Verborgen onder een snackbar en een rommelige ondergrondse parkeergarage in het zuiden van Tel Aviv liggen een winkeltje en een bescheiden schietruimte van de Amerikaanse wapenfabrikant Bul Armory. Onder het glas op de toonbank is een indrukwekkend assortiment uitgestald van pistolen, revolvers en messen in allerlei maten.
Vered Drori, een luchtig geklede vrouw van 34 jaar met verscheidene armbanden en ringen, laat een doos met een zojuist aangeschaft pistool in haar tas glijden, nadat ze zich nog eens goed heeft laten uitleggen dat ze het wapen voor de veiligheid het beste met de loop naar beneden kan dragen. „Ik vind het doodeng, zo’n pistool”, geeft ze even later buiten het winkeltje toe. „Maar na de aanval van Hamas van 7 oktober durf ik niet meer ongewapend alleen thuis met mijn twee kinderen te zitten.”
Ze woont met haar man en hun kinderen in Porat, een plaatsje van zo’n duizend inwoners, niet ver van de Westelijke Jordaanoever. Haar man heeft zich als vrijwilliger aangesloten bij een militie om hun dorp te verdedigen en bezit eveneens een wapen. Maar mocht hij plotseling in actie moeten komen, dan zou Vered toch alleen thuis met de kinderen zitten en dat wil het paar niet riskeren. „Ik zal met mijn man de komende tijd gaan oefenen met het pistool”, zegt ze.
‘Diep geschokt’
Drori is een van de enkele honderdduizenden Israëliërs die de afgelopen maanden na die voor Israël zo traumatische aanval van Hamas een wapenvergunning hebben aangevraagd. „Het vertrouwen van de gemiddelde Israëliër in het vermogen van de staat om burgers te beschermen was daardoor diep geschokt”, zegt Badi Hasisi, hoogleraar criminologie aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem, door de telefoon. „De reactie van velen was: ik moet een wapen kopen om mijn familie mee te verdedigen.”
Dat gold ook voor veel vrouwen. „Na 7 oktober bleef het beeld hangen van vrouwen die rustig thuis met de kinderen zaten en plotseling door Hamasstrijders werden verrast die hun huis binnendrongen zonder dat de staat ze te hulp kwam”, zegt Hasisi. „Voor veel vrouwen was dat een angstvisioen.” Drori bevestigt dat bijna alle volwassen vrouwen in haar omgeving inmiddels een wapen bezitten.
Ik vind het doodeng, zo’n pistool, maar ik durf niet meer ongewapend alleen met de kinderen thuis te zitten
Na 7 oktober zwol de roep om soepeler wapenvergunningen snel aan. „Wanneer de veiligheid van burgers in het geding is, worden bezwaren van burgerrechten-activisten meestal snel opzij geschoven”, constateert Hasisi. Toch blijft het een gevoelig onderwerp. Dit beseffen ook de exploitanten van de wapenwinkels en schietbanen. Zowel in Tel Aviv als in Jeruzalem weigeren ze deze journalist te woord te staan. „Het onderwerp is politiek te gevoelig”, verklaart de manager van de Bul Armory-zaak in Tel Aviv.
Niet iedereen die een vergunning aanvraagt, krijgt er een. Maar al in maart van dit jaar meldde Itamar Ben-Gvir, de extreem-rechtse minister van Nationale Veiligheid die zelf in een volgens internationaal recht illegale nederzetting woont, dat er sinds 7 oktober 100.000 nieuwe vergunningen waren verstrekt. Volgens mediaberichten werd een deel van die vergunningen overigens in strijd met de criteria verleend. Voor goedkeuring moet worden vastgesteld of de kandidaat echt een wapen nodig heeft, geestelijk gezond is, geen strafblad heeft, geen drugs gebruikt en niet suïcidaal is.
Bijzonder agressieve aanpak
Al voor 7 oktober stimuleerde Ben-Gvir het particuliere wapenbezit zoveel mogelijk. In navolging van de door hem bewonderde extremistische rabbijn Meir Kahane heeft hij altijd een bijzonder agressieve aanpak van de Palestijnen bepleit. Israëlische burgers moeten zich zoveel mogelijk zelf bewapenen en niet alleen – zoals vroeger – grotendeels op de staat vertrouwen. Steevast prijst hij politiemensen die op Palestijnen schieten, ongeacht of die laatsten zich nu verzetten of niet.
Tijdens de coalitieonderhandelingen eind 2022 met premier Benjamin Netanyahu voor de huidige regering, de meest rechtse uit de Israëlische geschiedenis, bedong Ben-Gvir al dat het nieuwe kabinet soepeler regelgeving zou invoeren inzake wapenvergunningen.
Lees ook
Meer wapens op straat in Israël
Na 7 oktober greep hij zijn kans en wakkerde de vrees voor Arabische terroristen, zoals hij de Palestijnen vaak noemt, zo krachtig mogelijk aan. „Ben-Gvir beweerde dat de Arabieren Joden opnieuw massaal zouden kunnen afslachten”, zegt Eitay Mack, een advocaat die juist voor strenger toezicht op de wapenvergunningen pleit. „Ook zette hij een duizendtal noodweercomités op, verspreid over het hele land, waarvan de leden werden uitgerust met geweren”.
„De schaal van de ramp van 7 oktober was minder op plaatsen waar burgers zichzelf konden verdedigen”, stelde Ben Gvir dit voorjaar. Zijn verhaal gaat er bij veel Israëliërs grif in, ook bij Vered Drori. „Ik vind het heel goed dat Ben-Gvir het gemakkelijker heeft gemaakt om wapenvergunningen te krijgen”, zegt ze in gebroken Engels. „Ik heb trouwens ook op hem gestemd bij de laatste verkiezingen.”
Ook Tamar, een vijftiger met een grijs baardje en een keppeltje op, heeft na 7 oktober een vergunning aangevraagd en gekregen. Met zijn pistool op zijn heup loopt hij over de Mahane Yehuda-markt in Jeruzalem, waar vanouds veel Joden hun boodschappen doen. Op de vraag waarom hij tot die stap is gekomen, antwoordt hij glimlachend: „Als een Arabische terrorist jou aanvalt, schiet ik hem direct dood.” Sinds de aanschaf heeft hij het pistool nog niet hoeven gebruiken. Hij wil niet met zijn achternaam in de krant.
Bewakers van kantoren
Zo is het klimaat in Israël op dit gebied door ‘7 oktober’ én door toedoen van Ben-Gvir in korte tijd ingrijpend veranderd. Bij de entree van sommige grote kantoren luidt een van de eerste vragen van de bewaker tegenwoordig: „Draagt u een wapen?”
Weliswaar waren er in Israël in het openbaar altijd al beduidend meer wapens te zien dan in andere Westerse landen, mede door de grote aantallen jonge dienstplichtigen, maar voor particulieren bleven de regels voor wapenvergunningen strikt. „Wapenbezit was tot voor kort geen punt van discussie”, zegt hoogleraar criminologie Hasisi. „Israël kende immers een betrekkelijk laag misdaadcijfer en de burgers voelden zich daardoor veilig.”
Nog steeds is de situatie in Israël niet te vergelijken met bij voorbeeld de Verenigde Staten, waar zelfs meer wapens dan burgers zijn. ‘Amerikaanse toestanden’ met frequente schietincidenten op scholen en een hoog moordcijfer zijn er in Israël zeker niet. „Voor zover ik heb kunnen zien, heeft er tot dusverre niet op grote schaal misbruik van de vergunningen plaatsgevonden en zijn er niet meer echtgenotes of buren doodgeschoten dan anders”, zegt Hasisi.
Particuliere milities
Maar advoaat Mack ziet het snel toenemende wapenbezit onder gewone burgers niettemin met grote zorg aan. Hij wijst erop dat vooral op de Westelijke Jordaanoever particuliere milities van kolonisten al tamelijk wijdverbreid zijn. Zij gebruiken hun wapens veelvuldig tegen Palestijnse burgers in hun buurt, waarbij dikwijls doden en gewonden vallen. In sommige steden binnen Israël zelf beginnen hier en daar nu eveneens zulke particuliere milities te ontstaan. Mack: „Ze zeggen natuurlijk allemaal dat dit nodig is voor de bescherming van de Israëlische burgers maar ik vind dit een heel gevaarlijke ontwikkeling.”
Lees ook
Nieuwe regering Israël wil meer bewapende burgers op straat in strijd tegen terreur
Het toenemende wapenbezit heeft in één geval ook al tot een veelbesproken drama geleid. Toen hij zag dat een paar gewapende Palestijnen eind november een groepje Israëliërs aanvielen, pakte de 38-jarige Yuval Castleman zijn geweer om de Israëliërs te helpen. Per ongeluk zag een eveneens te hulp geschoten soldaat hem vervolgens aan voor een terrorist en schoot Castleman dood.
Het schrikt de 22-jarige Yarin Filus, een potige jonge man in korte broek die met zijn vriendin en wat vrienden bij een notenbar op de Mahane Yeshiva-markt in Jeruzalem rondkijkt, niet af. Hij is afkomstig uit de plaats Ashkelon, vlak ten noorden van de Gazastrook, en heeft naar eigen zeggen net zijn dienstplicht afgerond. „Daardoor kon ik ook makkelijk een vergunning krijgen”, legt hij uit. Ook voor hem gaf ‘7 oktober’ de doorslag. „Een vriendin van me is toen door Hamas gedood”, zegt hij. „We leven in een land waar een wapen echt nodig is.”
Als kind zag Michaela DePrince, die werd geboren als Mabinty Bangura, hoe haar vader werd vermoord door milities en haar moeder langzaam bezweek aan ondervoeding en algehele lichamelijke malaise. Ook in het weeshuis waar zij met haar zus terechtkwam, was ze niet veilig. Door de depigmentatie van haar huid werd ze beschouwd als een duivelskind, waardoor ze onderaan de pikorde én de voedselketen terecht kwam.
Lichamelijk was ze meer dood dan levend toen zij als vierjarige de dans ontdekte door een fotootje dat tegen het hek van het weeshuis waaide: een ballerina in roze tutu. Het gaf haar hoop op een mooiere, betere wereld, zei DePrince in 2013 in deze krant.
Vrijdag werd bekend dat de Amerikaanse danseres Michaela Deprince dinsdag op 29-jarige leeftijd is overleden. Volgens haar familie, die het bericht via een post op haar Instagram verspreidde, is zij gestorven als gevolg van natuurlijke oorzaken.
Adoptie in VS
In de danswereld is geschokt gereageerd op de dood van de in Sierra Leone geboren DePrince. Ze werd in korte tijd wereldwijd bekend als de ballerina die de horror van haar jeugd in het door burgeroorlog verscheurde geboorteland wist om te zetten in een loopbaan waarin schoonheid en harmonie centraal stonden.
Die wereld opende zich toen zij werd geadopteerd door het (witte) Amerikaans echtpaar DePrince en werd opgenomen in hun omvangrijke gezin dat al meer adoptiekinderen telde. Daar kon ze haar droom, ballerina worden, najagen. Ze bleek een natuurtalent, met een stralende présence en een enorme sprongkracht. Toch moest ze de nodige racistische vooroordelen overwinnen: haar lichaamsbouw zou niet geschikt zijn voor ballet en haar huid was te donker.
Na haar opleiding danste zij een seizoen bij het Dance Theatre of Harlem en trad ze op als gastsoliste bij de South African Mzansi Ballet Theatre. In 2011 nodigde de Nederlandse Dutch Don’t Dance Division haar uit voor de hoofdrol in hun kerstproductie Abdallah en de gazelle van Basra. Artistiek leiders Thom Stuart en Rinus Sprong tipten Ted Brandsen, die haar engageerde voor de Junior Company.
Michaela heeft met haar verhaal enorm veel mensen, jong en oud, geraakt en veel geld opgehaald voor Warchild en andere organisaties
Naar Amsterdam
In 2013 verhuisde ze naar Amsterdam. „Wij zagen haar talent en grote technische belofte”, zegt Brandsen. Destijds was het verhaal over de gruwelijkheden uit haar jeugd al bekend. DePrince was gast in The Oprah Winfrey Show geweest en ook in de documentaire First Position geportretteerd. Brandsen: „Toch begreep ik pas na haar eerste jaar bij ons hoe diep die trauma’s zaten. Op het eerste gezicht leek zij iemand die altijd optimistisch en vrolijk was, kwaliteiten die ze op het toneel overbracht. Die donkere kant van zichzelf liet ze liever niet zien.”
DePrince sliep slecht, had nachtmerries en was bang in het donker. Toch was ze gelukkig met de kansen die ze bij Het Nationale Ballet kreeg, waar ze al snel opklom en hoofdrollen vervulde in onder andere Notenkraker en Muizenkoning en Coppélia. Ook in de verfilming van Coppélia vertolkte zij de titelrol. Hardnekkige, terugkerende blessures verhinderden een verdere opmars in de rangen van Het Nationale Ballet en in 2021 besloot ze een nieuw begin te maken bij het Boston Ballet.
Autobiografie
Intussen was haar autobiografie Ze noemden mij duivelskind verschenen, waardoor de publiciteit rond haar persoon een enorme vlucht nam. Madonna kocht de filmrechten van het boek, Beyoncé vroeg haar op te treden in de clip van het Lemonade-album, DePrince werd gevraagd als model van grote modemerken en trad op als ambassadrice voor diverse goede doelen, waaronder War Child.
De laatste tijd was ze bezig in New York een bestaan op te bouwen als freelance danser en concentreerde ze zich verder op haar werk voor goede doelen. Brandsen: „Michaela heeft met haar verhaal enorm veel mensen, jong en oud, geraakt en veel geld opgehaald voor War Child en andere organisaties. Dat valt niet te onderschatten. Ze was een bijzondere danseres, met een groot hart.”
In de tankreiniging vonden in de afgelopen jaren meerdere ernstige ongelukken met chemische stoffen plaats.
Medewerkers in de tankreiniging worden zonder adequate bescherming blootgesteld aan gevaarlijke, kankerverwekkende stoffen.
Bij acht op de tien milieuovertredingen kwamen bedrijven weg met een waarschuwing. Slechts één omgevingsdienst droeg zaken aan bij justitie.
De branchevereniging en op één na alle bedrijven weigeren vragen te beantwoorden.
Een doffe knal dreunt op een vroege woensdagochtend in november 2022 over het terrein van Gentenaar Cleaning in Moerdijk. De klap komt van een cilindervormige stalen tank die een medewerker net aan het schoonmaken was. Onmiddellijk ontsnappen grote witte wolken uit de tank. Medewerkers voelen de zuurstof uit hun longen wegtrekken, ze happen naar adem. Giftig zoutzuur spuit de tank uit. Zoutzuur vreet in de huid, veroorzaakt hevige brandwonden, kan dodelijke longoedeem veroorzaken en ogen beschadigen.
De man die de tank schoonmaakte, was die ochtend op de gebruikelijke manier begonnen. Hij had zijn oranje overall aangetrokken, donkergroene rubberen laarzen en lange rubberen handschoenen die zijn onderarmen volledig bedekken.
Bij het bedrijf rijden iedere dag tientallen tankwagens met chemische stoffen binnen. Ze komen van bedrijven in de nabijgelegen havens van Moerdijk, Rotterdam en Antwerpen. De man – hij wil niet met zijn naam in de krant uit vrees voor problemen met zijn toenmalige baas – moet de tanks vanbinnen schoonmaken, zodat chauffeurs een nieuwe vracht kunnen laden.
Hij klimt die ochtend boven op de witte tank, vertelt hij aan NRC. Daar sluit hij een slang aan die water de tank in spuit. Maar in de tank is, zonder dat hij het weet, een bodempje fosfortrichloride achtergebleven. Dat reageert sterk met water.
Terwijl hij staat toe te kijken, in de verte de zon ziet opkomen, ontstaan in de tank giftige zoutzuurdampen. De druk loopt op. En dan die knal van de slang die losschiet, als een autoband die klapt.
Daarna gaat het snel: de reiniger neemt een grote hap adem, rent door de zoutzuurdampen richting tank en probeert de waterkraan dicht te draaien. Een veiligheidsbril of masker draagt hij niet, dat leek hem niet nodig.
De giftige dampen blijven uit de geknapte slang spuiten, die loeit als een scheepshoorn. Een mist van gif verspreidt zich over het terrein. De lucht vult zich met een chloorachtige stank. In de verte klinken sirenes. Ambulances rijden het bedrijfsterrein op, een traumahelikopter landt. In het ziekenhuis staat een eerstehulpteam met gasmaskers en beschermende pakken klaar om de slachtoffers op te vangen.
Acht mensen die de giftige dampen inademen, belanden met duizeligheid en ademhalingsklachten in het ziekenhuis. Zeker één van hen heeft nog steeds last van het ongeluk: hij is kortademig, paniekerig en angstig. Of hij blijvend letsel heeft opgelopen, weet hij pas zeker „op latere leeftijd”, heeft de arts hem verteld.
De giftige dampen blijven uit de geknapte slang spuiten, die loeit als een scheepshoorn. Een mist van gif verspreidt zich over het terrein
De chemische tankreiniging is een gevaarlijke branche om in te werken. Medewerkers worden dag in, dag uit zonder adequate bescherming blootgesteld aan gevaarlijke, vaak kankerverwekkende stoffen. Geen van de 27 tankreinigingsbedrijven die de Arbeidsinspectie in 2022 onderzocht, hield zich aan de wetten die personeel moeten beschermen tegen kankerverwekkende of anderszins gevaarlijke stoffen.
En niet alleen personeel loopt gevaar. Ook voor omwonenden van tankreinigingsbedrijven bestaan risico’s: de afgelopen jaren zijn in de tankreiniging diverse ongelukken met chemicaliën gebeurd. Bij één ervan spreidde een gifwolk zich uit over half Nederland. Meerdere tankreinigingsbedrijven zijn brandgevaarlijk en vormen een bedreiging voor het milieu, omdat ze niet goed omgaan met het chemisch afval dat ze verwerken. Dat blijkt uit controlerapporten over meer dan dertig tankreinigingsbedrijven die NRC analyseerde.
De tankreiniging groeit flink – de afgelopen tien jaar is het aantal tankcontainers wereldwijd meer dan verdubbeld. Sommige bedrijven maken alleen tankwagens met voedsel en veevoer schoon, andere reinigen ook, of uitsluitend, tanks met chemische stoffen. De omvangrijke Nederlandse chemiesector kan niet zonder tankreinigingsbedrijven. Zij zorgen ervoor dat vrachtwagens die chemische stoffen vervoeren van en naar de Maasvlakte, het Limburgse Chemelot en het Ruhrgebied schoongemaakt worden zodat ze nieuwe vracht kunnen ophalen. „Wij zijn de vaatwasser van de chemische industrie”, zegt technisch directeur Roy Kaalverink van Cleaning Twente.
Als schoonmaken niet gedegen gebeurt, kunnen gevaarlijke chemische reacties ontstaan, lopen medewerkers gevaar of kan een lading waardeloos worden. Zonder tankreiniging zou de chemie binnen de kortste keren vastlopen.
NRC en De Limburger onderzochten deze bedrijven op basis van milieuvergunningen, controlerapporten van omgevingsdiensten en correspondentie van de Arbeidsinspectie, en interviewden zestien (oud-)medewerkers. Zij werken aan de onderkant van de arbeidsmarkt, met honderden soorten gevaarlijke stoffen, veelal buiten het zicht van omwonenden op afgelegen industrieterreinen.
Hoe wordt dit personeel beschermd? Wat zijn de risico’s voor medewerkers, omwonenden en milieu? Ondanks herhaalde verzoeken wilde de branchevereniging van tankreinigers, ATCN, geen vragen hierover beantwoorden. Tankreinigingsbedrijven kregen van haar het advies niet met de pers te praten. „De wil van beide media om een herkenbaar en naar wij hopen positief beeld over onze branche te schetsen [is] vrijwel nagenoeg nihil”, mailt het bestuur aan de leden.
Als schoonmaken niet gedegen gebeurt, kunnen gevaarlijke chemische reacties ontstaan, lopen medewerkers gevaar of kan een lading waardeloos worden
Beide kranten telden in controlerapporten 150 milieuovertredingen over de afgelopen vijf jaar. Bij 80 procent van die overtredingen kreeg het bedrijf een waarschuwing; slechts één regionale omgevingsdienst schakelde justitie in.
Hoe kan het dat in zo’n belangrijke sector, met amper dertig bedrijven, dergelijke incidenten gebeuren? Is sprake van een patroon? En hoe kan het dat de sector z’n gang kan blijven gaan? Dat overtredingen nauwelijks consequenties hebben?
Met opgestroopte mouwen
De achttienjarige Chenó Ubink mag begin 2020 voor het eerst vrachtwagens met chemische producten reinigen. Hij werkt al enkele maanden bij Claessen Tankcleaning in Venlo en reinigde tot voor kort alleen vrachtwagens voor voedsel: wijn, olie, chocola. Sinds enkele weken werkt hij een stapje hoger in de hiërarchie. Ubink is zonder tankreinigersopleiding bij Claessen aan de slag gegaan. Over chemische stoffen weet hij niet meer dan wat hij op de middelbare school bij scheikunde heeft geleerd.
Hij draait de tank open. Een gezichtsmasker of veiligheidsbril draagt hij niet, alleen een overall en handschoenen. Zijn mouwen heeft hij opgestroopt. Direct spuit een doorzichtige stof uit de wagen, op zijn arm. Volgens Ubink is het fenol. Hij voelt het branden in zijn huid, die helemaal wit wordt. Hij rent naar kantoor, zegt hij, maar niemand op het bedrijf weet wat te doen. Ze bellen een deskundige voor advies en horen dat fenol acuut dodelijk is als dat via je huid in je bloedbaan komt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn duizenden gevangenen in concentratiekampen gedood met injecties van deze stof.
Onze baas wilde niet dat de artsen zouden zien dat er op zijn bedrijf een ongeluk was gebeurd
Ubink moet met spoed naar het ziekenhuis. Maar eerst moet hij van zijn baas zijn blauwe overall met bedrijfslogo uittrekken, vertellen Ubink en zijn oud-collega Ruslans van der Zee, die erbij was. „Onze baas wilde niet dat de artsen zouden zien dat er op zijn bedrijf een ongeluk was gebeurd”, zegt Ubink.
In het ziekenhuis wordt Ubink behandeld voor een brandwond, blijkt uit een ziekenhuisfactuur die NRC inzag. Ze waren net op tijd: de stof was nog niet in zijn bloed terechtgekomen.
Directeur Michel Claessen zegt dat het incident hem niet bekend is. „Als het al gebeurd is, kan het niet fenol zijn geweest, want dan was de medewerker dood geweest.” Claessen zegt dat hij personeel nooit opdracht geeft werkkleding uit te trekken om te verhullen dat op zijn bedrijf een ongeluk is gebeurd. In algemene zin stelt hij dat ongelukken „heel vaak” het gevolg zijn van nalatigheid door de medewerker zelf, bijvoorbeeld omdat die de regels niet goed opvolgt.
Verspreid over het land raakten de laatste vijf jaar, naast Ubink, nog ruim tien anderen gewond in de tankreiniging, van wie sommigen ernstig, blijkt uit stukken die NRC op basis van de Wet open overheid opvroeg bij de Arbeidsinspectie. Het ongeluk van Ubink zit niet tussen deze stukken – volgens zijn werkgever hoeven dit soort ongelukken niet gemeld te worden.
Zo ademde een werknemer zonder adembescherming het gevaarlijke maleïnezuuranhydride in, blijkt uit documenten van de Arbeidsinspectie. Die stof irriteert de luchtwegen en kan kortademigheid veroorzaken. Een ander werd opgenomen in het ziekenhuis nadat hij zwavelzuur had ingeademd, een stof die slijmvliezen en andere weefsels aantast. Een derde liep brandwonden op toen een bijtende stof in zijn gezicht spoot. Weer een ander werd geraakt door een waterstraal onder extreem hoge druk, nog een ander kreeg reinigingsmiddel in zijn gezicht en liep ernstige brandwonden op. Iemand viel van vier meter hoogte omdat hij niet gezekerd was, een ander viel naar beneden omdat een handreling niet goed vastzat. En dan is er nog de werknemer wiens hand in het draaiende gedeelte van een pomp kwam, een die een losschietende deksel in zijn gezicht kreeg, en weer een ander die bekneld raakte.
Het werk van tankreinigers is zwaar: ze moeten de tankwagens opklimmen om in de mangaten – de ronde openingen bovenop – sproeikoppen te hangen die de tank vanbinnen schoonspuiten. Soms klauteren de mannen – het zijn overwegend mannen – de tank in om die vanbinnen schoon te spuiten of om vastgekoekte stoffen weg te bikken.
Tankreinigers staan vrijwel constant in hete, vochtige lucht, met dikke, zware slangen waaruit kokend heet water en stoom komt. Op warme dagen kan het in de reinigingshallen wel vijftig graden worden. Reinigers werken met hogedrukspuiten die vijf keer zo krachtig zijn als een huis-tuin-en-keukenhogedrukreiniger. Daardoor hebben ze na een paar uur werken spierpijn in heel hun lijf. En ze hebben vrijwel altijd haast. Tijd is geld.
Tegelijkertijd werken ze met honderden verschillende gevaarlijke stoffen. Door sommige kan je blind raken of stikken. Andere stoffen worden acuut giftig als ze met zuurstof in aanraking komen. Weer andere vliegen in brand als ze aan licht worden blootgesteld. Er zijn stoffen die exploderen als ze mengen met water. En stoffen die bijten in je huid, dwars door handschoenen of kaplaarzen heen.
Veel van die stoffen zijn bovendien stille moordenaars: ze kunnen kanker veroorzaken, ze kunnen je onvruchtbaar maken of voor genetische afwijkingen zorgen. Hoeveel en welke stoffen medewerkers in de tankreiniging dagelijks binnenkrijgen, weet niemand. Werkgevers houden – in strijd met de wet – niet goed bij wat de gevaren zijn van alle stoffen waarmee hun werknemers in aanraking komen, laat staan dat ze weten op welke manieren medewerkers eraan worden blootgesteld.
Voorman heeft verklaard dat de werknemers geen van allen wisten hoe men met gevaarlijke stoffen moest omgaan
Acht oud-tankreinigers – stuk voor stuk jonge mannen die meteen na de middelbare school in de tankreiniging gingen werken – vertellen dat ze tijdens het werk vage lichamelijke klachten kregen. Snel moe. Direct buiten adem. Een „leeg hoofd”. Rare bulten op hun lijf. Hoofdpijn. Rode uitslag, groene puisten. Veel hoesten. Niets meer kunnen ruiken – „geurenblind” noemt één reiniger dat, blijkt uit een inspectierapport. Twee oud-reinigers vertellen dat hun arts heeft gezegd dat de klachten waarschijnlijk door de tankreiniging komen. Hun klachten verdwenen binnen enkele weken nadat ze ander werk hadden gevonden.
Het merendeel van de reinigers die NRC sprak, vertelt dat ze niet goed beschermd kunnen werken. Gezichtsmaskers zijn oud, werken niet of sluiten niet goed aan. Ze beslaan in de hitte en stoom. Op hete dagen zetten medewerkers ze af omdat het te warm is. Bij sommige bedrijven dragen medewerkers geen brillen die hun ogen moeten beschermen tegen bijtende stoffen. En meerdere bedrijven hebben overalls van katoen, die niet beschermen tegen vuur of bijtende stoffen. Volgens de Arbeidsinspectie nemen tankreinigingsbedrijven onvoldoende voorzorgsmaatregelen: ze werken bijvoorbeeld niet met gesloten afvoersystemen die moeten voorkomen dat giftige stoffen uit een tank ontsnappen, terwijl zo’n systeem technisch wel toepasbaar is. De ATCN liet de Arbeidsinspectie weten „geschrokken” te zijn van de onderzoeksresultaten.
Bij diverse bedrijven moeten reinigers in een tank klimmen zonder dat een collega in de gaten houdt of er iets misgaat, blijkt uit verklaringen van medewerkers en documenten die NRC heeft ingezien. Zulk toezicht is wel verplicht, omdat je kan stikken als in de tank gevaarlijke stoffen zijn blijven hangen. Bij Gentenaar Cleaning in Moerdijk moesten medewerkers zonder zuurstofmasker en zonder goede bescherming in een tank klimmen om het acuut dodelijke fenol eruit te scheppen, vertellen oud-medewerkers. Niemand hield de wacht.
Simpele maatregelen om personeel te beschermen, zoals filters vervangen in de ademmaskers of heetwaterslangen onderhouden en tijdig vervangen, worden bij meerdere bedrijven niet genomen.
Veel medewerkers – jonge laaggeschoolde mannen, vaak arbeidsmigranten – zijn niet of nauwelijks opgeleid in omgaan met gevaarlijke stoffen. „We moesten alles al doende leren van onze collega’s”, zegt Ruslans van der Zee, die zes jaar als tankreiniger werkte bij Claessen Tankcleaning. Bij Gentenaar Cleaning kreeg alleen vast personeel een cursus, vertellen medewerkers. „Wij moesten het met een veiligheidspraatje van een uur doen”, zegt een uitzendkracht. Bij MTC in de Botlek was er „geen opleiding”, vertellen twee oud-collega’s.
Claessen Tankcleaning zegt desgevraagd dat medewerkers onder meer een introductietraining krijgen en tijdens het werk verder worden geschoold. „Ik zou niet weten wat ik nog meer zou moeten doen”, zegt directeur Michel Claessen.
NRC sprak een receptioniste die niet met haar naam in de krant wil uit angst voor problemen met haar voormalige baas. Ze vertelt dat ze alleen wat havo-kennis scheikunde had, maar vaak wel in haar eentje moest bepalen of een stof gereinigd mocht worden, en hoe dan. „Ik zocht veel uit op Wikipedia. Soms belde ik een vriend die scheikunde heeft gestudeerd.”
In 2017 spande een medewerker een rechtszaak aan tegen tankreinigingsbedrijf Cotac nadat hij bewusteloos was geraakt in een tank met stikstof. Personeel had onvoldoende opleiding gehad om met gevaarlijke stoffen te werken. „Voorman heeft verklaard dat de werknemers geen van allen wisten hoe men met gevaarlijke stoffen moest omgaan”, staat in het tussenvonnis. De zaak is uiteindelijk geschikt, laat de rechtbank weten.
‘Je hebt je aangesteld’, kreeg een uitzendkracht te horen die in het ziekenhuis opgenomen was nadat hij zoutzuur had ingeademd
„Je hebt je aangesteld”, kreeg een uitzendkracht van Gentenaar Cleaning te horen die een volle dag in het ziekenhuis was opgenomen nadat hij zoutzuur had ingeademd. Nu, bijna twee jaar later, is hij nog altijd kortademig. „De voorman zei: ik heb zelf ook zonder masker in het zoutzuur gelopen en ik had nergens last van.” Verontwaardigd: „Zo iemand moet het goede voorbeeld geven!”
Deken van stank
Op 9 februari 2019 krijgen mensen in grote delen van het land een NL-Alert: „ongeval met giftige stof”, „extreem ernstig”, „ramen en deuren sluiten”. Een deken van rubber- en gasachtige stank hangt over half Nederland, van Zuid-Holland tot in Duitsland en Groningen. De lucht is afkomstig van één vrachtwagen op het terrein van Den Ouden (OTT), een tankreinigingsbedrijf in Alblasserdam.
Die ochtend had een medewerker nietsvermoedend een tankwagen opgewarmd, wat vaker gebeurt om stoffen vloeibaar te maken. Terwijl hij bezig was, schoten onverwacht de ventielen van de tank open. Een muur van stank kletste in zijn gezicht en verspreidde zich vanwege de sterke wind over half Nederland.
De medewerker dacht „een Petrolatje” te hebben opgewarmd, iets wat hij wel vaker deed, verklaarde hij later tegenover milieu-inspecteurs. Petrolad is een verzamelnaam voor verschillende soorten stoffen die aan smeermiddel of motorolie worden toegevoegd. Maar het type Petrolad dat hij ditmaal opwarmde, was anders dan waar hij doorgaans mee werkte. Deze stof, nummer 2101, heeft een lager vlampunt. Daardoor liep de druk in de tank bij het opwarmen te hoog op. Als de temperatuur nog zo’n tien graden was gestegen, was de tank in brand gevlogen, noteerde een inspecteur in een controlerapport. Er loopt een strafrechtelijk onderzoek naar deze zaak, laat het Functioneel Parket weten.
Het bedrijf wist niet goed met wat voor stof het te maken had, wees onderzoek van de omgevingsdienst uit. Het vlampunt? De fysische eigenschappen? Medewerkers hadden geen flauw idee.
Tankreinigingsbedrijven werken met honderden chemische stoffen. Hoe reinig je diethanolamine? Net zoals diethyleenglycol? Of diethyleentriamine? Hoe ga je veilig om met carbital 75, keydime D-10, tensagex EOC760B of DINKIE 65?
Bedrijven moeten van elke stof de gevaren kennen. En daar gaat het mis. De veiligheidsinformatiebladen, die de gevaren van stoffen belichten, zijn veelal „verouderd dan wel simpelweg niet voorhanden”, staat in een mail die branchevereniging ATCN eind 2022 aan haar leden stuurde naar aanleiding van controles door de Arbeidsinspectie.
Het vlampunt? De fysische eigenschappen? Medewerkers hadden geen flauw idee
Aanleveren van deze informatie is volgens de koepel „in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de industrie”. In de chemie worden dagelijks nieuwe stoffen uitgevonden. Chemiebedrijven zijn wettelijk verplicht informatie over de gevaren ervan te delen. Maar hun branchevereniging VNCI wijst naar de tankreinigers: „De verantwoordelijkheid ligt allereerst bij de bedrijven die bij hun werk te maken hebben met gevaarlijke stoffen.”
Na druk van de Arbeidsinspectie heeft de branchevereniging van tankreinigers in 2022 besloten een database met risico’s van stoffen te gaan opstellen, zodat duidelijk is hoe personeel beschermd moet worden. Totdat die database beschikbaar is, zal de Arbeidsinspectie zich „terughoudend opstellen”, mailt de branchevereniging haar leden. Op vragen hierover gaat de toezichthouder niet inhoudelijk in; wel zegt ze de term „terughoudendheid” niet te gebruiken.
Hoe het staat met de database, wil de branchevereniging niet kwijt. Een manager van een tankreinigingsbedrijf zegt hier sinds eind 2022 niets meer over gehoord te hebben. Uit notulen van de ATCN-jaarvergadering uit april 2023 blijkt dat het project is vertraagd.
Onlosmakelijk verbonden
Tankreiniging en chemie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: tankreinigers zijn geclusterd rondom fabrieken in de (petro-)chemie: in de Rotterdamse haven, in Limburg bij Chemelot en in Groningen bij de Eemshaven. Op de lijsten met stoffen die de tankreinigers verwijderen, komen alle grote namen uit de chemie voorbij: „zwavelzuurafval van Solvay”, „tolueen van DSM”, „AKZO FCC Catalyst”, „Shell Alexia-50”, „Emulsion-WM van BASF”.
Toch blijven chemiebedrijven liefst zo ver mogelijk weg van de bedrijven die voor hen de tankwagens schoonmaken en hun afval opruimen. De VNCI weigert met NRC en De Limburger in gesprek te gaan over tankreiniging. „Onze lidbedrijven hebben geen directe relatie met tankreinigingsbedrijven”, verklaart een woordvoerder.
Technisch gezien klopt dat: tankreinigers werken in opdracht van transportbedrijven, niet van de chemiebedrijven. Maar de ladingresten in een tankwagen, soms wel honderden liters, blijven eigendom van chemiebedrijven of hun klanten. In verschillende sectoren is wettelijk vastgelegd dat producenten verantwoordelijk zijn voor wat er met hun afval gebeurt. Voor de chemie zijn dat soort regels er niet. Chemiebedrijven schuiven die verantwoordelijkheid geregeld af op de transporteurs. Maar die krijgen vaak niet extra betaald als ze een tank moeten laten schoonmaken waarin honderden liters van een stof zijn achtergebleven, en waarbij de schoonmaakkosten dus hoger zijn.
Op de reinigingsbanen worden de tanks schoongemaakt.
Foto’s Merlin Daleman
„Wij konden de kosten van tankreiniging regelmatig niet doorberekenen aan onze klanten”, vertelt een medewerker die namens een groot transportbedrijf contracten sloot en anoniem wil blijven omdat ze niet met pers mag praten. „Dus maakten we verlies op een dure reiniging.”
Volgens de VNCI spreken vervoerder en chemiebedrijf een totaalprijs af, „met inbegrip van schoonmaakkosten”. Het is de verantwoordelijkheid van transportbedrijven om een realistische prijs te rekenen, aldus de chemiekoepel. „De vervoerder weet wat de reinigingskosten zijn.”
Maar de concurrentie in de transportsector is hevig en transporteurs bieden lage tarieven om opdrachten binnen te halen. Vervolgens moeten ze overal op beknibbelen. Op diesel, grofweg een derde van de kosten, valt nauwelijks te bezuinigen. De loonkosten, ook een derde, zijn de afgelopen jaren al maximaal beperkt door Oost-Europese of Aziatische chauffeurs in te huren. Dan blijft tankreiniging over: ook grofweg een derde van de kosten.
Een manier om geld te besparen, is tegen het reinigingsbedrijf liegen over de stof in de tank. Hoe gevaarlijker die stof, hoe duurder de reiniging.
„Andere stof aanmelden, dan bespaar je tien euro”, zegt Randy, een reiniger en inspecteur namens transportbedrijven die in zijn loopbaan verschillende tankreinigers controleerde. Patrick, al acht jaar planner voor grote transportbedrijven, vertelt dat hij geregeld onder druk is gezet om een andere stof op te geven dan er in werkelijkheid in de tank zit. Daarom houdt hij liever zijn achternaam uit de krant. „Mijn baas zei dat ik telefonisch moest doorgeven dat er polymeer in de wagen zat, terwijl er in werkelijkheid styreen in zat.” Styreen is waarschijnlijk schadelijk voor de voortplanting – en het onschuldige polymeer is een stuk goedkoper te verwijderen.
Lees ook
Liters kankerverwekkende stoffen laat Claessen Tankcleaning zo de Maas in stromen
Bij tankreinigingsbedrijf Technoport in Moerdijk checkten medewerkers niet of chauffeurs de juiste stof doorgaven. Documenten controleren deed het tankreinigingsbedrijf niet, blijkt uit een milieuinspectie in 2020.
Daarnaast noteren transporteurs op laadpapieren verkeerde stoffen, vertelt Patrick. Of chauffeurs gebruiken de vrachtbon van een vorige lading, aldus reiniger Ruslans van der Zee. Een administratief medewerker bij een tankreinigingsbedrijf bevestigt dat.
Reinigers lopen gevaar: een man vertelt dat hij een keer een deksel van een tank opendraaide in de veronderstelling dat de wagen koelvloeistof vervoerde. Het bleek azijnzuur wat hij inademde, een stof die ogen en huid aantast.
Biologisch afval
Er staat meer op het spel dan alleen de veiligheid van medewerkers. In 2013 en 2014 reed iedere twee maanden een tankwagen met afval van Tank Services Pernis het halve land door naar een afvalverwerker in Putten op de Veluwe. Op de laadpapieren stond dat de tanks biologisch afval bevatten, uit de levensmiddelenindustrie.
Waarom zo ver rijden terwijl er afvalbedrijven om de hoek staan? En waarom heeft het tankreinigingsbedrijf zoveel biologisch afval, terwijl het voornamelijk met chemische stoffen werkt? Milieurechercheurs vertrouwden het niet. Toen ze de vrachtwagens controleerden bleek hun vermoeden terecht: in de tanks zat meer dan tienduizend kilo chemisch afval, niet biologisch. Het was chemisch slib uit de waterzuivering van het tankreinigingsbedrijf.
Toen de rechercheurs verder zochten, bleek dat het afval vanuit Putten aan boerenbedrijven werd geleverd, die het nietsvermoedend als bioafval in hun mestvergister gooiden. De chemische stoffen vraten de vergistingsmachines kapot, de boeren leden forse schade. En nadat het chemische afval door de vergister was gelopen, reden ze het als mest uit tussen de gewassen op hun land. Na jaren onderzoek trof het tankreinigingsbedrijf een schikking met het OM.
Op deze manier afval wegmoffelen kan veel geld besparen: Tank Services Pernis betaalde 35 euro per ton afval, terwijl het bij een bonafide bedrijf zo’n honderd euro per ton duurder uit zou zijn. Ook andere tankreinigers sjoemelen met afval. Twee oud-medewerkers van Gentenaar vertellen dat hun baas chauffeurs wel eens opdracht gaf hun restlading net buiten het bedrijf in de sloot te dumpen. Ruslans van der Zee en Chenó Ubink vertellen dat zij meermaals grote zakken naftaleen bij het restafval moesten gooien en tonen daarbij foto’s en een filmpje. Inname van naftaleen is bij vijf gram al dodelijk. Claessen Tankcleaning ontkent ooit opdracht te hebben gegeven om naftaleen bij het restafval te gooien.
Inspecteurs schrijven in een controlerapport dat tankreinigingsbedrijf Stubbe in Gouda de restinhoud van tankwagens met chemicaliën heimelijk meegaf aan een rioolonderhoudsfirma, zonder dat die daarvan wist. En bij twee controles bij Technoport in Moerdijk in 2020 bleek dat restlading via de waterzuivering naar het riool spoelde.
Tankreinigingsbedrijven zijn verplicht afval dat ze innemen en afvoeren te rapporteren in een landelijke databank, zodat omgevingsdiensten en politie kunnen controleren op afvalcriminaliteit. Slechts drie tankreinigingsbedrijven staan in die database ingeschreven, blijkt uit navraag bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen. Daardoor is het nagenoeg onmogelijk te achterhalen waar het chemische afval uit de tankreiniging blijft. Misstanden zoals die bij Tank Services Pernis kunnen zo vrijwel onopgemerkt blijven.
Hoewel de meeste bedrijven hun afvaltransporten niet meldden, kreeg geen van de 34 ondernemingen waarvan NRC inspectierapporten onderzocht hiervoor een boete of andere straf. Een woordvoerder van het Meldpunt laat weten dat tankreinigers in principe verplicht zijn om afvalstoffen te rapporteren, maar dat het aan het bevoegd gezag is om dit per situatie te beoordelen.
Afgelopen jaren bleek uit diverse onderzoeksrapporten dat omgevingsdiensten – ooit opgericht om calamiteiten als de vuurwerkramp in Enschede te voorkomen – hun werk niet goed kunnen uitvoeren. De diensten zijn „te gering van omvang om voldoende kwaliteit en capaciteit op te brengen”, concludeerde een commissie in 2021. Ze noemde het milieutoezicht „versnipperd en vrijblijvend” en de strafrechtelijke vervolging van milieucriminaliteit „veel te mager”. Die problemen zijn nu, ruim drie jaar later, niet opgelost, schrijven de onderzoekers in een update van het rapport.
Bovendien hebben de meeste omgevingsdiensten weinig kennis van chemie. Tankreinigingsbedrijven vallen – anders dan chemiefabrieken en raffinaderijen – onder het reguliere milieutoezicht. Bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken, worden ieder half jaar gecontroleerd door gespecialiseerde omgevingsdiensten, krijgen extra inspecties van brandweer en Arbeidsinspectie en zijn wettelijk verplicht extra veiligheidsmaatregelen te treffen.
Voor tankreinigingsbedrijven geldt dat niet. Dat toezicht is versnipperd over tien omgevingsdiensten. Tankreinigers werken weliswaar met kleinere hoeveelheden gevaarlijke stoffen, maar sommige zitten dicht tegen de wettelijke grens aan. Ze zorgen ervoor daar nét onder te blijven, zodat ze buiten het zware toezicht vallen, blijkt uit controlerapporten. Daarnaast werken tankreinigers in vergelijking met een chemiebedrijf niet zelden met een veelvoud aan soorten stoffen. Die mix maakt hun werk moeilijker en soms gevaarlijker: welke substanties reageren op elkaar, welke producten mogen naast elkaar worden opgeslagen?
Toezichthouders geven toe moeite te hebben met het toezicht op tankreiniging. De omgevingsdienst Limburg Noord zei vorig jaar in reactie op een publicatie van NRC over Claessen Tankcleaning onvoldoende te hebben doorgepakt vanwege „de complexiteit van het dossier en capaciteitsgebrek”. En sommige omgevingsdiensten controleren überhaupt nauwelijks: bij meerdere tankreinigers kwam de inspectie de afgelopen vijf jaar niet langs.
In controlerapporten die NRC opvroeg, beklagen inspecteurs zich over fouten in de vergunningen. In de vergunning van Cleaning Twente bleek in 2023 niet opgenomen welke stoffen het bedrijf mag aannemen en ontbraken voorschriften over voorkomen van bodemverontreiniging. De omgevingsdienst laat weten dat de vergunning hierop „geactualiseerd” wordt. „Dit duurt langer omdat het nieuw en complex is.”
Bij Gentenaar Cleaning in Moerdijk zijn zoveel deelvergunningen verstrekt dat dit „doelmatig toezicht beperkt.”
„Als gemeenten het in de vergunning al halfslachtig regelen, kan je als toezichthouder nooit effectief te werk gaan”, zegt Stavros Zouridis, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Tilburg. Hij was tot vorig jaar plaatsvervangend voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. „Dan is niet helder waar het bedrijf zich aan moet houden en riskeer je eindeloze juridische procedures voordat je daadwerkelijk kunt handhaven.”
Ook aanpakken van overtredingen gebeurt mondjesmaat. De meeste tankreinigers die milieuwetten overtreden, komen weg met hooguit een waarschuwing. Van alle omgevingsdiensten die toezicht houden op de tankreiniging, is er voor zover bekend slechts één, DCMR in de Rijnmond, die milieuzaken over tankreiniging aandraagt bij het Openbaar Ministerie. Alle andere diensten lieten het de afgelopen vijf jaar bij waarschuwingen of – in een enkel geval – een last onder dwangsom. Bij zeker vier bedrijven die in overtreding waren, controleerde de omgevingsdienst in de jaren daarna niet of de problemen verholpen waren.
„Omgevingsdiensten doen uurtje-factuurtje”, zegt een milieurechercheur die anoniem wil blijven. Ze vinken wat punten af, maken een rondje over het terrein en gaan door. Dat komt doordat de meeste omgevingsdiensten door gemeenten worden betaald op basis van vooraf vastgestelde taken, de ‘output’. Gemeenten bepalen hoe vaak en waarop omgevingsdiensten controleren.
Zo werden inspecteurs afgelopen jaren verplicht bij tankreinigingsbedrijven te controleren of die wel led-lampen gebruiken en glas en papier gescheiden inzamelen. Daarmee kom je volgens de rechercheur geen problemen of criminaliteit op het spoor. „Dat is te veel van toeval afhankelijk”.
Laat de brandweer erbuiten
Terug naar januari 2021. Twee medewerkers van tankreiniger MTC lopen ’s ochtends rond zes uur het terrein op. Het is nog donker, maar even verderop zien ze licht. Brand! Vlammen slaan uit een vierkante container, blijkt uit een filmpje in bezit van NRC. Al snel zien ze dat het vuur zich in de nacht heeft verspreid over het verlaten terrein. Via de afvoergoten, waar ook nog chemische stof in zat, is het vuur naar de tankwagens gekropen. Een geparkeerde truck is aan de achterkant al zwartgeblakerd. Als ze iets later waren geweest, was de hele tankwagen met chemicaliën in brand gevlogen.
Snel de brandweer bellen, denken de mannen. Maar hun baas houdt hen tegen, vertellen ze. Ze moeten het zelf oplossen. Zorgen dat niemand er lucht van krijgt.
Een geparkeerde truck is aan de achterkant al zwartgeblakerd. Als ze iets later waren geweest, was de hele tankwagen met chemicaliën in brand gevlogen
Bij het zoutzuurongeluk dat twee jaar terug plaatshad bij Gentenaar in Moerdijk, ging het net zo. Een medewerker was begonnen iedereen te evacueren, maar werd tegengehouden door z’n baas, vertelt hij. De brandweer werd niet gebeld – dat deden de buren. Pas toen de brandweer aankwam, werd het bedrijf ontruimd.
Medewerkers zijn onder druk gezet om Arbeidsinspectie en recherche niet over het ongeluk te vertellen, vertellen ze. Een reiniger werd door zijn werkgever bedreigd, zegt hij. „Mijn baas zei: ik weet waar je dochtertje op de opvang zit.” De medewerker deed zijn verhaal bij de Arbeidsinspectie en de recherche, blijkt uit stukken die NRC inzag. Een maand later werd hij ontslagen.
IN BEELD Deze week werd er volop gestaakt voor behoud van het vroegpensioen bij mensen met een zwaar beroep. Treinen reden niet en werden niet schoongemaakt, de politie greep niet in bij een protestmars van Extinction Rebellion op de A12. Ook dit weekend zijn er acties: er worden bijvoorbeeld geen boetes uitgeschreven bij kleine overtredingen.
Den Haag heeft een wereldprimeur te pakken. De stad gaat als eerste ter wereld fossiele reclames in de buitenruimte verbieden, zoals advertenties voor cruisevakanties, benzineauto’s, vliegreizen en afgeprijsde energiecontracten. Dat melden internationale persbureaus Reuters en Bloomberg. Een kleine meerderheid van de Haagse gemeenteraad stemde vrijdag in met het voorstel van de Partij voor de Dieren (PvdD). Het verbod gaat vanaf 1 januari 2025 in en is een extra stap in de richting van een klimaatneutrale stad in 2030.
Het is niet de eerste poging van de PvdD om dit verbod door de gemeenteraad te krijgen. In 2021 was er al een politieke meerderheid voor een motie van de partij, maar toen wilde de metropoolregio Den Haag-Rotterdam het plan niet uitvoeren. Een jaar later was er in de gemeenteraad geen meerderheid meer voor een soortgelijke motie.
Juridisch toch houdbaar
Sinds een paar maanden zit de PvdD in het college en is er niet langer sprake van een motie, maar van een geheel nieuw reclamebeleid. Het huidige beleid stamt uit 2018 en was aan vervanging toe. Het verbod op fossiele reclames maakt onderdeel uit van dat nieuwe beleid. Anders dan bij een motie, die niet-bindend is, heeft ook de metropoolregio zich nu te houden aan de afspraken. Het verbod zal worden gehandhaafd via lokale wetgeving, de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
De afgelopen maanden riep het voorstel kritische vragen op bij de oppositiepartijen VVD, PVV en Hart voor Den Haag. Het plan zou in ogen van die drie partijen niet alleen betuttelend zijn, maar ook juridisch onhoudbaar. Eerder zag onder meer Zwolle af van een soortgelijk plan, uit angst voor rechtszaken. De wethouder in Den Haag kon de oppositie geruststellen door te benadrukken dat het voorstel zoals dat er een paar maanden geleden lag op een aantal punten is bijgeschaafd. Meerdere adviseurs hebben volgens de wethouder herhaaldelijk geconcludeerd dat de aangepaste variant wel degelijk juridisch haalbaar is, ondanks het feit dat Den Haag zich met deze plannen op onontgonnen terrein gaat begeven.
Ook in onder meer Tilburg en Zwolle onderzoekt de gemeenteraad al enige tijd manieren om soortgelijke wetgeving via de APV in te voeren. In sommige andere steden worden experimenten uitgevoerd via contracten of vrijwillige afspraken met bedrijven. Het nadeel daarvan is dat het soms jaren duurt voordat de reclame daadwerkelijk uit de openbare ruimte verdwenen is.
Zeker 49 Oekraïners, onder wie enkele Azov-militanten en zeven burgers, zijn bij een nieuwe gevangenenruil tussen Rusland en Oekraïne vrijgelaten. Dat heeft de Oekraïense president Volodymyr Zelensky vrijdag bekendgemaakt via een bericht op Telegram. Rusland heeft de deal nog niet bevestigd. Ook is onbekend hoeveel Russische gevangenen in ruil zijn vrijgelaten.
Onder de vrijgelaten Oekraïners bevinden zich onder anderen militanten die de Azov-staalfabriek verdedigden, het laatste Oekraïense bastion in de verwoeste havenstad Marioepol. Ook een militair die leiding gaf aan het militaire hospitaal van Marioepol, Viktor Ivchuk, is vrij, meldt Kyiv Independent.
Daarnaast gaat het om grenswachten, militairen, politieagenten en leden van de Nationale Garde – een militaire eenheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De ruil is de 56ste sinds de Russische invasie in Oekraïne in 2022. De laatste gevangenenruil dateerde van eind augustus. Toen kwamen 230 mensen vrij. Ook nu is de ruil tot stand gekomen door bemiddeling van de Verenigde Arabische Emiraten.
Liveblog oorlog in oekraïne
Zeker 49 Oekraïners vrijgekomen bij gevangenenruil, waaronder Azov-militanten en militaire arts Marioepol
Mohamed al N., de broer van Ryan, kijkt op het papier voor zich, waar hij heeft opgeschreven wat hij wil zeggen over zijn zusje. Zijn lievelingszusje, dat niet meer leeft. Hij zit in een tunnel, zegt hij, in een donkere wereld. In een situatie waarin hij bij zijn familie hoort te zijn. Hij baalt van het beeld dat mensen van hem hebben, wat ze over hem zeggen op sociale media. Hij heeft zijn bruiloft gemist, zijn huwelijksreis. „Maar dat is lang niet mijn grootste zorg. Dat is dat ik mijn zusje nooit meer zal zien. Omdat ze er niet meer is.”
Eind mei werd de net achttien jaar geworden Ryan uit het Friese Joure dood gevonden in het water aan de Knardijk in Lelystad. Ze is door geweld om het leven gebracht. Haar twee broers Muhanad en Mohamed al N. – twee twintigers – en haar vader Khaled al N. zijn daar volgens justitie bij betrokken. Vader Khaled is kort na Ryans dood naar zijn thuisland Syrië gevlucht, via Bremen naar Turkije en daar de grens over. Daarom staan voorlopig alleen de broers voor de rechter.
Volgens het OM zou de keel van Ryan zijn dichtgeknepen en werd haar mond dichtgeplakt met ducttape, ook werden haar polsen en enkels met hetzelfde tape omwikkeld. Ze werd met haar hoofd naar beneden in het water gevonden door een medewerker van Staatsbosbeheer. In het onderzoek zijn aanwijzingen naar voren gekomen dat er sprake is van ‘eergerelateerd geweld’. Ryan zou de famili-eer hebben geschonden, omdat ze zich te westers zou hebben gedragen. Hoe precies bleef vooralsnog onduidelijk.
619 zaken
Daders gebruiken eergerelateerd geweld om te voorkomen dat een familielid gedrag vertoont dat de eer van de familie zou schaden, of om die eer te herstellen. Het aantal gemelde zaken van dit soort geweld neemt toe. In 2023 werden bij het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld 619 zaken gemeld, tegenover 460 tien jaar eerder. Bij een kwart van alle zaken zijn mensen van Syrische afkomst betrokken, wat ze tot de grootste groep maakt.
Wilfred Janmaat, het hoofd van het expertisecentrum, zei eerder deze week tegen NRC dat hij wil dat onderzocht wordt of er in de inburgeringscursussen voldoende aandacht is voor eergerelateerd geweld.
De broers van Ryan zijn vrijdag allebei aanwezig in de rechtbank van Lelystad, voor een eerste zitting, waarin de zaak nog niet inhoudelijk wordt behandeld. Ze lijken op elkaar: afgetrainde jonge mannen, sportschoenen, zwarte kleding. Een van hen trilt zo nu en dan over zijn hele lichaam. Ze ontkennen dat ze hun zusje iets hebben aangedaan. Als de rechter vraagt wie het dan wel heeft gedaan, zeggen ze allebei: „Mijn vader.” Khaled al N. zou alleen hebben gehandeld volgens de broers, iets wat hij ook stelde in mails aan De Telegraaf en in appjes aan zijn vrouw, die tijdens de zitting werden besproken.
Zo stuurde hij aan zijn vrouw dat hij „al twee jaar” achter zijn dochter aan het aanrennen is en zij zich niet volgens zijn waarden, gebruiken, tradities en religie zou hebben gedragen. Vlak voor haar dood zou ze iets aan hem hebben bekend. „Ik heb haar vermoord in een erge woede nadat zij alles wat ze heeft gedaan had bekend”, appt hij zijn vrouw. En: „Ik bevestig je dat niemand er iets mee te maken heeft.”
Lees ook
Eergerelateerd geweld wordt vaker gemeld: ‘Nieuwkomers duidelijk maken dat kiezen van een partner een recht is’
Wasstraat
Of dat écht zo was, daar ging het vrijdag in de rechtszaal voornamelijk over. Volgens justitie waren de twee broers „onmisbaar” voor het plegen van de moord. Ze hebben hun zusje, die gezocht werd door hun vader, kort voor haar dood opgespoord in Rotterdam. Ze verbleef bij een vriend. Eerst wilde Ryan niet mee, zo blijkt uit getuigenverklaringen, omdat ze bang was dat haar vader haar zou vermoorden. Maar haar broers wisten haar gerust te stellen en ze stapte bij hen in de auto.
Die dag geeft Khaled in een groepsapp zijn zoons instructies, zo concludeerde de officier in de rechtszaal. Mohamed en Muhanad moesten een meer met een ingang vinden, het meer moest bovendien diep zijn. Het stoffelijk overschot van Ryan zou verzwaard moeten worden, teneinde geen sporen van haar achter te laten. „Laat de vissen haar opeten”, appte Khaled. Hij noemde zijn dochter onder meer een „teef.” Haar vader zei zijn zoons dat ze Ryans TikTok moesten wissen, iets wat volgens justitie later ook is gebeurd.
Op een zeker moment, zo is de analyse van justitie, is Khaled al N. zelf richting Lelystad gereden. Wat daar precies is gebeurd, is onduidelijk: geappt werd er niet meer. Maar volgens het OM reed Khaled samen met zijn zoons rond twee uur ’s nachts weer terug naar zijn woonplaats Joure. Een dag later ging de auto van een van de zoons door de wasstraat. Kort daarop nam Khaled de benen. De officier van justitie noemt het „wrang” dat Khaled al N. eerst jaren geleden van Syrië naar Nederland vluchtte en nu weer terug is gevlucht.
Jarenlang dreigen
De advocaten van de broers benadrukken juist dat zij geen rol hebben gespeeld bij de dood van hun zusje. Ze stellen dat hun cliënten nooit hadden verwacht dat hun vader de teksten in de appjes waar zou maken. Dat komt omdat hij al jarenlang meerdere leden van het gezin met de dood bedreigde, maar de daad nooit bij het woord voegde.
Ook zouden de broers in het verleden juist wél naar Nederlandse instanties zijn gestapt. De dag voordat Ryan dood werd gevonden, belde haar broer Muhanad nog met de wijkagent voor advies, omdat de familie problemen had met Ryan. Volgens advocaat Johan Mühren zou de politie wel de laatste zijn die Muhanad had gebeld, als hij kwaad in de zin had gehad.
De verklaringen van de broers leggen volgens de rechters weinig gewicht in de schaal. Er zijn genoeg redenen om ze langer vast te houden. Een datum voor een inhoudelijke behandeling is nog niet in zicht.
Lees ook
De vermiste Saman wilde zo graag een Italiaans meisje zijn
Bert Huisjes stopt als hoofdredacteur van omroep WNL, maar mag wel aanblijven als bestuurder. Dat was vrijdag de conclusie van de raad van toezicht van WNL, op basis van onafhankelijk onderzoek van KPMG naar mogelijk grensoverschrijdend gedrag van Huisjes, meldt het AD. Van „juridisch verwijtbaar grensoverschrijdend gedrag” is volgens de raad geen sprake, maar wel van „té directieve stijl en soms horkerige manier van leidinggeven”.
In februari van dit jaar onthulde het AD dat Huisjes zich sinds 2011 op de werkvloer schuldig maakte aan pesten, intimidatie en discriminatie. Hij zou verantwoordelijk zijn voor een angstcultuur. Na de ontboezemingen werd de hoofdredacteur, in afwachting van de uitkomsten van onafhankelijk onderzoek, op non-actief gesteld. Meerdere prominente journalisten en presentatoren van WNL, onder wie Sven Kockelmann, spraken gelijk na de mediastorm hun steun voor Huisjes uit en zeiden „zich totaal niet [te] herkennen in de beschuldigingen”.
Het AD zegt in het bezit te zijn van een anonieme reactie van negen redacteuren op het besluit van de raad van toezicht. Daarin zeggen ze „verbaasd” te zijn over de gang van zaken en van tevoren door de raad noch door KPMG te zijn geïnformeerd. Dat Huisjes aanblijft als bestuurslid noemen zij „zeer onwenselijk”. De redacteuren noemen het onderzoek, dat is gedaan in opdracht van de omroep, om die reden „niet onafhankelijk” en spreken hun verbazing uit over het feit dat ze het onderzoek zelf nooit hebben ingezien.
WNL kwam als een van de slechtste omroepen uit de bus in een in februari verschenen rapport van de commissie-Van Rijn naar misstanden bij de gehele NPO. Een derde van de werknemers bij WNL gaf de werksfeer het cijfer 5 of lager, bij de rest van de omroepen was dat gemiddeld een 6,4. Meer dan negen op de tien mensen bij WNL ervoer pestgedrag, bij alle omroepen samen was dat drie op de vier.
China gaat „geleidelijk” en „op flexibele wijze” de pensioengerechtigde leeftijd met drie jaar verhogen, aldus een besluit dat op vrijdag door het Chinese Volkscongres werd aangenomen. Vanaf 1 januari 2025 gaat de pensioengerechtigde leeftijd voor mannen stapsgewijs omhoog van 60 naar 63 jaar, en voor vrouwen met een kantoorbaan van 55 naar 58 jaar. Het is een langverwachte stap die de economische druk van de snelle vergrijzing van het land moet verlagen.
De relatief lage pensioengerechtigde leeftijden die China op dit moment hanteert passen steeds minder bij de demografische trends in het land. Ze stammen uit de jaren vijftig van de vorige eeuw, toen de gemiddelde levensverwachting nog onder de 45 jaar lag. Nu ligt die op 78,2 jaar.
Daarnaast heeft China inmiddels te maken met een krimpende arbeidsbevolking. Een steeds kleinere groep werkenden draagt bij aan de pensioenen van de inmiddels 297 miljoen Chinezen boven de zestig. Het aandeel zestigplussers blijft de komende decennia stijgen, van de huidige 21,1 procent van de bevolking tot zo’n 40 procent in 2050.
Ook de totale Chinese bevolking krimpt sinds 2022, en vorig jaar was het geboortecijfer in het land het laagste ooit. Na decennia van eenkindbeleid probeert China nu geboortes te stimuleren, maar tot dusverre met weinig succes. De kosten van het levensonderhoud en kinderopvang, en de gevolgen die vrouwen vrezen voor hun carrièrekansen, weerhouden veel stellen ervan om grotere gezinnen te stichten.
Lees ook
Nu de bevolking krimpt, haalt China de Verenigde Staten misschien wel nooit meer in
De vergrijzing van China’s bevolking zal onherroepelijk doorzetten, maar de aangekondigde maatregelen verlagen het aantal toekomstige pensioengerechtigden tot zo’n 210 miljoen in 2050. De nieuwe regels houden het traditionele verschil in pensioengerechtigde leeftijd tussen mannen en vrouwen wel in stand, waarbij er ook nog onderscheid wordt gemaakt tussen vrouwen met een kantoorbaan en vrouwelijke arbeiders. Vrouwen met een fabrieksbaan leveren het meest in: hun pensioengerechtigde leeftijd gaat van 50 naar 55.
Sociale onrust
Net als in Europa ligt het verhogen van de pensioenleeftijd gevoelig in China, en de angst voor sociale onrust was de voornaamste reden dat de Chinese overheid niet eerder tot actie overging. De afgelopen jaren gingen gepensioneerden een aantal keer de straat op om te protesteren tegen lokale bezuinigingen op hun pensioen. Inmiddels zijn de hervormingen te urgent om langer uit te stellen. Volgens een onderzoek van de Chinese Academy of Sciences zou het huidige pensioenstelsel zonder aanpassingen in 2035 failliet gaan.
Nu het zover is, doen de staatsmedia hun best om de verhoging uit te leggen aan de bevolking. Demografen presenteren de maatregelen als een onvermijdelijk besluit, dat je ook in internationaal perspectief moet zien. In de meeste landen ligt de pensioengerechtigde leeftijd hoger, ook in de vergrijzende buurlanden Japan (65 jaar) en Zuid-Korea (63 jaar).
Ook benadrukken ze het geleidelijke tijdpad – de leeftijdsverhoging vindt plaats over een periode van vijftien jaar – en de vrijwillige basis van de plannen. Als je lang genoeg premie hebt afgedragen, mag je volgens het besluit ook de huidige pensioenleeftijd aanhouden, al zal je pensioen dan lager uitvallen. „Zo kun je de leeftijdsverhoging zien als een manier om autonoom te kiezen voor een pensioen dat bij jouw werk en leven past”, aldus Mo Rong, hoofd van het onderzoeksinstituut van het ministerie voor arbeidszaken.
Leeftijdsdiscriminatie
Tot nu toe is de gevreesde onrust uitgebleven. Toch leven er veel zorgen onder de bevolking over de maatregelen. Zoals over de impact die een toename van werkende ouderen zullen hebben op de extreem competitieve arbeidsmarkt. Iedereen weet dat leeftijdsdiscriminatie nu al een groot probleem is, en dat veel bedrijven oudere werknemers ontslaan om ze te vervangen door jongere werknemers die minder kosten. „Als je op je 45ste je baan kwijtraakt, maar pas op je 65ste met pensioen kunt, wat moet je dan in die 20 jaar?”, vraagt socialemediagebruiker @XiamiMami op platform Weibo.
Ook wijzen commentatoren op de fikse verschillen in pensioenvoorwaarden voor verschillende Chinese bevolkingsgroepen, waaraan de plannen voorlopig niks doen. De pensioenen van ambtenaren zijn het best, gevolgd door die van stadsbewoners. Inwoners van het Chinese platteland moeten het doen met een eigen systeem, met flink lagere bedragen. „Alleen als ze dat verschil gelijktrekken hebben deze hervormingen echt betekenis”, schrijft advocaat Zhai Zhenyi op zijn Weibo-account.
De lijst met Russische politieke gevangenen die uit hun cel verdwijnen en naar een onbekende bestemming vertrekken is in drie dagen tijd gegroeid naar acht. Woensdag werd bekend dat Vladimir Kara-Murza, een Brits-Russische journalist en politieke gevangene die in Rusland een celstraf uitzit van 25 jaar vanwege „verraad”, uit zijn strafkolonie in Siberië is verdwenen. Dat meldde zijn advocaat aan persbureau Reuters. Ten minste zeven dissidenten gingen hem de afgelopen dagen voor.
Volgens analisten wijst de geheimzinnige gang van zaken op een mogelijk op handde zijnde gevangenenruil. Het Kremlin doet daar zelf geen uitspraken over.
Kremlin en Witte Huis zwijgen
Ivan Pavlov, een prominente Russische mensenrechtenadvocaat, zegt tegen Reuters dat de verdwijning van zoveel mensen met een soortgelijk profiel erop wijst dat de autoriteiten hen verzamelen, mogelijk in Moskou, voor een uitruil. Dat zou binnen enkele dagen kunnen gebeuren, zegt Pavlov.
Maandag en dinsdag verdwenen al twee partijgenoten van wijlen Aleksej Navalny, Lilia Tsjanysjeva, Ksenia Fadejeva, mensenrechtenactivist Orleg Orlov, Kunstenaar Aleksandra Skotsjilenko, de prominente oppositiepoliticus Ilja Jasjin en de Duits-Russische Kevin Lick.
De advocaat van Paul Whelan, een Amerikaanse marinier die in Rusland een gevangenisstraf van zestien jaar uitzit vanwege „spionage”, zei woensdag ook niet te weten waar haar cliënt zich bevindt. De Verenigde Staten eisen sinds 2018 zijn vrijlating.
Het Witte Huis wilde ook niets kwijt over een mogelijke uitruil en zei woensdag tegen journalisten: „ik denk dat u kunt begrijpen dat we niets zouden willen opschudden waarmee we mogelijke positieve uitkomsten verstoren.”
Evan Gershkovich en Vadim Krasikov
Maar wie denkt aan een gevangenenruil tussen Rusland en de Verenigde Staten, zal in de eerste plaats denken aan de Amerikaanse journalist Evan Gershkovich. Op 19 juli werd hij veroordeeld tot 16 jaar celstraf vanwege spionage. Over hem is zowel door het Kremlin als door het Witte Huis nog niets gezegd en voor zover bekend is hij niet overgeplaatst vanuit zijn cel. Rusland houdt bovendien meer Amerikanen vast van wie nog niets bijzonders vernomen is, onder wie een Russisch-Amerikaanse journalist voor Radio Free Europe en een voormalig docent.
Van Rusland is bekend dat het de vrijlating eist van onder meer Vadim Krasikov, een Rus die in Duitsland een levenslange celstraf uitzit vanwege moord. De Verenigde Staten houden ook zeker twee Russen in gevangenschap die in aanmerking zouden komen voor een ruil, beiden berecht vanwege ernstige cybercriminaliteit.