn niet optimistisch dat het huidige bestand werkelijk tot de vrijlating van alle gijzelaars en een einde aan de Gaza-oorlog leidt. Op gewichtige toon vertelt de 21-jarige Gal, die in uniform voor een militair trainingscentrum in een verre buitenwijk van Tel Aviv op de bus wacht, dat hij van vrienden bij de inlichtingendienst heeft gehoord dat Hamas hoe dan ook wil doorvechten in de Gazastrook, ook zonder gijzelaars. Zoals ook andere militairen wil hij niet met zijn achternaam in de krant, uit vrees voor onplezierige gevolgen.

„Ik denk dat de oorlog nog een tijd doorgaat”, vertelt Gal, die werktuigbouwkunde heeft gestudeerd en een vlassig baardje heeft. „Zelf wil ik ook best naar Gaza. Ik dien per slot van rekening mijn land en we vechten voor een rechtvaardige zaak. De andere partij niet. Bang ben ik niet. Ik vertrouw erop dat onze God me zal beschermen omdat we voor een goede zaak strijden.”

De 19-jarige Noam („bijna twintig”), een vriendelijke jongen met een bril, heeft iets meer vertrouwen in een goede afloop. Niet zozeer wegens zijn eigen regering, maar vooral wegens Donald Trump, die al voor zijn inhuldiging als Amerikaans president maandag hielp het bestand te realiseren. „Ik denk dat hij onze regering zal proberen te dwingen zich aan het akkoord te houden. Ons hele volk wil ook dat alle gijzelaars weer worden vrijgelaten.” Maar van een duurzame vrede ziet ook Noam het niet gauw komen. „Steeds weer zijn er nieuwe oorlogen over de Gazastrook uitgebroken. Dit is vast niet het laatste hoofdstuk.”

Ik denk dat Trump onze regering zal proberen te dwingen zich aan het akkoord te houden

Noam
19-jarige Israëliër

Bushokjes

Juist in Tel Aviv zijn, meer nog dan in Jeruzalem, overal portretten van de gijzelaars te vinden. Niet alleen op het Gijzelaarsplein, maar ook in bushokjes, parken, op gebouwen en auto’s, overal kijken de gijzelaars voorbijgangers aan met de tekst ‘bring him home’, ‘bring her home’ of ‘bring them home’. Tekenen van solidariteit met de zwaar beproefde Gazaanse burgerbevolking zijn echter ook in het liberale Tel Aviv met een lantaarntje te zoeken.

Een muurschildering met de oproep ‘Bring them home’ in Kfar Saba.
Foto Abir Sultan/EPA

Voor het grote Sheba-ziekenhuis in de verre buitenwijk Tel Hashomer, waarheen ook de drie vrijgelaten gijzelaars zondag ter controle werden gestuurd, zit op een getrapt terras van gras de 35-jarige Eran in de milde januari-zon een broodje te eten. Hij werkt op een afdeling voor innovatie van chirurgische operaties. Ook hij hoopt het beste voor de gijzelaars, maar hij vermoedt dat de oorlog toch weer zal oplaaien.

En hoewel deze regering hem, als seculiere liberaal, op zichzelf kan worden gestolen, heeft hij wel begrip voor voortzetting van de strijd. „Het is makkelijk voor jullie Europeanen om daar kritiek op te hebben, maar wat zouden jullie doen na een aanval als wij op 7 oktober 2023 kregen te verduren, met 1.200 doden? Dan zouden jullie toch ook alle wapens inzetten die je hebt om een einde aan die bedreiging te maken? En dan wil je toch niet dat diezelfde groep gewoon in de Gazastrook blijft?”

Eran, die als ambtenaar niet met volledige naam in de krant wil, is in het algemeen somber over de ontwikkelingen in Israël. „Het land wordt steeds religieuzer, blijkt bij elke verkiezing. Voor mensen zoals ik is er steeds minder plaats, afgezien van een bubbel als hier in Tel Aviv. Als ik een goede baan in het buitenland zou kunnen vinden, bij voorbeeld in Nederland, zou ik hem zo aannemen.”

Wachten op de vrijgelaten zus. ‘Het is een geweldig gevoel dat ze vrijkomt