Na het anti-azc-geweld in Coevorden keek iedereen naar Zwolle, maar daar gaf eigenrichting níét de doorslag

Eigenrichting, dat is de spaanplaat voor ingegooide ramen. Eigenrichting, dat zijn geblakerde straatstenen, een verkoold verkeersbord en schroeilucht die je dagen later nog kunt ruiken. Eigenrichting – burgers die het recht in eigen hand nemen – loont. In elk geval in Coevorden.

Die gemeente zag vrijdag af van het plan om veertien minderjarige vrouwen met een vluchtelingenstatus in de wijk Tuindorp te huisvesten. Volgens burgemeester Renze Bergsma kon hij na een week van „brandstichting en intimidatie”, ondanks een noodverordening, de veiligheid van de jonge vrouwen in de leeftijd van vijftien tot achttien jaar „niet garanderen”.

Coevorden past in een trend: in zeker vijftien gemeentes werden plannen voor asielopvang tijdelijk of definitief geschrapt na protesten. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers komt daardoor duizenden opvangplekken tekort voor het aantal van 101.000 dat volgens de spreidingswet voor 1 juli bereikt had moeten worden. Maar geweld als in Coevorden was tot nu toe niet vertoond.

Zal ‘Coevorden’ school maken? Wel als het aan Jan Huzen ligt, de activist die werd gearresteerd nadat hij in juni op eigen houtje grenscontroles had georganiseerd „om asielzoekers tegen te houden”. Op zijn Facebook-pagina feliciteerde hij vrijdag de Tuindorp-bewoners „met dit ongekende resultaat” en sprak de verwachting uit dat anderen dit voorbeeld zullen volgen. „Nu weet de rest van Nederland hoe dit werkt”, aldus Huzen bij een foto van de brandstichtingen en een protestbord.

Een protest tegen de komst van een azc in Zwolle op de zijkant van een bushokje. Foto Eric Brinkhorst

Wilders

Meteen deze maandagavond al was er een volgende testcase, in Zwolle. Daar besluit de gemeenteraad over de komst van een azc met „tot vierhonderd plaatsen” in De Tippe, een nog braakliggend terrein tussen het spoor, een rijksweg en een stadswijk in aanbouw. Om tegemoet te komen aan de belangstelling was de vergadering verplaatst naar de grote zaal van het Provinciehuis Overijssel. Maar azc-tegenstanders die van zich wilden laten horen op de publieke tribune moesten al naar binnen voor de komst van PVV-leider Geert Wilders, die, zo liet hij weten, „de inwoners van Zwolle [wilde] steunen”.

Vlak daarvoor hielden voorstanders van het azc een demonstratie („Zwolle, open je harten en je deuren”), door een rijtje agenten met wapenstok gescheiden van de tegenstanders, onder toeziend oog van een drone, maar echt grimmig wilde het niet worden.

[De azc-plannen] maken Nederland onveiliger voor jullie vrouwen en dochters

Geert Wilders
PVV-leider

Daarna verscheen Wilders door een opening in de heg op het plein voor het Provinciehuis, beklom een grijs plastic trapje dat een medewerker had neergezet, en zei door een megafoon dat „heel Nederland een azc” aan het worden was en dat de azc-plannen „Nederland onveiliger maken voor jullie vrouwen en dochters”.

Met het bezoek aan Zwolle lijkt Wilders na Helmond met hetzelfde thema zijn campagne volop te richten tegen de opvang van erkende asielzoekers, de facto dus tegen de spreidingswet. Dat het azc er komt, leek overigens vast te staan, omdat de Zwolse raad in meerderheid voor is, zo bleek uit een rondgang van krant De Stentor. En die avond gaf de raad zoals verwacht groen licht.

Maar in Wilders’ speech van krap twee minuten echode ook ‘Coevorden’ en Jan Huzen na toen hij zei dat „de tijd dat we zo’n besluit accepteren wat mij betreft voorbij is”. Binnen twintig minuten was hij weer vertrokken.

Vanwege onrust in Coevorden, waar veertien minderjarige statushouders zouden worden opgevangen, vaardigde burgemeester Renze Bergsma een noodverordening uit. Foto ANP / HH / NoorderNieuws BV

Brand

Tegenstanders van vluchtelingenopvang in hun buurt hanteren nagenoeg identieke argumenten: Nederland is „vol”, ze zijn bang voor overlast of misdaden door met name jonge, mannelijke vluchtelingen, en ze vinden het oneerlijk om vluchtelingen onderdak te geven terwijl er woningnood heerst. De Tuindorpbewoners in Coevorden zeiden te vermoeden dat er behalve jonge vrouwen ook „getraumatiseerde jongens” zouden komen wonen, hoewel dit wordt ontkend door de gemeente en de organisatie die de voogdij over de vluchtelingen heeft. „Wie garandeert dan de veiligheid van onze meisjes?”, aldus een wijkbewoner tegen de NOS.

Voor de veertien zogeheten alleenstaande minderjarige vluchtelingen (amv’s) waren vijf geschakelde huizen beschikbaar aan een woonerf. In die huizen woonden eerst gehandicapten. „Daar hebben wij nooit last van gehad”, zegt Dientje Bakker (63), die haar huis een grote beurt geeft. Ze noemt het „heel erg voor de kinderen” [de vluchtelingen], dat zij geen onderdak krijgen, maar „ik moet ook eerlijk zeggen dat het voor ons beter is als ze niet komen”. Ook Bakker vreest de komst van jonge mannen in de wijk en haalt de schouders op bij de ontkenning door de gemeente.

Ik dacht zelf: laat ze maar komen

Overbuurman
van beoogde opvang

„Ik dacht zelf: laat ze maar komen”, zegt een overbuurman van de vijf huizen voor de beoogde opvang, een 66-jarige sociaal werker die niet met naam in de krant wil. Maar toen hij donderdag zag dat ruiten werden ingeslagen, dacht hij dat het „voor die mensen misschien wel goed is als ze niet komen, zodat het niet verder uit de hand loopt.”

Die week werden bij een ingang van de wijk auto’s in brand gestoken en brandde een aanhanger gevuld met hout midden op straat uit, waarna de mobiele eenheid in actie kwam. om de rust te herstellen.

Overigens is het aantal amv’s dat in Nederland asiel vraagt het afgelopen jaar met bijna een derde gedaald, blijkt uit het rapport De Staat van Migratie, vrijdag gepubliceerd door het ministerie van Asiel en Migratie. Als zij een verblijfsvergunning krijgen voordat ze achttien jaar zijn, moeten ze doorstromen naar een zogeheten kleinschalige opvanglocatie, omdat ze nog niet zelfstandig kunnen wonen. In praktijk kan dit niet altijd en worden ze ondergebracht in locaties voor volwassenen.

Lees ook

Geen vluchtelingenopvang voor minderjarige meisjes in Coevorden na gewelddadige protesten

Actievoerders hebben borden geplaatst tegen het azc in Tuindorp, een wijk in Coevorden.


Wanneer hulp een misdrijf wordt. In veel Europese landen is het helpen van illegalen al strafbaar

De Deense kinderombudsman had geen idee dat ze iets fout deed. Samen met haar man gaf Lisbeth Zornig Andersen in 2015 zes Syrische vluchtelingen – vier volwassenen en twee kinderen – een lift en koffie en koek. En ze hielpen met treinkaartjes naar Zweden. Het was in de periode dat veel Syrische vluchtelingen naar Zweden liepen, omdat de asielprocedure daar makkelijker was. Wat Andersen en haar partner deden werd als mensensmokkel aangemerkt, al was er geen sprake van een winstoogmerk en hadden ze de groep binnen Denemarken vervoerd. Ze kregen een boete van bijna 3.000 euro.

Dergelijke scenario’s dreigen ook in Nederland, waar een Kamermeerderheid zich vorige week achter de ‘asielnoodmaatregelenwet’ schaarde. Onderdeel daarvan is een door de PVV ingediend amendement om illegaal verblijf én hulp aan illegaal verblijvende vreemdelingen strafbaar te stellen. Demissionair minister David van Weel (Justitie en Asiel, VVD) kon niet toezeggen dat mensen „die een kom soep schenken” uitgezonderd blijven van vervolging.

Maatschappelijke organisaties reageerden ontstemd op dit onderdeel van de asielnoodmaatregelenwet, waar de Eerste Kamer nog wel over moet stemmen. Ze vrezen dat mensen zonder papieren minder snel hulp zullen zoeken en dat hulpverleners een strafblad riskeren. In andere Europese landen en in Brussel speelt deze discussie al veel langer. Hoe wordt daar naar de strafbaarstelling van hulp aan illegalen gekeken?

Demonstratie op het Syntagmaplein in Athene in 2018 tegen de criminalisering van hulp aan vluchtelingen op zee. Foto Orestis Panagiotou/EPA

‘Stop Soros-wet’

Denemarken staat al jaren bekend om zijn restrictieve migratiebeleid, zoals ook uit de boete voor de kinderombudsman blijkt. Na de asielcrisis van 2015 zijn wetten verder aangescherpt. Iedereen die een illegale vreemdeling helpt het land in te komen of het verblijf van iemand zonder papieren doelbewust faciliteert, riskeert een geldboete of een gevangenisstraf, ook als er geen winstoogmerk is.

Alleen in Hongarije zijn alle vormen van humanitaire hulp aan ongedocumenteerden verboden

Het kan nog veel strenger dan in Denemarken. Hongarije is het meest extreme geval. In 2018 voerde premier Viktor Orbán de zogeheten „Stop Soros-wet” in, genoemd naar de miljardair die hij ervan beschuldigde moslimmigranten te steunen. Iedereen die volgens de Hongaarse regering „illegale immigratie bevordert”, van medewerkers van ngo’s die migranten helpen tot iemand die een asielzoeker informeert over de asielprocedure, hangt een jaar gevangenisstraf boven het hoofd.

Alleen in Hongarije zijn alle vormen van humanitaire hulp aan ongedocumenteerden verboden. Dit beleid is in strijd met Europees recht. In 2021 tikte het Europees Hof Orbán op de vingers vanwege het strafbaar stellen van hulp bij asielaanvragen.

Bij Stichting Bildung worden ongedocumenteerde jonge (soms minderjarige) asielzoekers opgevangen. Foto Olivier Middendorp

Brusselse discussie

Toch woedt ook in Brussel een discussie over het strafbaar stellen van hulp aan illegalen. De Europese Commissie wil de zogeheten Faciliteringsrichtlijn aanpassen om mensensmokkel beter te kunnen aanpakken. De richtlijn uit 2002 bood lidstaten de mogelijkheid om humanitaire hulpverlening uit te zonderen van strafbaarstelling, maar weinig landen deden dit. Volgens de commissie-Meijers, een groep deskundigen in onder meer internationaal vreemdelingenrecht, waren er in de periode 2015-2019 in tien landen zestig onderzoeks- en vervolgingszaken. Daarbij ging het om vrijwilligers, mensenrechtenverdedigers, scheepsbemanningen, journalisten, burgemeesters en kerkelijke leiders. De trend van meer vervolgingen heeft zich daarna voortgezet, zo schrijft de commissie-Meijers. „In 2023 werden ten minste 117 personen aangeklaagd, ondanks het duidelijk humanitaire karakter van hun acties, zoals het proberen mensen in nood op zee te redden en hen onderdak te bieden.”

Hulpverleningsorganisaties maken zich zorgen over de nieuwe versie van de richtlijn, omdat niet duidelijk wordt gemaakt dat hulpverlening uit humanitaire overwegingen niet strafbaar is. Vanuit de linkerzijde van het Europees Parlement wordt erop aangedrongen dit in de richtlijn op te nemen, maar de vraag is of de christendemocratische EVP dit aan een meerderheid gaat helpen. Eventuele aanpassing van de Faciliteringsrichtlijn door het Europees Parlement kan door de lidstaten en de Europese Commissie worden teruggedraaid. Zij vrezen dat mensensmokkelaars de uitzondering voor humanitaire hulpverlening kunnen misbruiken en dat die het moeilijk kan maken illegaliteit en mensensmokkel aan te pakken. De grens tussen humanitaire hulp en activiteiten die „financieel of materieel gewin” beogen, is volgens het Nederlandse kabinet niet altijd duidelijk, schreef Van Weel eind vorig jaar.

Organisaties die op basis van humanitaire gronden handelen, zouden niet vervolgd moeten worden, aldus Van Weel. Voorkomen dat vluchtelingen in zee verdrinken, bijvoorbeeld, is van groot belang, stelde hij. Maar: tegelijkertijd wil het kabinet „strafrechtelijke aansprakelijkheid niet expliciet bij wet uitsluiten”. Door deze onduidelijkheid, die ook in de laatste versie van de richtlijn van de Commissie zit, zijn ngo’s bezorgd dat ze toch vervolgd kunnen worden.

In de buurt van Calais heeft een Engelse hulporganisatie in een dubbeldekker een plek gecreëerd waar kinderen van migranten kunnen tekenen en mensen muziek kunnen maken. Vanuit hier proberen migranten over te steken naar het Verenigd Koninkrijk. (2016) Foto Flip Franssen

Rechtszaken

Dat vervolging een realistisch scenario is, hebben ngo’s en hulpverleners in onder meer Polen en Griekenland de afgelopen jaren in toenemende mate ervaren. In Polen is hulp bij illegaal verblijf strafbaar, als er sprake is van persoonlijk gewin of financieel voordeel. Het is ook verboden om hulp te bieden bij het binnenkomen van het land. Op die grond worden steeds meer mensen vervolgd die migranten aan de grens tussen Polen en Wit-Rusland helpen. Afgelopen januari begon een zaak tegen vijf Polen die een Egyptische en Syrische familie binnen Polen vervoerden, op verdenking van het organiseren van een illegale grensoverschrijding.

De Nederlandse correspondent Ingeborg Beugel kreeg in december vorig jaar een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden van de rechtbank in de Griekse havenstad Piraeus, voor het verbergen van een illegale immigrant. Illegaal verblijf faciliteren, bijvoorbeeld door accommodatie te verhuren, is verboden in Griekenland. Beugel was het niet met de uitspraak eens: ze heeft in 2018 de destijds 21-jarige Fridoon, gevlucht uit Afghanistan, onderdak geboden, maar ontkent hem te hebben verborgen voor de autoriteiten. Tineke Strik, Europarlementariër en hoogleraar burgerschap en migratierecht in Nijmegen, noemde de veroordeling van Beugel „criminalisering van het helpen van vluchtelingen” in Griekenland.

Migranten worden met een rubberboot naar het reddingsschip ‘Astral’ van de NGO Open Arms gebracht, ten zuiden van Lampedusa. Foto Juan Medina/Reuters

Dat ondervonden ook tientallen hulpverleners in Griekenland. Een van hen was zwemster Sarah Mardini die zelf als vluchteling uit Syrië kwam en drenkelingen tegemoet zwom. De groep van 24 mensen werd verdacht van mensensmokkel: volgens de Griekse autoriteiten zouden ze vluchtelingen lokken met hun hulp. In de eerste rechtszaak, waarin de hulpverleners terechtstonden voor het afluisteren van radio’s en het niet informeren van de kustwacht, werd de groep vrijgesproken. De zaak over mensensmokkel loopt nog, en kan mogelijk nog jaren duren.

Lees ook

Voor wie migranten helpt of journalistiek bedrijft, wordt Griekenland tamelijk guur

De Nederlandse Griekenland-correspondent Ingeborg Beugel (midden) in 2021 tijdens een protest in Athene. Foto Louisa Gouliamaki/AFP

De meeste Europese landen gaan niet zo ver. In Duitsland is hulp bij illegaal verblijf alleen strafbaar als de handeling bijdraagt aan het mogelijk maken of verlengen van het illegale verblijf, bijvoorbeeld door onderdak te bieden of werk te verschaffen zonder vergunning. Humanitaire hulp, in de vorm van voedsel, kleding of medische zorg, mag altijd.

Italië stelde in 2009 hulp bij illegale binnenkomst of verblijf strafbaar met een geldboete en gevangenisstraf. Er kwam zware kritiek op deze strafbaarstelling, onder meer omdat de langdurige Italiaanse procedures het ingewikkeld maken legaal naar Italië te immigreren. De dreiging van een celstraf werd in 2014 ingetrokken, de geldboetes worden in de praktijk nauwelijks uitgedeeld. Wel pakken de autoriteiten mensensmokkelaars en anderen die helpen om financieel voordeel te behalen sindsdien strenger aan.

De Franse olijfboer Cédric Herrou (links) vangt vluchtelingen op zijn boerderij op voordat ze hun reis voortzetten. Herrou werd vervolgd voor zijn hulp aan illegalen, maar uiteindelijk vrijgesproken. Foto Rebecca Marshall/laif

In Frankrijk is iedereen strafbaar die de illegale binnenkomst, verplaatsing of het illegale verblijf van iemand zonder papieren faciliteert. Er bestaat wel een uitzondering voor humanitaire hulp als juridisch advies en medische zorg – mits er geen sprake is van een „directe of indirecte tegenprestatie”.

Vervolging is toch niet uitgesloten, merkte de Franse olijfboer Cédric Herrou in 2017. Hij kreeg een voorwaardelijke boete van 3.000 euro voor hulp aan migranten om de grens tussen Italië en Frankrijk over te steken en het bieden van huisvesting. Een jaar later maakte het constitutioneel hof dat vonnis ongedaan vanwege het „broederschapsbeginsel”: de vrijheid om anderen te helpen, ongeacht de legaliteit van hun aanwezigheid.

Geen financieel voordeel

België en Spanje hebben de Brusselse wetgeving milder opgevat en maken duidelijker onderscheid tussen mensensmokkel en humanitaire hulp. Naast voedsel- en medische hulp staat de Belgische Verblijfswet het toe ongedocumenteerden onderdak te bieden, tegen kostprijs. Van financieel voordeel mag geen sprake zijn. De Spaanse wet staat toe dat, om humanitaire hulp te verlenen, iemand geholpen mag worden het land binnen te komen. Handelen uit andere overwegingen of voor geld is strafbaar.

Of die verschillen in het beleid rond hulp voor illegaal verblijvende vreemdelingen tussen landen zo groot blijven, hangt af van de Brusselse ontwikkelingen rondom de Faciliteringsrichtlijn. Als de richtlijn hulp aan illegalen duidelijker gaat uitsluiten, zoals een deel van het parlement wil, moeten landen hun eigen wetten daaraan aanpassen. Maar gezien het harde migratiebeleid dat veel Europese landen willen, zal de weerstand daartegen groot zijn.


Russische transportminister enkele uren na ontslag dood aangetroffen

Roman Starovojt, tot maandagochtend de minister van Transport van Rusland, is dood aangetroffen in zijn auto. Dat meldt het Russische staatspersbureau TASS. De eerste bevindingen van een ingesteld onderzoek zouden wijzen op zelfmoord, aldus de officiële lezing van een Russische onderzoekscommissie.

Maandagochtend ontsloeg president Vladimir Poetin de minister per decreet, een ruim jaar na diens aantreden in mei 2024. Een reden voor het ontslag noemde het Kremlin niet. Enkele uren nadat het bericht naar buiten kwam, werd Starovojt volgens de berichten even buiten Moskou dood aangetroffen in zijn auto met een schotwond.

Een anonieme ingewijde zegt tegen persbureau Reuters dat de positie van Starovojt al enige tijd onder druk stond. Starovojt was tot mei 2024 gouverneur van de zuidwestelijke regio Koersk, bij de Oekraïense grens. De ambtstermijn kwam opnieuw in de belangstelling te staan na de verrassingsinval van Oekraïne in de Koersk-regio afgelopen augustus. 

Nadien arresteerde de politie meerdere bewindslieden op verdenking van corruptie, onder wie Alexi Smirnov, de opvolger van Starovojt. Het zou onder meer gaan om verduistering van geld dat bedoeld was voor de verdediging van de regio, aldus The Moscow Times. Het is onduidelijk of Starovojt ook deel uitmaakte van het onderzoek.

Het Kremlin verving Starovojt maandag door Andrei Nikitin, die nu fungeert als waarnemend minister van Transport.


Activisten wilden slachterijen van Nederlandse wereldmarktleider kalfsvlees ‘tot stilstand brengen’

Voor slachterij Esa in Apeldoorn staan maandag aan het eind van de ochtend twee transportwagens met loeiende runderen geparkeerd. Een van de chauffeurs rookt een sigaret naast zijn wagen, hij kan het terrein toch nog niet op. Door de bezetting van Europese dierenrechtenactivisten van 269 Libération Animale, die in de nacht van maandag op zondag begon, en in de loop van de ochtend is opgebroken, heeft het transport flinke vertraging opgelopen.

En dat is niet alleen bij Esa het geval. Ook Ameco – dat zichzelf „een innovatieve rundvleesverwerker” noemt – en Ekro, dat ook al in 2021 werd bezet, kregen te maken met een bezetting. In totaal vielen in één nacht bij zes slachterijen zo’n honderd activisten binnen: drie in Apeldoorn, één in Nieuwerkerk aan den IJssel, en twee in Frankrijk, in Boulazac en Châteaubourg.

In Apeldoorn heeft de politie „rond de veertig mensen” aangehouden op verdenking van vernieling en huisvredebreuk. In Nieuwerkerk aan den IJssel negen. Volgens Franse media werden ook in Frankrijk „meerdere personen” gearresteerd.

De dieren zitten nog langer vast voordat ze worden geslacht dan gebruikelijk

Chauffeur
die moet wachten voor de slachterij

„In de appgroep hadden ze het er al over”, zegt een chauffeur die bij Ameco staat te wachten om slachtafval op te halen. „Die activisten willen kalveren beschermen, maar vandaag is het effect averechts, want de dieren zitten nog langer vast voordat ze worden geslacht dan gebruikelijk.”

Maar het gaat de activisten niet alleen om het effect dat ze vandaag bereiken, blijkt uit de video’s op hun Instagram-pagina. „We want total liberation”, staat op A4-tjes die ze in de slachterijen ophangen. Op de filmpjes is ook te zien hoe de in zwart gestoken activisten rond drie uur in de nacht ESA binnendringen, uitgerust met hoofdlampen en de kettingen waarmee een deel zichzelf later buiten zou vastketenen.

Lees ook

Lesley en Madelaine mogen de trucks vol jonge kalveren geen moment uit het oog verliezen

Directeur Lesley Moffat (links) van Eyes on Animals en medewerker Madelaine Looije  wachten langs de snelweg op de Ierse veewagen, 27 maart 2024.

Stiertje

De activisten scharen zich onder de 269 Life Movement, gebaseerd op ‘kalf 269’, dat in 2012 door anonieme activisten werd gered uit een Israëlisch slachthuis. Het stiertje werd een symbool. De Franse tak, 269 Libération Animale, omschrijft zichzelf als een ‘radicaal en door vrouwen geleid antispeciësistisch collectief’ – verwijzend naar het filosofische idee dat mensen niet superieur zijn aan dieren. Ze richten zich op „de grootste namen in dierenuitbuiting en slacht in Europa”.

De zes slachterijen zijn allemaal onderdeel van de Nederlandse VanDrie Group, de wereldmarktleider op het gebied van kalfsvlees. ‘Het Van Drie-imperium tot stilstand gebracht’ – noemt 269 Libération Animale de actie. Dat imperium is ontstaan in „de vroege jaren ’60 van de vorige eeuw”, staat op de site van VanDrie. Toen „Jan van Drie senior zijn eerste kalf van een melkveehouder” kocht.

Het vermogen van de familie Van Drie wordt in de laatste Quote 500 op 1,7 miljard geschat

Ruim zestig jaar later, blijkt uit het jaarverslag van 2023, gaat het om zo’n 1.4 miljoen kalveren en 140.000 runderen per jaar. Er werken zo’n 2.700 werknemers bij vestigingen in Nederland, maar ook in België, Frankrijk, Italië en Duitsland. Quote schrijft begin dit jaar dat de nettowinst van het „slachthuizenimperium” datzelfde jaar tot een record van 134 miljoen euro is gestegen, op een omzet van 3,2 miljard. Het vermogen van de familie Van Drie wordt in de laatste Quote 500 geschat op 1,7 miljard – „een stijging van 21,4 procent” ten opzichte van het jaar daarvoor.

Dat geld, stelt dierenrechtenorganisatie Dier&Recht, wordt „verdiend over de rug van weerloze kalfjes”. Sinds februari 2024 voert deze organisatie een rechtszaak tegen VanDrie, die ze „de ongekroonde koning van kalverleed” noemt. De zaak heeft als doel „een einde te maken aan de illegale kalvertransporten tussen Ierland en Nederland”.

Dierenactivisten bij de hekken van slachterij Ameco aan de Energieweg. Persbureau De Breij / ANP

Dierenwelzijn

In Ierland worden ruim een miljoen kalfjes per jaar geboren. Maar de stiertjes en twee derde van de vrouwelijke kalfjes gelden als overtollig, en ruimte hebben ze er ook niet voor. Vooral Nederlandse bedrijven hebben interesse in deze dieren, die ze in bulk aanschaffen, bij prijzen van 5 euro per dier. VanDrie is hoofdimporteur van deze Ierse dieren.

Voor specifiek het transport tussen Ierland en Nederland is afgelopen jaren veel aandacht. Volgens de EU-verordening 1/2005 mogen „meer dan veertien dagen oude” kalveren op transport. Ze moeten „na een transporttijd van 9 uur” ten minste een uur rust krijgen, waarin ze „gedrenkt en zo nodig gevoederd” moeten worden. Daarna kunnen ze „opnieuw gedurende 9 uur worden vervoerd”. En dat is te lang volgens andere commissies, zoals expertisecentrum voor dierenwelzijn EURCAW.

Tijdens de overtocht van Ierland naar Nederland krijgen de dieren dertig uur niets. Die hele route is vastgelegd door drie dierenwelzijnsorganisaties: L214 uit Frankrijk, Ethical Farming Ireland en het Nederlandse Eyes on Animals. Hun beelden, waaruit blijkt dat de dieren bij aankomst worden geslagen met stokken en peddels, werden door Zembla uitgezonden.

‘Onrechtmatigheden’

De zaak was vorige maand, zo schrijft Dier&Recht in een persbericht, nog in behandeling bij de rechter. Daarbij gaf VanDrie Group, terwijl het dit „eerder ontkende, [ditmaal ] toe dat het de transporten van Ierland naar Nederland zelf organiseert”. Dier&Recht hoopte op een uitspraak, maar de rechter verwees de zaak door naar „een bestuursrechtelijk handhavingstraject”. Dier&Recht schrijft „te blijven doorvechten voor deze kwetsbare kalfjes”.

VanDrie Group heeft na de bezetting van 269 Libération Animale medewerkers geïnstrueerd niet te reageren op vragen. Wel hebben ze een statement online geplaatst: „Meerdere van onze bedrijven [zijn] bezocht door actievoerders waarbij onrechtmatigheden hebben plaatsgevonden. Deze onrechtmatigheden keuren wij af.” Ze houden zich „vanzelfsprekend aan alle geldende wet- en regelgeving”. Daarbij staan „diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid” centraal.

Lees ook

‘Zie je een robot het vlees net zo netjes afsnijden als ik doe?’

Slachthuis Gilles in Schagen, waar veel met de hand wordt gedaan. „Zo’n machine neemt grote stukken vlees mee. Zonde.”


‘Oorlog Oekraïne in het voordeel van China’, zegt Chinese minister tegen EU-buitenlandchef

De Chinese minister Wang Yi van Buitenlandse Zaken gaf vorige week een zeldzaam inkijkje in de manier waarop Beijing de oorlog in Oekraïne en de mondiale machtsverhoudingen inschat. China heeft geen belang bij een snel einde van de oorlog, zo werd duidelijk bij zijn recente bezoek in Brussel.

Wang was daar om een China-EU-top voor te bereiden die voor eind deze maand gepland is. Hij heeft decennialange diplomatieke ervaring en is – voor de tweede keer in zijn carrière – minister van Buitenlandse Zaken. Tijdens zijn bezoek sprak hij met de voorzitter van de Europese Raad António Costa, met Commissievoorzitter Ursula von der Leyen én met EU-buitenlandchef Kaja Kallas.

Wang zou aan Kallas hebben duidelijk gemaakt dat het in het voordeel van China is dat de oorlog in Oekraïne voortduurt omdat die de Verenigde Staten belemmert zich voluit op Azië te richten, wat nadelig zou zijn voor Beijing. Vanuit Chinees perspectief houdt Poetins Oekraïne-oorlog de VS gebonden aan Europa. De analyse van Wang werd voor het eerst gemeld door de South China Morning Post en later door Brusselse bronnen aan NRC bevestigd. Formeel heeft China van meet af aan uitdrukkelijk gesteld dat het geen partij is in de oorlog in Oekraïne en aangedrongen op beëindiging van de gevechten.

Bevriende landen

Het Westen probeert al sinds de grootschalige Russische invasie via Beijing invloed uit te oefenen op Moskou. Daarnaast volgt het Westen met argusogen in hoeverre China Rusland steunt. China zegt dat het geen wapens levert aan Rusland, maar heeft ook keer op keer de goede banden met Rusland onderstreept. Xi en Poetin etaleren graag hun warme vriendschap met bezoekjes over en weer. De handel met China is voor Rusland van groot belang en ook al levert China geen wapensystemen, het Westen vermoedt wel dat de levering van Chinese onderdelen en machines van belang is voor de Russische oorlogsindustrie.

Het is weliswaar ongewoon voor Beijing om zich onverbloemd uit te laten over strategische overwegingen, maar het is niet vreemd dat China hoopt dat de VS nog een tijdje hun handen vol hebben aan Europa. Het Witte Huis van Donald Trump heeft immers herhaaldelijk laten weten dat China de grote uitdaging is, dat de VS het liefst af willen van de kostbare steun aan Oekraïne en dat Europa voor de eigen conventionele verdediging moet gaan zorgen omdat Amerikaanse militairen en middelen in Azië nodig zijn.

De oorlog in Oekraïne geldt in zekere zin als een testcase voor een Chinese aanval op Taiwan

NAVO-chef Mark Rutte wijst al maanden op de mondiale repercussies van de oorlog in Oekraïne omdat Rusland hulp krijgt van Iran, Noord-Korea én China. Iran en Noord-Korea worden door Moskou voor hun steun betaald, aldus Rutte, met geld en/of technologie. Rusland, zo is de boodschap, maakt de vijanden van de Verenigde Staten sterker.

In een vraaggesprek met The New York Times van afgelopen weekend wees Rutte ook op de hechte band tussen China en Rusland. Rutte schetste een scenario waarin China Taiwan zal aanvallen, en dan eerst Rusland zal vragen om de NAVO binnen te vallen zodat het voor de VS en Europa moeilijker is om Taiwan te hulp te schieten.

Rutte, in zijn kenmerkende losse stijl: „Er is steeds meer het besef, en laten we hier niet naïef over zijn: als Xi Jinping Taiwan zou aanvallen, dan zou hij eerst zijn junior partner, Vladimir Vladimirovitsj Poetin, woonachtig te Moskou, bellen en zeggen: ‘Hey, ik ga dit doen en jij moet ze in Europa bezighouden door NAVO-grondgebied aan te vallen.’”

Om dit scenario te voorkomen, stelt Rutte, moet de NAVO zo sterk zijn dat Rusland het niet in zijn hoofd zal halen het bondgenootschap aan te vallen. Tegelijk moet de NAVO samenwerken met bevriende landen in de Indo-Pacific, zoals Japan, Zuid-Korea en Australië.

De oorlog in Oekraïne geldt in zekere zin als testcase voor een Chinese aanval op Taiwan. De reactie van de wereldgemeenschap op de Russische aanval op Oekraïne geeft China, zo luidt de redenering, een indicatie van wat de reactie op een inname van Taiwan zou zijn, een zelfstandig bestuurd eiland dat Beijing ziet als onvervreemdbaar deel van China.

Wrijvingen

De ontmoeting tussen Wang en Kallas in Brussel duurde vier uur. De voorbereidingen voor de topontmoeting eind deze maand, waar ook het vijftigjarig jubileum van diplomatieke betrekkingen tussen de EU en China gemarkeerd moet worden, lopen niet soepel. Via persbureau Bloomberg lekte vorige week uit dat de ontmoeting op Chinees aandringen wordt teruggeschroefd van twee dagen tot één dag.

Kallas onderstreepte in het gesprek dat de steun die Chinese bedrijven leveren aan Rusland een bedreiging vormt voor de veiligheid in Europa. Ze deed, naar eigen zeggen, een beroep op China om onmiddellijk alle steun aan het militair-industrieel complex in Rusland te staken. In plaats daarvan zou China een onvoorwaardelijk staakt-het-vuren en een vrede conform VN-uitgangspunten (onafhankelijkheid, territoriale integriteit en soevereiniteit) moeten steunen.

Naast fricties over Oekraïne, en de gebruikelijke wrijvingen over handel en mensenrechten, is ook klimaat een splijtzwam. China wil de topontmoeting graag gebruiken om Chinese inspanningen voor het klimaat in een goed daglicht te stellen. Zo wil Beijing dat er een gezamenlijke China-EU-verklaring over klimaat wordt ondertekend. Brussel houdt dat vooralsnog af omdat China meer ambitie moet laten zien als het gaat om het terugdringen van broeikasgas.


Oud-leden evangelische gemeenschap De Deur verenigen zich tegen hun voormalige kerk

Wat op het eerste gezicht een warme, veilige geloofsgemeenschap leek, is volgens getuigenissen van ex-leden allesbehalve dat. Oud-leden van evangeliegemeente De Deur zijn in verzet gekomen tegen de kerk en verenigen zich in de stichting ‘De Deur Uit’. Dat vertellen zij aan De Stentor, die langdurig onderzoek deed naar de evangeliegemeenschap. De kerk ontnam hen langzaam maar zeker hun vrijheid en leverde hen vele trauma’s op, vertellen zij de krant in meerdere interviews.

De Deur is een evangelische kerk die onderdeel uitmaakt van de wereldwijde Christian Fellowship Ministries (CFM). Het CFM vloeide voort uit de hippiebeweging in de Verenigde Staten die zich in de jaren zeventig tot een geloof bekeerden. Het CFM breidde zich wereldwijd uit en in 1979 landde de Evangeliegemeente De Deur in het Nederlandse Zwolle. Inmiddels telt de geloofsgemeenschap ruim zestig kerken in Nederland, verspreid over veertig gemeenten.

Alternatief voor de GGZ

Eddy uit Ede had veel opgegeven voor de De Deur, vertelt hij aan De Stentor. Uitjes naar theater en bioscoop waren verboden. Ook was het verplicht om bij alle kerkdiensten aanwezig te zijn, wat het onmogelijk maakte om een vakantie te boeken. Hij had het ervoor over, want de kerk had hem geholpen tijdens een moeilijke periode. Terwijl hij wachtte op therapeutische hulp, bood De Deur hem een alternatief voor de GGZ.

Een eis die de kerk stelt aan alle leden is een bijdrage van een tiende van het inkomen aan De Deur, vertelt het ex-lid aan De Stentor. Volgens Eddy stopte de bijdrage daar niet bij: er werd verlangd dat je geld zou inleggen voor verschillende activiteiten en conferenties. In totaal zou hij in de achttien jaar dat hij lid was van de kerk wel 100.000 euro hebben gedoneerd.

Met de jaren groeide de „subtiele dwang”, vertelt Eddy. De beperkingen knaagden steeds meer aan hem, en hadden ook invloed op zijn relatie met zijn vrouw, die ook lid was van de kerk. Toen ze eenmaal de keuze maakten uit De Deur te stappen, werden ze door de gemeenschap doodgezwegen.

Een nieuw leven

Dit is volgens sekte-onderzoekers Mirjam van Schaik en Janine Janssen een van de vele obstakels waar sekteleden tegenaan lopen, wat het moeilijk maakt de groep te verlaten. „In het begin is alles positief,” legt Van Schaik uit. „Maar langzaam verlies je het contact met de buitenwereld. De leider krijgt steeds meer controle.”

Sinds 27 juni kunnen slachtoffers van sektes in Nederland terecht bij het nieuwe hulppunt Onder Controle, van expertisecentrum Fier. Volgens van Schaik en Janssen hebben reguliere hulpinstanties niet de middelen om passende hulp te bieden aan uittreders. „Als je uitstapt, heb je soms letterlijk niets meer,” zegt Van Schaik hierover op Radio 1.

„Een dak boven je hoofd, een nieuw sociaal netwerk, dat is allemaal essentieel voor herstel.” Eddy deed precies dat, vertelt hij aan De Stentor. Door te verhuizen naar de Achterhoek creëerde hij afstand tot de gemeenschap, en bouwde hij een nieuw leven op met zijn vrouw.

Lees ook

‘Juist van een kerk verwacht je dat de liefde op één staat’

‘Juist van een kerk verwacht je dat de liefde op één staat’


Sprinten in de klim, klimmen in de sprint: de ‘puncheur’ weet precíes wanneer hij moet gaan

Precies onder het rode vod dat de laatste kilometer van de koers inluidt, begint de Grande Rue in Boulogne-sur-Mer te stijgen. In de verte is de koepel van de negentiende-eeuwse Onze-Lieve-Vrouwebasiliek zichtbaar – dáár moeten de renners heen. De finish ligt er pal naast.

Eerst moet er geklommen worden, van 2 naar 4 naar maximaal 9 procent. Lang duurt het niet, en dat is precies de bedoeling. Organisator ASO van de Tour de France wil dat hier, op deze eerste zondag, gesprint wordt, tegen de heuvel op, een gevecht tussen de beste renners ter wereld.

Een select groepje begint met ruim 40 kilometer per uur aan de slotklim. De Fransman Julian Alaphilippe probeert te demarreren. Als zijn poging mislukt, zet zijn landgenoot Kevin Vauquelin aan. Ook hij komt niet weg.

Het komt aan op de laatste bocht. Mathieu van der Poel draait er als eerste doorheen. Staand op de pedalen sprint hij de laatste 150 meter, terwijl zijn benen vollopen met melkzuur. Hij houdt net genoeg over om Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard te verslaan, na een spectaculaire finale.

Het is een beeld dat we deze week vaker gaan zien. De Tour de France kent dit jaar twee gezichten. Ná de rustdag op 15 juli wachten eindeloze bergetappes, met beklimmingen in de Pyreneeën en de Alpen die meer dan een uur duren tot hoogtes boven de 2.300 meter. Dan zal de strijd om de gele trui worden beslist.

Tot die tijd heeft de Tour meer weg van een kermiskoers. Het is veel draaien en keren op bochtige weggetjes, duwen en dringen richting de voet van steile klimmetjes, en dan demarreren richting de top en weg zien te blijven. De etappe van afgelopen zondag, van deze dinsdag, komende donderdag en vrijdag zijn allemaal zo uitgetekend; als ware het heuvelklassiekers. Gemaakt voor een type renner wiens kwaliteiten zo specifiek zijn dat ze er in het peloton een naam voor hebben: de ‘puncheur’.

Excelleren op klimmetjes

Wat een puncheur is? Het is een Franse term afgeleid van het woord ‘punch’ (‘stomp’), waarvoor in het Nederlands geen fijne vertaling bestaat, tenzij je op kantoor in het Frans om een perforator vraagt. En ook de specialisten hebben geen eenduidig antwoord. „Iedereen in het wielermilieu weet wel min of meer wat je daarmee bedoelt, maar dat is geen gemakkelijke vraag”, zegt de Belg Dylan Teuns, die in 2022 de Waalse Pijl won.

Zelf een tengere, pezige renner, vindt Teuns dat hij in de categorie van puncheurs thuishoort. Zijn Spaanse ploeggenoot Alex Aranburu heeft een vergelijkbaar profiel en denkt er hetzelfde over. Maar renners als Van der Poel en de Deen Mads Pedersen – brede, grote kerels met stevige benen – zeggen het ook van zichzelf. En een vedergewicht als Alaphilippe kwalificeert net zo goed als puncheur, net als Michael Matthews, een Australiër die in 2017 de groene sprinttrui in de Tour won. Allemaal noemen ze ook de Sloveen Pogacar, de beste renner ter wereld, die in Frankrijk rondrijdt om de gele trui te winnen.

De lichte en pezige Dylan Teuns, hier in actie tijdens de Tour, noemt zichzelf een puncheur.

Foto Tim de Waele

Een puncheur, daarover zijn de meeste renners het wel eens, heeft in ieder geval een explosieve versnelling bergop. Hoe lang hij dat vol kan houden, daarover lopen de meningen alweer uiteen. „In ieder geval moet de klim niet meer dan twee kilometer lang zijn”, zegt Teuns.

Oud-wereldkampioen Pedersen – niet in de Tour dit jaar – denkt in minuten. „Als het minder dan twee minuten is, dan is het een klim voor mij.” Het ligt er maar net aan hoe steil de klim is, zegt Aranburu, die vorig jaar in de Spaanse kampioenstrui reed. „Vier procent houd ik wel drie kilometer vol, tien procent wordt een ander verhaal.”

Mads Pedersen is het beste op klimmetjes die korter duren dan twee minuten.

Foto Papon Bernard

Misschien wordt de categorie van puncheurs wel gedefinieerd door de klimmetjes waar ze op excelleren. Want vraag de renners naar een echte puncheursklim en ze komen met dezelfde namen: de Cauberg in de Amstel Gold Race, de Muur van Hoei in de Waalse Pijl, de Mûr-de-Bretagne die komende vrijdag in de zevende etappe van de Tour is opgenomen. Of wat dacht je van de Poggio uit Milaan-Sanremo, zegt Pedersen, waar Van der Poel dit jaar uit het wiel van Pogacar demarreerde. „Dat was echt insane.”

Vast staat: een puncheur moet alles kunnen. Sprinten en klimmen, positioneren en timen, de wedstrijd lezen. „Van de sprinters moet de puncheur het beste klimmen, van de klimmers moet de puncheur het beste sprinten”, zegt Pedersen. Veel geduld hebben, is essentieel, zegt Van der Poel. „Als je te vroeg gaat, kun je jezelf echt doodrijden.”

Óók niet onbelangrijk: na een lange, zware koers moet een puncheur een afmaker zijn, zegt Aranburu. „Het juiste wiel kiezen, de afstand en de inspanning goed inschatten, en dan jezelf lanceren. Alles moet perfect gaan en dan kun je winnen.”

En als dat dan lukt, „als je op het moment dat alles pijn doet toch nog een versnelling kunt plaatsen”, zegt Alaphilippe, „dan is een puncheur zijn geweldig”.

Subcategorieën

Je zou kunnen zeggen dat de puncheur uiteenvalt in twee categorieën. De sprinterpuncheurs (Pedersen, Matthews, Van Aert): snelle types die dankzij hun enorme kracht zichzelf een heuvel over kunnen vuren. En de klimmerpuncheurs (Alaphilippe, Teuns, Aranburu), die door hun uithoudingsvermogen een extra acceleratie in petto hebben als het écht steil wordt.

Volgens Pedersen is er nóg een subcategorie. „Ik keek vroeger altijd graag naar renners als Tom Boonen en Fabian Cancellara. Hoe zou je die noemen? Misschien zijn dat wel klassiekerspecialisten.” Tegenwoordig is er Mathieu van der Poel, die zichzelf ook een puncheur noemt. „Ja, toch wel. Die punch nog hebben na een zware koers, helemaal all-out kunnen gaan, dat ligt me wel.”

Elke puncheur heeft zijn eigen manier van zegevieren, zegt Matthews. „Philippe Gilbert zette bijvoorbeeld altijd op dezelfde plek aan op de Cauberg.” Alejandro Valverde deed op de Muur van Hoei hetzelfde, zegt Teuns. Mannen als hij moeten solo aankomen om te kunnen winnen, Matthews kan het afmaken in een sprint met een kleine groep. Enkelen kunnen het allebei: mannen als Van der Poel, Van Aert, Pedersen. Matthews: „Elke puncheur heeft zijn eigen idee van hoe hij het liefst een koers wint.”

Na een lange, zware koers moet een puncheur een goeie afmaker zijn, vindt Alex Aranburu.

Foto Luc Claessen

Zulke kwaliteiten kun je niet aanleren, zeggen de renners. Je moet ze hebben en dan kun je er op trainen, maar het is een precaire balans, zegt Teuns. „In 2021 had ik heel hard getraind op mijn versnelling, en in de Ronde van Vlaanderen kon ik op de Taaienberg mee met mannen als Van der Poel, Van Aert en Alaphilippe. Maar ik hield de opeenvolging van hellingen niet vol. Ik had teveel de focus gelegd op explosiviteit, en te weinig op inhoud.”

Aanvalslust

De vier etappes die de Tour deze eerste week heeft uitgetekend zijn de definitieve bevestiging dat de puncheur terug is van weggeweest. Begin deze eeuw specialiseerden renners zich en ontstonden er duidelijke scheidslijnen in het peloton; je had sprinters, klimmers, tijdrijders, kasseienspecialisten en klassementsrenners. De alleskunners verdwenen naar de achtergrond.

„Ik wilde altijd een puncheur zijn”, zegt Matthews, „maar toen ik in 2011 op het hoogste niveau prof werd, bestond dat nauwelijks.” Zijn team had andere ideeën over hoe de Australiër de meeste kans had om koersen te winnen. „In het begin van mijn carrière werd ik in de rol van pure sprinter geduwd. Pas later kreeg ik de kans meer op mijn eigen manier te koersen.”

Sinds dit decennium is dat helemaal omgedraaid, onder leiding van renners als Van der Poel. Die gaat sinds zijn debuut in het profpeloton vaak tientallen kilometers voor de finish in de aanval. Sindsdien is een nieuwe generatie puncheurs opgestaan. „Er zijn nu zoveel renners die hier goed in zijn”, zegt Alaphilippe. „Ik hoop er deze Tour bij te zitten.”

Volgens Van der Poel is zijn manier van rijden niet de enige reden dat de puncheur terug is in het peloton. „Als je tegenwoordig kijkt naar het niveau van klassementsrenners als Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard, dat is zo hoog dat het bijna onmogelijk lijkt om bij in de buurt te komen. Ik denk dat bij veel renners de zin verdwenen is om dat te proberen.” Zet een top tien-klassering dan maar af tegen twee etappes winnen, zegt Van der Poel. „Ik zou altijd voor twee ritzeges kiezen.”

Julian Alaphilippe, hier in de Tour van 2023, is van het type ‘klimmer-puncheur’.

Foto Fernand Fourcade

Frustrerend bestaan

Toch kan het een frustrerend bestaan zijn als puncheur. Vlakke etappes zijn voor de sprinters. Bergetappes voor de klimmers en klassementsrenners. Alles wat er tussenin valt, heeft potentie voor de puncheur, maar die weet nooit zeker of de dag voor hem zal zijn. „Je weet nooit wat de plannen van de andere ploegen zijn, dus je moet op alles voorbereid zijn”, zegt Matthews. Tien jaar geleden wist je wanneer renners als Valverde of Gilbert zouden aanzetten, zegt hij. „Maar nu vallen renners overal in de koers aan. Je moet je razendsnel kunnen aanpassen.”

Je kunt het koersverloop ook zelf beïnvloeden, zegt Pedersen. „Ik weet dat ik de pure sprinters niet ga verslaan in een vlakke massasprint, maar als mijn team en ik hen al voor de finish eraf kunnen rijden, dan maak ik wel een kans.”

Met de puncheur terug in de koers gebeurt er in ieder geval altijd wat. „Dit zijn de koersen waarin zowel het publiek als de renners op het puntje van hun stoel zitten, omdat je tot het laatste moment niet weet wat er gaat gebeuren”, zegt Matthews. „Dat is toch de beste show die je kunt krijgen.”

Zes verschillende renners, allemaal een puncheur

1Mathieu van der Poel (30)

Ploeg: Alpecin-Deceuninck
Lengte: 1,84 m
Gewicht: 75 kg
Erelijst: wereldkampioen (2023), Parijs-Roubaix (drie keer), Ronde van Vlaanderen (drie keer), Milaan-Sanremo (twee keer), Tour-etappe (twee keer), Giro-etappe


2Mads Pedersen (29, Denemarken)

Ploeg: Lidl-Trek

Lengte: 1,80 m

Gewicht: 76 kg

Erelijst: wereldkampioen (2019), Gent-Wevelgem (drie keer), Tour-etappe (twee keer), Giro-etappe (vijf keer), Vuelta-etappe (drie keer)


3Julian Alaphilippe (33, Frankrijk)

Ploeg: Tudor Pro Cycling Team

Lengte: 1,73 m

Gewicht: 62 kg

Erelijst: wereldkampioen (2020, 2021), Milaan-Sanremo, Waalse Pijl (drie keer), Tour-etappe (zes keer), winnaar bergtrui Tour de France


4Michael Matthews (34, Australië)

Ploeg: Jayco-AlUla

Lengte: 1,78 m

Gewicht: 72 kg

Erelijst: Tour-etappe (vier keer), winnaar sprinttrui Tour de France, Giro-etappe (drie keer), Vuelta-etappe (drie keer)


5Dylan Teuns (33, België)

Ploeg: Cofidis

Lengte: 1,81 m

Gewicht: 64 kg

Erelijst: Waalse Pijl, Tour-etappe (twee keer), eindklassement Ronde van Polen


6Alex Aranburu (29, Spanje)

Ploeg: Cofidis

Lengte: 1,78 m

Gewicht: 63 kg

Erelijst: Spaans kampioen, etappe Ronde van Baskenland (twee keer)



Japanse autoliefhebbers betalen de prijs voor Trumps tarieven

Nieuwsgierige bezoekers zwermen rond een gouden Hummer die met de deuren opengeslagen midden op het festivalterrein staat. De eigenaar staat uitgedost in gouden sneakers en een gouden trainingspak trots toe te kijken hoe mensen selfies met zijn wagen maken. „Dit is zo kitsch”, schatert een jonge vrouw voordat ze op de cameraknop van haar telefoon drukt.

Het is een drukke, zonnige dag op de enorme parkeerplaats op het kunstmatige eiland Odaiba in Tokio waar de 37ste editie van het Mooneyes Street Car Nationals plaatsvindt. Deze autoshow voor hobbyisten trekt jaarlijks meer dan tienduizend bezoekers uit het hele land. „Ik ben helemaal uit Kobe hiernaartoe gekomen”, vertelt Yoto Yoto. Hij is met zijn gepersonaliseerde Dodge Challenger vijfhonderd kilometer vanuit het westen van Japan komen rijden.

Hij doet het graag om met zijn wagen te kunnen pronken: „Ik heb mijn Dodge helemaal aangepast voor off-road: grove terreinbanden, bijpassende robuuste velgen en een verhoogde ophanging”, zegt hij, wijzend naar alle aanpassingen op de glimmende zwarte bak. Bovenop de auto heeft hij zijn hele kampeeruitrusting geïnstalleerd, compleet met ladder om erbij te kunnen. „Voor een evenement als dit scheur ik speciaal over natte zandwegen om de auto helemaal bij het thema te laten passen”, vervolgt Yoto trots terwijl hij met zijn vingers over de moddersporen glijdt.

Yoto Yoto heeft opzettelijk over natte zandwegen gereden zodat zijn Dodge Challenger moddersporen bevat.

Foto Anoma van der Veere

Amerikaanse auto’s als de Dodge Challenger zijn zeldzaam in Japan. Volgens de Nationale Vereniging van Auto Importeurs zijn er in 2024 in totaal 2,86 miljoen nieuwe auto’s landelijk geregistreerd. Met iets meer dan 227.000 geïmporteerde auto’s waren dus maar acht op de honderd auto’s van buitenlandse merken. En daarvan is het aandeel Amerikaanse merken miniem: met nog geen 17.000 auto’s hebben ze minder dan één procent van de Japanse markt in handen.

Yoto heeft zijn auto gekocht omdat hij verliefd werd op Amerikaanse auto’s na het kijken van de actiefilm John Wick, waar de hoofdpersoon in een Ford Mustang rijdt. „Toen ik online ging zoeken naar vergelijkbare auto’s ontdekte ik de Challenger. Het ontwerp was ruiger en stoerder dan Japanse wagens. Breder, langer en met een uitstraling die je hier niet vaak ziet. Dat trok me over de streep”, vertelt hij. Maar hij erkent dat de smalle wegen en kleine parkeerplaatsen in Japan niet heel handig zijn voor deze wagen. „Ik denk dat veel mensen Amerikaanse auto’s wel gaaf vinden, maar dat ze gewoon niet praktisch zijn.”

Tegelijk zijn Japanse auto’s wel populair in de Verenigde Staten. Volgens de Japanse Vereniging van Autoproducenten (JAMA) zijn er in 2024 meer dan 1,3 miljoen Japanse auto’s verkocht in de VS. Japanse automakers hebben daarmee een stevige grip op de Amerikaanse markt: van elke tien voertuigen die er verkocht werden, was er dus één van Japanse makelij. En dit handelsoverschot is precies de reden voor de ergernis van de VS over Japanse automakers.

De Amerikaanse president Donald Trump kondigde tijdens zijn verkiezingscampagne aan dat hij via importheffingen de grote handelstekorten die de VS heeft met andere landen wil rechttrekken. De beurswaarde van Japanse automerken als Toyota, Honda en Nissan, elk met de VS als belangrijkste buitenlandse afzetmarkt, knalde in elkaar toen de eerste ronde van importheffingen door Washington werd aangekondigd: 25 procent op auto’s met ingang van 3 april, en hetzelfde tarief voor auto-onderdelen met ingang van 3 mei.

Foto Anoma van der Veere

In tegenstelling tot een reeks andere heffingen, waarover Washington een onderhandelingspauze tot 9 juli afkondigde, zijn de autoheffingen al van kracht. En de onderhandelingen tussen de twee landen over het opheffen of verlagen ervan verlopen stroef. „Ik weet niet zeker of we tot een deal komen”, vertelde Trump onlangs tegen verslaggevers. „Ik betwijfel het met Japan, ze zijn erg taai.”

In de tussentijd zijn Amerikaanse kopers in recordaantallen Japanse auto’s aan het aanschaffen omdat Japanse automakers ze maandenlang aanboden met kortingen tot 20 procent. In maart, in aanloop naar de aankondiging van de heffingen, steeg de verkoop van Toyota in de VS met 8 procent ten opzichte van een jaar eerder, terwijl die van Honda met 13 procent toenam. Zelfs het noodlijdende Nissan meldde dat de verkoop in de Verenigde Staten met 10 procent was gegroeid.

Ook hier is echter een einde aan gekomen, en Japanse automakers zijn inmiddels de kosten van de heffingen aan het doorberekenen aan hun Amerikaanse klanten. Zo verhoogde Toyota de prijs van zijn wagens met gemiddeld 270 dollar. De gevolgen zijn direct merkbaar: in juni liep de verkoop met 2 procent terug.

Verliefd op Amerika

Masanoru Osono staat onder zijn camperluifel de bewonderaars van zijn enorme GMC Savana te observeren. De bijna zes meter lange en twee meter brede bus neemt veel ruimte in, maar er past ook genoeg in om een familie van vier personen ruim te accommoderen, vertelt de trotse eigenaar. „We hebben er drie fietsen staan, drie rijen zitplaatsen, tafels en stoelen. Alles heeft een plek.” Hij laat de laadbak zien, waar op de achterste deur een Amerikaanse vlag wappert. „Het is een levensstijl die in Japanse auto’s nauwelijks te realiseren is.”

Osono was als middelbare scholier een jaar op uitwisseling in de VS, en raakte toen in de ban van hiphop-muziek en de straatcultuur. „In plaats van een klassieke oldtimer koos ik bewust voor een auto die beter past bij het alledaagse straatbeeld daar. Deze bus zie je in de VS overal rijden.” Hij ziet mede hierom juist kansen in de importheffingen. „Misschien dat de onderdelen voor mijn bus die uit Amerika komen juist goedkoper worden. Het hangt ervan af wat er met de handelsbalans gaat gebeuren, maar ik zie het voorlopig niet als een slechte ontwikkeling.”

Masanoru Osono (rechts) staat met zijn gezin voor zijn enorme GMC Savana. Aan de achterkant wappert een Amerikaanse vlag.

Foto Anoma van der Veere

Experts zijn echter somberder. „Invoertarieven op auto’s gaan de hele auto-industrie schaden omdat die sterk afhankelijk is van internationale samenwerking en wereldwijde markten”, verklaarde Tiffany Smith, vicepresident van de Amerikaanse Buitenlandse Handelsraad tegenover persbureau Reuters.

Japanse automakers zagen de bui jaren geleden al hangen en hebben flink geïnvesteerd in productiefaciliteiten in de VS: volgens JAMA staken ze daar tot nu toe meer dan 66 miljard dollar in.

In 2024 waren deze fabrieken goed voor 110.000 banen. Vooral hier dreigen nu de grootste klappen te vallen. Experts wijzen erop dat het consumentenvertrouwen flink gaat dalen door de stijgende autoprijzen, en dat de Amerikaanse autoverkoop fors zal terugvallen.

Jonathan Smoke, hoofdeconoom bij marktonderzoeksbureau Cox Automotive, voorspelde tegenover de Britse krant The Guardian dat de nieuwe importheffingen van Trump ertoe kunnen leiden dat autofabrieken in de VS wekelijks zo’n twintigduizend auto’s minder gaan produceren. Dat is een daling van zo’n 30 procent vergeleken met de periode vóór de invoering van de tarieven.

‘Geen enkel voordeel’

De zongebruinde Yoshiaki Kakishita loopt trots rondom zijn babyblauwe auto. „Dit is een Impala uit 1964. Destijds bracht Chevrolet elk jaar een nieuwe versie van dit model uit”, legt hij uit, wijzend naar de lange rij Impala’s uit de jaren 60 die zijn team vandaag naar de autoshow heeft gebracht. Kakishita is de eigenaar van Continental Kings, een bedrijf dat zich specialiseert in het opknappen en repareren van ‘lowriders’, auto’s die tot enkele centimeters van de grond rondrijden.

„De lowridercultuur is ooit uit Amerika naar Japan overgewaaid. Toen waren er maar een paar auto’s zoals deze”, vervolgt Kakishita. Hij was nog jong toen hij voor het eerst met deze Amerikaanse subcultuur in contact kwam, meer dan veertig jaar geleden. „Het was indrukwekkend. Ik herinner me nog goed dat ik voor het eerst zo’n auto zag ‘bouncen’ dankzij de hydraulica; dat was echt een schok. Ik wilde er meteen een. Maar zo’n auto opknappen en onderhouden is dus geen kleinigheid. Alles komt uit Amerika, zowel de auto’s als de onderdelen.”

Amerikaanse autofabrikanten komen vanwege de heffingen ook in de problemen. Ford Motors heeft aangekondigd dit jaar geen omzetprognose in zijn jaarverslagen te zetten, mede omdat het verwacht 2,5 miljard dollar extra kosten te maken vanwege de import van eigen producten uit fabrieken in Mexico en China. Ook General Motors en Stellantis, eigenaar van onder andere automerken Dodge en Jeep, hebben om vergelijkbare redenen besloten geen financiële vooruitzichten te publiceren.

Kakishita merkt inmiddels dat het daardoor moeilijker is geworden onderdelen uit de VS te importeren. „En de wisselkoers maakt het nog ingewikkelder”, verzucht hij. „Toen de yen op 100 yen voor een dollar stond vielen de prijzen nog mee, maar nu zit het rond de 140-150 yen per dollar.” De heffingen hebben de koers verder doen dalen. „Nu betaal ik honderdduizenden yen [duizenden euro’s] extra voor bijna alles wat ik koop. Die heffingen hebben mij nog geen enkel voordeel opgeleverd.”

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="

Foto Anoma van der Veere

” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

Foto Anoma van der Veere

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/japanse-autoliefhebbers-betalen-de-prijs-voor-trumps-tarieven-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/07140901/data134496337-8432fe.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/japanse-autoliefhebbers-betalen-de-prijs-voor-trumps-tarieven-17.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/japanse-autoliefhebbers-betalen-de-prijs-voor-trumps-tarieven-15.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/japanse-autoliefhebbers-betalen-de-prijs-voor-trumps-tarieven-16.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/japanse-autoliefhebbers-betalen-de-prijs-voor-trumps-tarieven-17.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/japanse-autoliefhebbers-betalen-de-prijs-voor-trumps-tarieven-18.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/CWUvQtSimEiG2OORMwSQrnv1i6E=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/07140901/data134496337-8432fe.jpg 1920w”>

Foto’s Anoma van der Veere


Zou het datacenter van de fiscus een voorbeeld moeten zijn voor de hele overheid?

Aan de rand van Apeldoorn ligt een kantoorpark met een grote parkeerplaats achter een stevig hekwerk. De gebouwen zijn door glazen gangen met elkaar verbonden, en kijken uit op grasperkjes met buitenkunst. Onopvallende mannen van middelbare leeftijd gaan via een draaideur naar binnen en buiten. Op iedere paal langs de route naar de ingang zit een verbleekte sticker die waarschuwt om 1,5 meter afstand te houden.

Wat er in de gebouwen gebeurt, is niet hip. Hier zijn geen start-ups met loungeplekken en een kantine vol superfood. Dit kantoorpark is een van de vier overgebleven datacentra van de Nederlandse overheid. Het enige boven NAP, en bovendien aardbevingbestendig. Hier draaien de servers van de Belastingdienst.

De saaie buitenkant van de kantoren is echter schijn. Diep in de gebouwen staan wanden vol schermen waarop vierentwintig uur per dag live dataverkeer in de gaten wordt gehouden om snel te kunnen ingrijpen bij cyberdreigingen of ‘gewone’ technische storingen. Een paar minuten nadat Nederland vorig jaar had aangekondigd F16’s te leveren aan Oekraïne, sprongen hier alle schermen op rood vanwege een golf cyberaanvallen op de Belastingdienst en andere digitale knooppunten. Ook de recente NAVO-top in de Den Haag betekende alle hens aan dek.

Via ondergrondse kabels wordt hier dagelijks 60.000 terabyte aan data verzameld, waaronder overboekingen van 1,1 miljard euro aan belastinggeld. Cruciaal voor het functioneren van Nederland. Even heropstarten als er iets misgaat is er niet bij. Dit systeem moet permanent stabiel zijn en grote transacties kunnen verwerken.

De Belastingdienst beheert hier een belangrijke technologiehub, waar Nederland er meer van zou moeten hebben. Want als de overheid voor de opslag van gevoelige data minder afhankelijk wil worden van buitenlandse aanbieders, zal ze meer zelf moeten doen, met software die op eigen servers draait en met eigen mensen die ervoor zorgen dat het allemaal werkt.

Uit de oertijd

Jan Polkerman heeft bij de Belastingdienst leren programmeren. In Cobol, een programmeertaal die voor ict’ers uit de oertijd lijkt te komen, maar die stabiel is en begrijpelijk. Banken draaien er ook op. Hij omschrijft zichzelf als ‘een kind van de Belastingdienst’ en is daar trots op. „De ict hier is champions league.”

Bij de Belastingdienst draaien negenhonderd verschillende ict-systemen. „In de buitenwereld kun je afscheid nemen van verouderde systemen. Hier mag dat niet, omdat we lange bewaartermijnen hebben”, legt Polkerman uit, die sinds 1 maart algemeen directeur Informatievoorziening is bij de Belastingdienst. En dan heb je bijvoorbeeld net een slimme oplossing bedacht, vervolgt hij, waardoor eindelijk afscheid kan worden genomen van een gedateerd softwarepakket, komt er een Kerst-arrest over box 3 en kan er een streep door. Wéér een contract dat moet blijven.

Werken als ict’er bij de Belastingdienst is daardoor een beetje als je rijbewijs halen in een wereldstad vol chaotisch verkeer. Als je het daar redt, kun je het overal. Het draagt bij aan de volgens Polkerman enorme loyaliteit onder medewerkers.

Naar de cloud

De bedaagde uitstraling van het kantoorpark past wel een beetje bij het overheidsbeleid van de afgelopen vijftien jaar. Daar sprak weinig liefde voor eigen datacenters uit. Ze lenen zich ook slecht voor feestelijke openingen of om politiek mee te scoren.

Vijftien jaar geleden had de overheid nog 64 overheidsdatacenters, nu nog vier

Vijftien jaar geleden had de overheid nog 64 datacenters. Die verdwenen – met uitzondering van de eigen systemen voor politie en defensie – via de operatie ‘Compacte Rijksdienst’. De cloud, het via internet gebruiken van gehuurde servers, was gewoon efficiënter en ‘liet besparingspotentieel zien’, was de analyse van de meeste ict-consultants.

Efficiënter is het zeker. Het werkt makkelijker als je computers kunt delen, wat je in feite doet als je software op andermans computer draait. Je kunt bijvoorbeeld extra programma’s draaien of zware berekeningen uitvoeren, zonder zelf hardware aan te schaffen en te onderhouden. Bovendien stijgt de vraag naar computercapaciteit voortdurend.

Mogelijke chantage

Of het goedkoper is om je software in andermans cloud te laten draaien, daarover verschillen de meningen sterk. De Tweede Kamer heeft bij herhaling gevraagd om inzicht in de kosten, maar overzicht en vergelijkingsmateriaal ontbreken vooralsnog. Wel is in meerdere recente onderzoeken vastgesteld dat de Nederlandse overheid sterk afhankelijk is geworden van met name Microsoft, zowel voor de software-applicaties als voor servercapaciteit (de cloud). Die afhankelijkheid maakt het voor Microsoft gemakkelijk de prijzen geregeld fors te verhogen. De klant kan toch niet weg.

Lees ook

Het bedrijf waar heel Europa naar kijkt om digitaal onafhankelijk te worden, pleit voor een ict-revolutie

Frank Karlitschek, oprichter en mede-eigenaar van Nextcloud: „We hebben een grote functionerende IT-industrie nodig in Europa.”

Inmiddels groeit het ongemak over de afhankelijkheid van vooral Amerikaanse cloudaanbieders. Sinds Donald Trump opnieuw president is voelt dat als onveilig. Zou hij die afhankelijkheid kunnen gebruiken om landen in Europa te chanteren? De Tweede Kamer eist een strategie om de Nederlandse overheid minder afhankelijk te maken van de Amerikaanse cloud.

Inmiddels groeit het ongemak over de afhankelijkheid van vooral Amerikaanse cloudaanbieders. Sinds Donald Trump opnieuw president is voelt dat als onveilig

Inmiddels wordt er gewerkt aan een nieuw nationaal cloudbeleid, dat onder meer duidelijkheid moet scheppen of de Nederlandse overheid moet teruggaan naar (de bouw van) meer eigen datacenters. Dat zou een forse koerswijziging betekenen. Maar zover is het nog niet.

AI- bezwaarschriften

In vergelijking met andere overheidsdiensten valt de afhankelijkheid van Microsoft in het datacentrum in Apeldoorn nog mee. De petabytes aan informatie die bij de Belastingdienst binnenstromen zijn fiscale data en persoonsgegevens. Die mogen niet zomaar in de cloud in de VS worden opgeslagen.

De belangrijkste systemen en data van de Belastingdienst – -Polkerman noemt ze de „kelderprocessen” – draaien on premise, ofwel met applicaties die op eigen servers zijn geïnstalleerd, op een eigen locatie.

Maar niet alles hier is autonoom, zelfstandig en degelijk. Burgers stellen met behulp van artificiële intelligentie (AI) allemaal knappe bezwaarschriften op tegen hun belastingaangiften. De ambtenaren die ze moeten beoordelen, hebben veel moderne tools niet of mogen ze niet gebruiken – bijvoorbeeld omdat ze op Amerikaanse servers draaien. Of omdat de AI-modellen niet voldoen aan de privacyregels van de Europese Unie. Die ambtenaren willen op hun werk kunnen wat ze in hun vrije tijd ook doen, zoals in een cloud gezamenlijk in bestanden werken.

Voor 2025 stond een moderniseringsslag gepland voor de virtuele werkplekken van 58.000 rijksambtenaren, die dit jaar naar de cloud van Microsoft (Azure) zouden verhuizen. De voorbereidingen waren in een vergevorderd stadium, al zou daarmee de afhankelijkheid van Microsoft verder toenemen. De verhuizing is inmiddels gepauzeerd. Bij de Belastingdienst (48.000 werkplekken) speelt hetzelfde.

Onvoldoende besef

Polkerman gaat over de digitale infrastructuur van de Belastingdienst, en is dus goeddeels verantwoordelijk voor de inkoop van hard- en software. Het huidige politieke debat over de digitale afhankelijkheid van de overheid raakt hem dus direct.

Dat is een tamelijk nieuwe ontwikkeling. Lange tijd was ict iets voor ict’ers, een noodzakelijk kwaad dat ten dienste stond van de echt belangrijke zaken. Plots bemoeit iedereen zich ermee. Polkerman heeft daar gemengde gevoelens bij.

Als ict’er, en al helemaal als ict’er van de Belastingdienst, houdt hij data het liefst in eigen beheer. Maar dat is niet voor alle soorten gegevens even hard nodig, vindt hij. De discussie wordt volgens hem nu te gemakkelijk gevoerd. „Door de situatie in Amerika is opeens de héle cloud verdacht.” En, zegt hij, in zijn rol van inkoper: „Wie biedt me iets waardoor ik andermans cloud niet meer nodig heb?” Het is niet gemakkelijk om goede alternatieven te vinden voor Amerikaanse cloudaanbieders, wil hij maar zeggen, en voor de vele applicaties die in die clouds draaien.

Autonome droom

„Wij onderschrijven de autonome droom”, zegt ook Bart de Jongh, chief information officer bij de Belastingdienst. „Maar kun je die over zes jaar al hebben gerealiseerd? En wat doe je in de tussentijd?” Ook hij mist „realiteitsgehalte” in het debat, en het besef „van hoe diep de overheid in de Amerikaanse leveranciers zit”.

Het voorbeeld van de Belastingdienst laat goed zien welke wezenlijke vragen op dit moment moeten worden beantwoord, zegt ict-expert en ondernemer Bert Hubert. „Zijn we een datakolonie van Amerika, waardoor we niet eens belastingaangiftes op vertrouwelijke wijze kunnen verwerken? Of gaan we aan de slag en regelen we eigen server- en softwarecapaciteit in Europa?” Ambtenaren bij de Belastingdienst „liggen ’s nachts wakker van die vragen”, merkte Hubert toen hij er tijdens een personeelsbijeenkomst een lezing gaf.

Hubert is al jaren een van de aanjagers van het debat over digitale soevereiniteit voor Nederland. Pas sinds Donald Trump weer president is, is de afhankelijkheid van Amerikaanse cloudaanbieders ter discussie komen te staan.

Minder afhankelijk zijn betekent ook dat er een maatschappelijk debat nodig is over de bouw van meer datacenters, een impopulaire boodschap. Over het nut ervan is weinig discussie, maar niemand wil een datacenter in zijn achtertuin.

Vooral grootschalige commerciële datacenters roepen weerstand op, onder meer vanwege hun water- en stroomgebruik. Daardoor heeft bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam een moratorium afgekondigd: de komende tien jaar mogen er geen datacenters bijgebouwd worden.

Hier botsen twee politieke werkelijkheden. Want Amsterdamse wethouders en raadsleden hebben het ook vaak over de ambitie om digitaal onafhankelijk te worden. „Alsof je een onafhankelijke technologiehoofdstad kunt zijn zonder te investeren in digitale infrastructuur”, schrijft de voorzitter van de Dutch Datacenter Association, Stijn Grove in de nieuwsbrief Grip op Technologie. „Op die manier zijn digitale dromen bedrog.”

Tijd kopen

De datacenters van de overheid stromen nog niet over, maar over een paar jaar wel: de vraag naar rekenkracht stijgt voortdurend, onder meer door het gebruik van AI. De bouw van een datacenter kost een paar jaar tijd en vereist politieke keuzes en prioriteiten. Voor de digitale infrastructuur van het ministerie van Defensie zijn die al opgesteld: dat heeft een groot eigen ondergronds datacenter, waarheen dikke stroomkabels lopen.

„Je moet nu tijd kopen”, zegt Ludo Baauw, die met zijn bedrijf Intermax Europese computercapaciteit verhuurt. „Tot je meer gebouwd hebt, koop je in. Je moet sprokkelen. Dat kan, met de juiste technologie en creativiteit.”

Volgens Baauw is het ruimtevraagstuk goed op te lossen. „Begin op de Maasvlakte. Zet er een kerncentrale neer en een paar datacenters. En een paar windmolens op zee. Daar hebben mensen geen last van. In ieder geval niet meer dan van een distributiecentrum van Coolblue.”

Met de kennis van nu had ik andere ontwerpkeuzes gemaakt en in uitbreiding geïnvesteerd

Jan Polkerman
directeur digitale infrastructuur bij de Belastingdienst

Ook Hubert vindt de ophef die vaak ontstaat over datacenters overtrokken. „Het zijn geen varkensslachterijen.” Bovendien is uitbesteden elders in Europa ook een oplossing. „De glasvezelverbindingen zijn nu zo goed dat een van onze datacenters ook prima in Spanje zou kunnen staan. Daar is de stroom nog goedkoper ook.”

Bart de Jongh (links), chief information officer, en Jan Polkerman, directeur digitale infrastructuur, in het datacenter van de Belastingdienst in Apeldoorn. Foto Dieuwertje Bravenboer

Geen extra stroom

Het stroomverbruik van datacenters is een teer punt. Een paar jaar geleden was het nog mogelijk om het datacenter van de overheid in Apeldoorn substantieel uit te breiden, vertellen De Jongh en Polkerman. Toch is besloten dit niet te doen. „Met de kennis van nu had ik andere ontwerpkeuzes gemaakt en juist in uitbreiding geïnvesteerd”, zegt Polkerman. Nu kan het niet meer: hij heeft net een brief van de netbeheerder gehad dat hij tot 2036 niet op extra stroom hoeft te rekenen. „Maar zodra ze met extra geld komen en de netbeheerder heeft stroom, ben ik er bij.”


Gretig blies Trump de samenzweringstheorie rond Jeffrey Epstein aan, nu concludeert zijn regering: er was geen pedofielencomplot

De veroordeelde zedendelinquent, multimiljonair en jetset-figuur Jeffrey Epstein pleegde in 2019 daadwerkelijk zelfmoord in zijn cel in New York. Ook hield hij geen lijst bij van prominente politici, Hollywoodsterren en zakenlieden voor wie hij seksfeestjes met minderjarige meisjes zou hebben georganiseerd teneinde hen vervolgens te chanteren. Behalve zijn metgezel Gishlaine Maxwell, die al een celstraf van 20 jaar uitzit wegens het ronselen van zijn ‘masseuses’, wordt daarom verder niemand vervolgd voor Epsteins stelselmatige misbruik van minderjarigen.

Dit hebben het Amerikaanse ministerie van Justitie en de federale recherche FBI zondag laten weten. De regering-Trump probeert daarmee definitief de wijdverspreide complottheorie te ontkrachten, dat Epstein zes jaar geleden vermoord werd in zijn cel, omdat hij op het punt zou hebben gestaan zijn zogenoemde ‘klantenlijst’ bekend te maken.

Geloofsartikel

In radicaal-rechtse kringen in de VS en binnen Trumps eigen Make Amerika Great Again-beweging is het al jaren een geloofsartikel dat Democraten zich op grote schaal schuldig maken aan pedofilie. Trump blies de samenzweringstheorieën rond Epstein daarom zelf actief aan tijdens de afgelopen verkiezingscampagne, door te beloven diens ‘klantenlijst’ als president bekend te maken. Na zijn aantreden benoemde hij twee MAGA-influencers, die zelf lang de theorie deelden op sociale media, als directeur en onderdirecteur van de FBI. Ook de door hem voorgedragen minister Pam Bondi van Justitie zei de kwestie tot op de bodem uit te willen zoeken.

Dit aanvullende onderzoek blijkt, naar eigen zeggen, niets te hebben opgeleverd. Ook complotgelovigen Kash Patel en Dan Bognino moeten in hun nieuwe rol als FBI-leidinggevenden concluderen dat Epstein door suïcide stierf en geen andere medeplichtigen had dan Maxwell.

Eerder dit jaar waren MAGA-influencers ook al teleurgesteld na het vrijgegeven van dossierstukken over Epstein

Bondi, die eerder dit jaar nog stelde dat ze de klantenlijst op haar bureau had liggen, onderschrijft die bevinding. Haar departement gaf ook de beelden vrij van een bewakingscamera gericht op Epsteins celdeur. Deze bijna elf uur lange video moet aantonen dat niemand Epsteins zelfmoord in scène heeft kunnen zetten.

Still uit de bewakingsvideo die justitie zondag vrijgaf. U.S. Departement of Justice

De conclusies van de regering stuitten zondagavond op scepsis bij sommige MAGA-influencers die nog wel in de theorie handelen. Eerder dit jaar waren zij ook al teleurgesteld nadat vijftien van hen op het Witte Huis van Bondi persoonlijk een multomap met dossierstukken over Epstein kregen overhandigd, waar niks nieuws in stond of veel informatie zwart gelakt was.

Lees ook

Omringd door MAGA-influencers zet Trump argwaan in als aanvalswapen

De conservatieve politiek commentator Rogan O'Handley, ook bekend als DC Draino, en socialemediacontentmaker Chaya Raichik houden mappen omhoog met een omslag met de titel ‘The Epstein Files: Phase 1’, in het Witte Huis, donderdag 27 februari.

De affaire-Epstein zal zo voorlopig voer blijven voor online speculaties, overigens niet alleen van rechts Amerika. Zo opperde techmiljardair Elon Musk vorige maand tijdens zijn hoogoplopende ruzie met Trump, nog dat de president – die als zakenman jarenlang bevriend was met Epstein – zélf in diens dossier zou figureren. Democraten grepen Musks betreffende bericht op X, dat hij na enkele dagen verwijderde, vervolgens aan om bij Bondi opheldering te vragen over de banden tussen Epstein en Trump.